Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad op 6 maart 2017

woensdag 22 februari 2017

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met staatssecretaris van Dam van Economische Zaken

Onderwerp:   Landbouw- en Visserijraad op 6 maart 2017

Kamerstuk:    21 501 - 32   

Datum:           22 februari 2017

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Marie 28 loopt af en toe kreupel. Kan wel weg. Lies 32 geeft niet zo veel melk. Ook maar weg. Marie 47 is een beetje aan de kleine kant. Ook maar weg. Maar dan? Welke van alle gezonde jonge koeien die met veel liefde worden verzorgd, moeten er dan nog meer weg? Het is een onmenselijke opgave om daar een keuze in te moeten maken. Dit verhaal van een boerin maakt pijnlijk duidelijk voor welke opgave de melkveehouderij staat. Milieu en dierenwelzijn lijken hier op gespannen voet te staan. Melkveehouders moeten vaak nog jonge en gezonde koeien naar de slacht brengen. Dit is ethisch nauwelijks uit te leggen en ontzettend verdrietig voor al deze gezinsbedrijven. Om het probleem niet nog groter te maken dan het al is, is het belangrijk dat Nederland de derogatie behoudt.

Voor de langere termijn wil de ChristenUnie een heel andere omgang met de Nitraatrichtlijn. Meet de daadwerkelijke milieu-impact en uitspoeling in het grondwater en stuur niet op het aantal stuks melkvee. Om onder het fosfaatplafond te komen, kunnen we nu echter niet anders. De ChristenUnie is en blijft zeer kritisch over de gang van zaken in het afgelopen jaar. Er is te laat overlegd met de Europese Commissie, waardoor boeren lang in grote onzekerheid zaten. En eigenlijk is die onzekerheid er nog steeds. De druk op de sector is enorm en de onduidelijkheid is nog steeds groot. Is de RVO wel in staat om deze operatie uit te voeren? In het najaar van 2016 trok de ChristenUnie al aan de bel. Hoe is het mogelijk dat boeren bij zowel RVO als LTO nog steeds geen duidelijkheid krijgen over hun situatie, terwijl het plan per 1 maart ingaat? Gaat de Staatssecretaris de capaciteit bij RVO uitbreiden? Volgens mij is dat echt een knelgeval.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Wat hoopt de ChristenUnie nou te bereiken door wel in detail het drama dat zich nu afspeelt in de melkveehouderij te beschrijven, maar alleen maar te zeggen voor welke opgave de melkveehouderij staat? Dit is toch de opgave waar de ChristenUnie de melkveehouderij in heeft geduwd? Waar is de zelfreflectie?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Dat laatste ben ik absoluut niet met mevrouw Ouwehand eens. Ik verwijs naar alle debatten die wij hierover gevoerd hebben. Mevrouw Ouwehand vraagt, in mijn eigen woorden, waarom ik het verhaal van die boerin in dit debat heb ingebracht. Dat heb ik gedaan omdat ik het heel belangrijk vind dat we duidelijk maken waar het nu om gaat. In de media wordt vaak over boeren gesproken op een manier die hun geen recht doet. Er wordt over koeien gesproken op een manier die geen recht doet aan de intrinsieke waarde van dieren. Dat zal mevrouw Ouwehand, als lid van de Partij voor de Dieren, met mij eens zijn. Ik vind het belangrijk om die kant van het verhaal wel te belichten. We kijken hier niet alleen op een instrumentele manier naar, maar we kijken echt naar het leed dat hier speelt. De ChristenUnie heeft dat niet veroorzaakt. Absoluut niet! Er zijn andere redenen voor aan te wijzen. Maar dit is nu wel aan de hand en ik vind het belangrijk om een stem te zijn voor die mensen in dit politieke debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben het er zeer mee eens dat we moeten benoemen wat er gebeurt, ook als dat pijnlijk is, maar ik ben het er niet mee eens dat de eigen rol van politieke partijen daarin niet eerlijk benoemd wordt. Boeren hebben het hartstikke druk. Zij kunnen dit soort politieke debatten niet volgen, maar worden gewoon geconfronteerd met de uitkomsten van wat hier gebeurd is. Het is wel zo fair om niet te doen alsof dit probleem uit de lucht komt vallen, maar er netjes bij te vertellen dat je zelf om die groei van de melkveestapel hebt gevraagd, terwijl dat voorzichtig uitgedrukt toch heel risicovol was. Het was gokken met de fosfaatverplichtingen ...

