Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over het fosfaatreductieplan

donderdag 18 mei 2017

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber aan een plenair debat met staatssecretaris van Dam van Economische Zaken

Onderwerp:   Debat over het fosfaatreductieplan

Kamerstuk:    33 037          

Datum:           18 mei 2017

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Er is sprake van teleurstelling, boosheid, onmacht en onzekerheid bij melkveehouders in Nederland. Veel boeren begrijpen dat iedereen moet bijdragen. Behoud van de derogatie is namelijk belangrijk, bijvoorbeeld voor onze gezinsbedrijven, onze Nederlandse economie, maar ook voor het behoud van waardevol landschap en grasland.

Als de voorwaarden echter wekelijks veranderen, de uitvoering chaotisch is en goedwillende boeren met boetes en nog hardere klappen voor hun gezinsbedrijf worden geconfronteerd, lijkt het incasseringsvermogen van de sector een kritieke grens bereikt te hebben. De grote vraag is: wie heeft de regie? De staatssecretaris zei vorige week in het algemeen overleg een paar keer dat het fosfaatreductieplan een initiatief is van de sector zelf om de overschrijding van het fosfaatplafond op te heffen. Hij zei dat hij dit alleen met financiële en juridische middelen ondersteunt. Sinds 2015 weten we dat een sterk plan en een stevige regie nodig zijn om de melkveehouderij in Nederland overeind te houden. Dan hoort een bewindspersoon toch geen figurant te zijn?

Daar komt nog bij dat de staatssecretaris in Brussel moet knokken om de derogatie binnen te slepen voor de Nederlandse boeren. Doet hij dat? Welke routekaart heeft hij voor ogen? Welke stappen gaat hij zetten? De kern van het verhaal is dat melkveehouders pijn moeten lijden, met als doel het behoud van de derogatie. Op dat punt is er echter nog nul zekerheid. Ik lees in de kabinetsbrief dat de Europese Commissie eind maart geen presentatie van Nederland wilde agenderen over de milieuresultaten die moeten leiden tot de nieuwe derogatie. De staatssecretaris hoopt dat de Commissie en andere lidstaten vertrouwen hebben in de Nederlandse maatregelen maar het geeft alles bij elkaar weinig vertrouwen in een goede afloop en zeker geen zekerheid.

Tot nu toe is de staatssecretaris steeds met lege handen teruggekeerd. Waarom heeft hij eind maart in het Nitraatcomité niet al voor zichtbaar resultaat kunnen zorgen, juist nu de fosfaatproductie aantoonbaar omlaaggaat? Wanneer verwacht hij wel met resultaat uit Brussel terug te komen?

Intussen is de staatssecretaris teruggefloten door de rechter en gaat hij nu in hoger beroep tegen de uitspraak. Maar kan hij zich niet beter verdiepen in de achtergrond van de uitspraak, namelijk dat veel bedrijven onevenredig hard geraakt worden? De uitspraak sluit namelijk aan bij onze oproep om knelgevallen te ontzien, zoals ook is vastgelegd in het amendement van de heer Geurts, dat door mij is meeondertekend. Wat de ChristenUnie betreft komt er op korte termijn een echte knelgevallencommissie die zich over individuele zaken zal buigen, in lijn met het amendement en enkele aangenomen moties. Geen commissie die slechts beslist over de wetgeving van volgend jaar, want als knelgevallen niet ook ontzien worden in het reductieplan van dit jaar, bestaan deze knelgevallen volgend jaar niet meer. Is de staatssecretaris bereid om knelgevallen in 2017 niet te scheiden van knelgevallen in 2018?

Om vleesveebedrijven te ontzien, is de regeling in korte tijd twee keer aangepast. De ChristenUnie is blij dat de vleessector erbuiten valt en dat er ook rekening wordt gehouden met de zeldzame runderrassen, maar wat is diens positie in de wet die volgend jaar ingaat? Waarom laat de staatssecretaris het jongveegetal waar nu zo veel commotie over is, niet alleen gelden voor bedrijven die daadwerkelijk jongvee naar Nederlandse bedrijven hebben uitgeplaatst? Vorige week heb ik ook al gevraagd — ik heb er nog geen antwoord op gekregen — wat de staatssecretaris vindt van de oplossing van het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt om met verschillende diercodes te werken voor jongvee voor de melkveehouderij en voor de vleesproductie. Ook dat zou kunnen helpen.

