Bijdrage Eppo Bruins aan het plenair debat over een Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

donderdag 21 februari 2019

Bijdrage Eppo Bruins aan een plenair debat met staatssecretaris van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Snel van Financiën

Kamerstuknr. 35010

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. In vier jaar repareren we wat in de acht jaar daarvoor is scheefgegroeid en dat is geen sinecure. En toch doet het kabinet dat met het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken. Stel je voor dat je in de jaren 2010-2017 een alleenverdienersgezin runde met een modaal inkomen, dan ben je in die acht jaar ruim 3% koopkracht kwijtgeraakt. En dat was niet het gevolg van een natuurramp, maar van bewust beleid. Enerzijds beleid om de koopkracht van de minima wel te stutten en dat van middeninkomens niet en anderzijds beleid om arbeidsparticipatie via fiscale kortingen maximaal te prikkelen.

Ik noem u een paar andere categorieën huishoudens om de gevolgen hiervan te laten zien. Alleenstaande ouders, ook met een modaal inkomen, zijn er niet 3% op achteruitgegaan zoals de eenverdieners, maar ruim 7% op vooruit. Alleenstaande ouders met een minimumloon zijn er zelfs meer dan 16% op vooruitgegaan, waardoor de bizarre situatie is ontstaan dat alleenstaande ouders met een minimumloon onder de streep meer inkomen overhouden dan huishoudens met één modaal inkomen. Anders gezegd: puur fiscaal gezien zou een alleenverdiener met kinderen beter kunnen scheiden, waarbij beide ouders ten minste één kind onder hun hoede nemen.

Voorzitter. Dit is natuurlijk geen aanbeveling van de ChristenUnie-fractie om te gaan scheiden en het is ook geen gratis belastingtip, maar het geeft wel aan hoe ruimhartig de inkomensondersteuning aan de onderkant van het inkomensgebouw kan uitpakken in verhouding tot huishoudens die van één modaal inkomen moeten rondkomen.

Als je alleen al deze gegevens op je laat inwerken, dan kan ik niet anders dan heel blij zijn met dit wetsvoorstel. Het biedt een broodnodige correctie op de eerste acht jaar van dit decennium met een slimme oplossing. Door het afbouwpunt voor paren te verleggen, krijgen eindelijk die huishoudens met kinderen en een inkomen tussen een en anderhalf keer modaal een financieel steuntje in de rug. Eindelijk! Mag het een keer? Huishoudens in deze inkomensrange moeten in dit land hun financiële boontjes helemaal zelf doppen. Geen recht op huurtoeslag als je in een huurwoning woont, geen recht op zorgtoeslag, geen profijt van de hypotheekrenteaftrek.

Daarom ben ik blij dat gezinnen met kinderen en twee ouders tussen een en anderhalf keer modaal door dit wetsvoorstel ook eens een positief inkomenseffect tegemoet kunnen zien. Ik vind het zo mooi om te zien dat na jaren van overigens terechte aandacht voor de koopkracht van minima er nu ook inzet is voor Jan Modaal, voor ploeterende gezinnen met gewone inkomens. Het is mooi om te zien dat een eenverdiener op modaal met twee kinderen er door dit wetsvoorstel in een keer net zo veel op vooruitgaat als hij er de afgelopen acht jaar op achteruit is gegaan. Dit wetsvoorstel verlaagt de marginale druk nog eens voor gezinnen met kinderen tussen minimumloon en modaal. Dus van iedere euro die je meer verdient houd je meer over. Dit wetsvoorstel biedt met name deze gezinnen wat meer lucht, wat meer financiële ademruimte. Kortom, niet een wet uit het ChristenUnie-paradijs, maar wel een mooi compromis van de coalitie waar mijn fractie aan deelneemt. Natuurlijk had het voorstel nog mooier gekund, bijvoorbeeld door het afbouwpunt te verleggen tot het punt waar het het afbouwtraject voor de alleenstaande ouder raakt. Maar ja, dan had dit voorstel nog zeker het dubbele gekost. Hoeveel extra middelen had het eigenlijk gevergd, is mijn vraag aan een van de staatssecretarissen.