De voorzitter: En uw vraag is?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mijn vraag is of we hier het fatsoen kunnen opbrengen om eerlijk te zijn over ons eigen aandeel daarin. Ik vind het tegenover de boeren echt niet fair als je dat niet doet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik heb eerder in politieke debatten al aangegeven dat hier meerdere oorzaken aan ten grondslag lagen. Er was geen back-up na het afschaffen van het melkquotum. De sector is verdeeld. De politiek is verdeeld. De twee coalitiepartijen zijn het structureel oneens over dit debat. LTO heeft te laat aan de bel getrokken. Dat is allemaal al eerder gewisseld in politieke debatten. De ChristenUnie probeert waar zij het kan, de boeren in ons land te steunen. In het pleidooi van de Partij voor de Dieren hoor ik dat zij een bepaald segment van de boeren steunt, maar niet naar alle andere boeren omkijkt, terwijl dat wel de boeren zijn die nu hun koeien weg moeten doen. Dat gaat mij aan het hart. Ook voor die boeren sta ik pal, in dit debat en op alle andere momenten.

De stoppersregeling is viermaal overtekend. Er wordt nu geloot welke boeren hiervoor wel en niet in aanmerking komen. Het meest ingrijpende besluit dat je als boer kunt nemen, is stoppen met je bedrijf, maar vervolgens word je overgeleverd aan wekenlange onzekerheid en een loterij. Dit mag niet gebeuren! Kan de Staatssecretaris de tweede tranche naar voren halen en desnoods extra financiële ruimte vrijmaken? Graag een reactie.

De ChristenUnie maakt zich grote zorgen over de uitvoering van het fosfaatreductieplan. Ik heb de afgelopen weken veel e-mails en telefoontjes gehad van bezorgde melkveehouders. Ik noem twee voorbeelden.

Het eerste voorbeeld is een startend grondgebonden bedrijf met weidegang dat in 2015 veel jongvee en pinken in bezit had en dus in GVE’s (grootvee-eenheden) fors is gegroeid. Daar valt de klap heel hard. Onder de nieuwe wetgeving is dit mogelijk een knelgeval, maar is het dat ook in het fosfaatreductieplan? Vrijdag heeft het bedrijf van de RVO nog te horen gekregen dat de fosfaatreferentie nog steeds niet bekend is. Waarschijnlijk gebeurt dat pas in de loop van april. Dat is toch veel te laat? Dit gezinsbedrijf gaat onder de huidige regels kopje-onder. Hoe wordt omgegaan met bedrijven die relatief veel jongvee hadden op de peildatum?

Het tweede voorbeeld noemden anderen ook al: een grondgebonden extensief bedrijf dat nu de dupe wordt, omdat gerekend wordt met gemiddelde fosfaatexcretie, is ineens niet meer grondgebonden, maar zou wel fosfaatrechten krijgen voor alle koeien. Dit is niet in lijn met het aangenomen amendement. Ik ga ervan uit dat de Staatssecretaris dit oplost.

Ik heb ook begrepen dat grondgebonden bedrijven vanaf 2018 in de praktijk toch worden afgeroomd bij bedrijfsoverdracht. Bij overdracht wordt gekeken naar de grondgebondenheid in 2015 en niet naar de huidige situatie. Grondgegevens worden niet overgenomen door de RVO. Onder meer jonge boeren zijn de dupe. Gaat de Staatssecretaris dit herstellen door de grond van bedrijven mee te nemen naar de nieuwe rechtspersoon?

Bij de uitvoering van het mede door de ChristenUnie ingediende amendement over de knelgevallencommissie, blijkt dat deze commissie pas volgend jaar van start gaat, terwijl die nu nodig is. We laten in 2017 toch geen bedrijven omvallen die komend jaar weer ontzien zouden worden, bijvoorbeeld omdat ze een grondgebonden of een startend bedrijf zijn? In het sectorplan voor 2017 zien we slechts beperkt hoe wordt omgegaan met knelgevallen, terwijl er wel gekort gaat worden. Alle reductiemaatregelen kunnen bij elkaar oplopen tot 8,2 miljoen kilo minder fosfaat. De reductieopgave is 6,6 miljoen kilo. Daar zit dus een marge. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat er zowel in 2017 als in 2018 niet meer zal worden gekort dan nodig is in de melkveelstapel? Vorige week is een motie aangenomen om de POR-regeling (Regeling ontheffing productierechten Meststoffenwet) voor de varkenshouderij niet in te trekken. Waarom moet de varkenshouderij extra bijdragen en wordt de POR-regeling afgeschaft, terwijl er juist een goede afspraak met de sector ligt over het voerspoor?