We hebben het nu steeds over woorden als stoppen, afromen en knelgevallen. De ChristenUnie wil de sector de ruimte geven om de stap naar de toekomst te zetten. We vragen van de sector, in meer eensgezindheid dan deze tot nu toe heeft laten zien, te komen met een toekomstplan waarin de melkveehouderij zich grondgebonden en in regionale kringlopen ontwikkelt en zich ook rekenschap geeft van maatschappelijke opgaven, zoals klimaatverandering en biodiversiteit. We vragen van de overheid om dan een bondgenoot te zijn voor de sector. Niet meer een stapeling van wet- en regelgeving en sturen op maatregelen maar de doelen voor ogen houden. De ChristenUnie wil dat er een toekomst is voor onze jonge boeren.

De heer Grashoff (GroenLinks):
De oproep van mevrouw Dik-Faber die zij tot slot doet, is mij uit het hart gegrepen. Is zij het er echter mee eens dat je een dergelijke toekomstvisie op die sector helemaal niet aan de sector kunt overlaten, gezien alle ervaringen van de afgelopen jaren?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat de heer Grashoff hier echt een punt heeft. Als ik zie wat er de afgelopen jaren gebeurd is, dan is de sector eigenlijk aan zijn lot overgelaten. Ik noem LTO met een verdeelde achterban, ook intern verdeeld. Ook heb ik het dan over grote zuivelcoöperaties waar boeren niet meer echte inspraak hebben en banken die bepaalde belangen hebben. In de Tweede Kamer is er een verdeelde coalitie; VVD en Partij van de Arbeid staan op het thema landbouw ver uit elkaar. De sector is dus echt de dupe geworden van interne verdeeldheid en verdeeldheid in andere organisaties, niet in de laatste plaats de Tweede Kamer. Ik zou heel erg graag willen dat de sector meer eensgezindheid laat zien en dat deze zelf met een plan komt. Ik ben er namelijk van overtuigd dat daar ook de kracht van de sector zit, dat wij niet over de sector moeten praten maar dat deze zelf intern het gesprek moet aangaan, kijkend wat er de afgelopen jaren gebeurd is, en dat de sector zelf moet voorkomen dat weer de situatie ontstaat dat er over hem beslist wordt. Zelf de regie pakken dus!

De heer Grashoff (GroenLinks):
Opnieuw mooie woorden, waar ik het voor een deel mee eens ben, maar is het toch niet een tikje naïef van mevrouw Dik-Faber? Die sector is ongelofelijk verdeeld en mevrouw Dik-Faber en ik gaan dat hier niet oplossen. We kunnen er een motie over indienen die massief gesteund zou worden en waarin staat dat de sector eensgezinder zou moeten zijn, maar daarmee wordt die het nog niet. Dus is hier niet de kwestie dat gewoon de conclusie getrokken zou moeten worden dat de overheid een veel scherpere en duidelijkere visie zou moeten hebben op de toekomst van de landbouw, grondgebonden met regionale kringlopen, wat mij de juiste uitgangspunten lijken?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat juist na wat er de afgelopen jaren is gebeurd, de situatie in de sector echt veranderd is en dat de sector zich rekenschap geeft van de situatie waarvoor men nu geplaatst is. De boeren weten aan de keukentafel: als er niks verandert, dan is dit gewoon het einde van mijn bedrijf. Boeren realiseren zich dat terdege. Gezien de maatschappelijke context, heb ik goede hoop dat de boeren er wel uitkomen. Ik lees veel agrarische dagbladen. Organisaties zoals Friesland Campina, waar je van alles van kunt vinden, geven zich ook rekenschap van de situatie en agenderen thema's zoals biodiversiteit, omdat zij zien dat het anders moet. Ik heb vertrouwen en wil de moed nog niet opgeven.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

« Terug