Voorzitter. Dit wetsvoorstel is onderdeel van de extra impuls voor kindregelingen van dit kabinet. Niet alleen gaat er meer geld naar het kindgebonden budget, maar ook naar de kinderbijslag en de kinderopvangtoeslag gaan extra middelen. In totaal kwam er door het regeerakkoord structureel bijna 1 miljard bij voor gezinnen met kinderen. Natuurlijk, ik geef het toe. Ik baal ook van die tergende tegenvaller die de afgelopen week is opgedoken, die overigens volstrekt losstaat van dit wetsvoorstel en van de afspraken in het coalitieakkoord. Maar ja, hij is er wel en hij moet wel opgelost worden.

Voorzitter. Natuurlijk word ik ook niet blij van de gekozen oplossing, maar mijn fractie accepteert deze wel. Het eenmalig niet indexeren van het kindgebonden budget is een lelijke, maar wel effectieve oplossing. Dat het overschot van 10 miljoen wordt benut om het afbouwpunt nog iets hoger te leggen, vindt mijn fractie een goede geste naar de gezinnen die het betreft.

Voorzitter. Deze episode roept de vraag op waarom het regime bij de diverse toeslagen verschilt. Er had ook gekozen kunnen worden voor een wetsaanpassing waarmee het kindgebonden budget in de pas ging lopen met de andere toeslagen. Vanuit burgers geredeneerd — daar sta ik hier voor — is het juist weer voor te stellen dat het bij de andere toeslagen ook gaat zoals het bij het kindgebonden budget had moeten gaan. Kan de staatssecretaris hierop reageren?

Voorzitter, dan nog een vraag over het kindgebonden budget en mensen die in Nederland wonen en net over de grens werken, bijvoorbeeld Duitsland. Die hebben geen recht op het kindgebonden budget vanwege de Europese coördinatieregels, die bepalen dat het werkland bevoegd is voor de sociale zekerheid.

Hoe staat het in dit kader met de uitvoering van de moties van mijn collega's Van der Graaf en Van der Molen? Ik vraag dat in dit debat omdat onder andere een casus met het kindgebonden budget aanleiding was voor deze moties. Je zult immers maar als alleenstaande ouder in een krimpregio aan de grens wonen en net over de grens werk vinden. Dan ben je ongewild mooi de pineut, omdat in dat geval de Duitse kindregelingen net wat minder ruimhartig zijn.

Voorzitter. Ondanks het gedoe met de tegenvaller blijft dit wetsvoorstel een mooie bouwsteen in het bouwwerk van het regeerakkoord en een belangrijke steun in de rug voor veel gezinnen. Natuurlijk hebben we, als het gaat om rechtvaardige belastingheffing en inkomensondersteuning, echt nog wel wat te wensen over, maar het verleggen van het afbouwpunt in het kindgebonden budget voor paren voegt ontegenzeggelijk rechtvaardigheid toe in de uitkomsten van het inkomstenbeleid. Als ik denk aan alle gezinnen die ondanks al hun gesappel van de afgelopen jaren onder de streep ternauwernood een minimuminkomen overhielden, dan kan ik niet anders dan dankbaar zijn voor dit mooie compromis.

Voorzitter. Ik roep beide staatssecretarissen op om voortvarend met de uitvoering van dit wetsvoorstel aan de slag te gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:
Hartelijk dank. Meneer Bruins, u heeft een interruptie van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):
Die op het eind een beetje in de war raakte. U zei uiteindelijk "als ik denk aan al die gezinnen die op het minimum hebben gesappeld", maar dat zijn nou net de mensen die door uw wijzigingsvoorstel gaan inleveren. U zegt: die hebben er in de afgelopen jaren 7% of 8% bij gekregen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
16%, meneer Kwint.

De heer Kwint (SP):
€1.600 bruto per maand! Meneer Bruins doet alsof mensen op het bestaansminimum in een polonaise door de straat moeten gaan. Hoe is die keuze tot stand gekomen? Het gaat om een bedrag van €1.600 bruto per maand. Dan zeg je toch niet: als we met een tegenvaller worden geconfronteerd, dan halen we daar een procentje vanaf?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Meneer Kwint moet niet proberen om wiskundige spelletjes met mij te spelen. Een procent omhoog is hetzelfde als een procent omlaag.