De Brancheorganisatie Akkerbouw heeft haar zorgen gedeeld over de gegevensverstrekking door de RVO bij de uitvoering van het verbindend verklaarde programma Onderzoek en Innovatie. Op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt deze informatie nu niet verstrekt. Gaat de Staatssecretaris dat regelen?

Wat gaat de Staatssecretaris doen voor boeren die door de vogelgriep worden getroffen en hun eieren niet als vrije-uitloopeieren kunnen verkopen? Hoe voorkomt hij dat supermarkten hier een slaatje uit slaan, zoals vandaag in het nieuws was? Kan hij de ACM in positie brengen? Tot slot wil ik kort ingaan op de toekomst van het GLB. We moeten toe naar een Europees landbouw- en voedselbeleid. Essentiële onderdelen daarbij zijn, wat de ChristenUnie betreft:

versterking van de interne markt en regionalisering van de voedselproductie binnen Europa;

gerichtheid op verdere ontwikkeling, innovatie en voedselzekerheid met oog voor de bijdrage die de landbouw kan leveren aan het tegengaan van klimaatverandering;

 klimaatslimme landbouw met adequate vergoeding voor natuur- en landschapsbeheer en weidevogelbeheer.

Wij vinden het ook belangrijk dat geld op het boerenerf komt en dat er bijzondere aandacht is voor de toekomst van de agrarische sector, namelijk voor de jonge boeren en tuinders. Ik sluit af met de woorden dat in het huidige stelsel de JOLA-regeling (Jonge Landbouwers-regeling) nog niet effectief genoeg is en dat daarop actie moet worden ondernomen.

Mevrouw Lodders (VVD): Mevrouw Dik-Faber nodigt mij op een aantal punten uit, maar ik ga door op het laatste punt. Mevrouw Dik-Faber geeft nadrukkelijk aan hoe het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid eruit zou moeten zien. Die inhoudelijke discussie zullen wij op een later moment voeren om tijd te besparen, want daar zijn we nog wel een paar uur mee bezig. Toch vraag ik mij wel af waar mevrouw Dik-Faber de afgelopen periode is geweest.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): In de Tweede Kamer.

Mevrouw Lodders (VVD): We hebben hier heel vaak met elkaar gesproken over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. We hebben discussies gehad over zaken als de invulling van vergroeningsmaatregelen. Bij allerlei specifieke voorbeelden koos de ChristenUnie-fractie iedere keer net een andere koers dan zij op dit moment belijdt. Daarom vraag ik: waar was mevrouw Dik-Faber? Als we het zo belangrijk vinden om jonge boeren mogelijkheden te geven, als we ruimte willen geven aan de ondernemers, als we een innovatief landbouwbeleid willen en als we daadwerkelijk naar oplossingen toe willen, zou mevrouw Dik-Faber toch even kritisch naar de afgelopen periode moeten kijken. Ik zal haar de komende periode in ieder geval aan deze inzet houden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Het is goed dat we later nog met elkaar spreken over de toekomst van het GLB, want een debat zoals vandaag is veel te kort. Ik vind het heel belangrijk dat we onze boeren binnen Europa goed in positie brengen. Ik weet heel goed waaraan mevrouw Lodders refereert: de herziening van het GLB en alle maatregelen rondom vergroening. De VVD en de ChristenUnie hebben daarover goed gediscussieerd. Het standpunt van de VVD was dat er niks zou hoeven te veranderen binnen de Nederlandse landbouw. De ChristenUnie wilde het GLB zo implementeren dat de boeren ermee uit de voeten konden. Daarin zit een klein nuanceverschil. Dat heeft ertoe geleid dat ik de motie van de VVD op dit punt niet kon steunen en dat ik uiteindelijk zelf een motie heb ingediend. Ik heb later gehoord dat onze Nederlandse boeren daar prima mee uit de voeten konden omdat er genoeg keuzemogelijkheden in zaten om invulling te geven aan de vergroening. Dat is de opgave waar wij voor staan. Als er vanuit het Europese landbouwbeleid een opgave voor vergroening ligt, kies dan voor een manier waarop de Nederlandse boeren er ook goed mee uit de voeten kunnen. Een motie met die strekking heb ik ingediend. Die motie had overigens uiteindelijk ook de steun van mevrouw Lodders. Ik denk dat dit een goede stap is geweest. Voor sommigen ging dit niet ver genoeg; ik verwijs naar de coalitiepartner van de VVD. Maar ik denk dat wij hierin een goed evenwicht hebben gevonden. Het spijt me zeer als dat niet het evenwicht is van mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD): Het was niet alleen dit voorbeeld; er waren meer voorbeelden. Maar dat debat zullen wij later voeren.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

« Terug