De voorzitter:
Maar het is nu aan u om te antwoorden, want daarna heeft hij nog maar één kans om een vraag te stellen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik geef alleen aan dat hij een wiskundig spelletje met mij speelt. Dat moet hij niet doen.

De voorzitter:
Oké. De heer Kwint.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Als hij het niet doorheeft, is het nog erger.

De heer Kwint (SP):
Ik snap niet zo goed welk spelletje. Mijn vraag is heel simpel: waarom is een doelgroep die €1.600 bruto per maand verdient voor de ChristenUnie een verstandige dekkingspost voor een tegenvaller bij de Belastingdienst?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik heb net de context van dit wetsvoorstel geschetst. Ik heb gezegd: vergeet niet dat de rollen in het afgelopen jaar helemaal omgedraaid waren. Alleenstaande ouders op het minimum hebben in de periode 2010 tot en met 2017 meer dan 16% inkomensgroei gezien, terwijl alleenverdieners met een modaal inkomen er ruim 3% op achteruitgingen. Tegen die achtergrond is de oplossing die nu gekozen wordt, te verdedigen.

De heer Stoffer (SGP):
De heer Bruins sprak over het ChristenUnieparadijs. Ik ga ervan uit — dat zijn wij vast samen eens — dat dat ook het SGP-paradijs is. Toen hadden we die problemen niet, want er waren nog geen kinderen.

(Gelach)

De heer Stoffer (SGP):
Volgens mij klopt dit. Dit is toelachen.

Maar in deze tijdsperiode hebben we die problemen natuurlijk wel. Gelukkig hebben we ook het kindgebonden budget. Ik ben het met de heer Bruins eens dat alles wat nu voorligt, er heel mooi uitziet. Maar u heeft ook gehoord dat zowel de SP als de SGP gezamenlijk geconstateerd hebben dat er ergens een stukje onrecht is, namelijk voor ouders met kinderen van 16 à 17 jaar die in het hoger onderwijs terechtkomen. Zij hebben dan geen recht meer op kinderbijslag en eventueel op het kindgebonden budget. Ik ken de ChristenUnie als een partij die altijd graag onrecht uit de wereld helpt, zeker als daar opties toe zijn. Dus mijn vraag is eigenlijk wat de ChristenUnie van het amendement vindt dat de SP en de SGP samen hebben ingediend.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik deel het gevoel van onrecht dat de heer Stoffer hier naar voren brengt. Ouders van kinderen van 16 of 17 jaar die gaan studeren, krijgen geen kinderbijslag meer. Sinds het leenstelsel is ingevoerd, krijgen die kinderen ook geen basisbeurs meer. Dat is onrechtvaardig. Het irriteert me dat dat nog steeds niet is opgelost. Ik wil dat graag helpen oplossen, maar niet bij de wetsbehandeling over het kindgebonden budget, want ik vind dat we dat niet uit kindregelingen moeten gaan halen.

De heer Stoffer (SGP):
Ik ben natuurlijk blij dat ik, net als bij het CDA, ook hier constateer dat er in ieder geval gewerkt moet worden aan het probleem. Maar de financiële oplossing die wij voorstellen, is er blijkbaar niet. Ik ben benieuwd of de heer Bruins ook via deze vraag aan het kabinet zou willen voorleggen of er andere opties zijn om aan dit onrecht tegemoet te komen.

De voorzitter:
We gaan het zien.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik wil de vraag best doorspelen. Dan moeten we op zoek naar 32 miljoen. Dat bedrag moet wat mij betreft in ieder geval buiten de kindregelingen worden gezocht, want als ChristenUnie zeg ik: blijf met je handen van gezinnen af in dit land. Ik weet dat de SGP daar ook voor staat. Dan moeten we dus 32 miljoen zoeken. Ik zou zeggen: laten we dat op een ander moment doen, op andere momenten in de begrotingscyclus en bij andere begrotingen. Maar ik sta net als de heer Stoffer te popelen om dit probleem op te lossen.

De voorzitter:
Dank u wel.

Meer informatie

« Terug

Archief > 2019 > februari