Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg GGZ

woensdag 24 april 2019

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met staatssecretaris Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuknr. 25424

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb hetzelfde interview met de Vlaamse psychiater Dirk De Wachter gelezen als de heer De Lange. Ik begin met een citaat: «Ik denk dat we te veel geobsedeerd zijn door geluk. We willen zo nodig dat alles altijd leuk, leuk, leuk is en dat lijkt mij een vergissing.» Ik denk dat hij gelijk heeft. Het leven is niet alleen maar leuk. Somberheid en verdriet mogen er zijn, en ook dan ben je een mooi mens. De kunst van het leven is om donkere periodes te doorleven, samen met de mensen die je dierbaar zijn. In een samenleving waarin we geobsedeerd zijn door geluk en waarin alles altijd maar leuk moet zijn, weten we soms bijna niet meer hoe we met mensen moeten omgaan die verdrietig en somber zijn, of die niet passen in dit perfecte plaatje. Dan zijn we er als de kippen bij om mensen te helpen met medicatie. Het is schrikbarend dat inmiddels meer dan 1 miljoen mensen in Nederland antidepressiva slikken, medicijnen waarbij ook nog discussie is over de mogelijke bijwerkingen. Voorzitter. Begrijp me niet verkeerd. Laten we vooral gebruikmaken van medicatie, zorg en behandeling als dat nodig is. Maar ik vind dat De Wachter ons als politiek en als samenleving een spiegel voorhoudt als hij zegt: als we morgen het aantal psychiaters verdubbelen, zijn er overmorgen opnieuw wachtlijsten. Daarmee kom ik bij hetzelfde citaat uit als de heer De Lange. Gebrek aan zingeving en aan baarmoederlijkheid, zoals De Wachter het zo mooi verwoordt, zijn dieper liggende problemen in onze samenleving die wat mij betreft om een antwoord vragen. Ik begrijp dat dat niet eenvoudig is, maar ik zou het toch heel erg op prijs stellen als de Staatssecretaris reflecteert op deze wat meer beschouwende inleiding.

De voorzitter:

Voor u verdergaat, geef ik de gelegenheid aan mevrouw Diertens om een korte interruptie te plegen.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb er toch wat moeite mee dat hier één psychiater wordt geciteerd, omdat ik niet alleen hem maar ook een aantal andere psychiaters heb gelezen. Daarnaast heb ik er moeite mee, omdat ik ook wel begrijp dat dit eigenlijk suggereert dat psychiatrische patiënten ongelukkig zouden zijn en dat er ruimhartig aan overdiagnostiek wordt gedaan. Maar er is ook sprake van onderdiagnostiek. En vroegdiagnostiek wordt steeds vervangen door het idee dat kinderen wel goed opgroeien en dat psychiatrische problematiek wordt voorkomen als ze gezinsondersteuning hebben. Dat klopt volgens mij niet. Is mevrouw Dik-Faber het ermee eens dat er mensen zijn met werkelijke problemen, ook al zijn ze goed opgevoed en proberen ze heel dapper om gelukkig te zijn?

De voorzitter:

Ik constateer even dat dat best een lange interruptie was.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat was inderdaad een lange interruptie. Ik wil benadrukken dat ik net gezegd heb dat mensen mij vooral niet verkeerd moeten begrijpen, omdat ik ook wel zie dat zorg, ondersteuning, behandeling en medicatie soms gewoon allemaal nodig zijn. Ik vind dat als mensen zorg, ondersteuning en medicatie nodig hebben, ze die moeten kunnen krijgen. Tegelijkertijd zie ik dat meer dan 1 miljoen mensen in ons land antidepressiva gebruiken. Ik vind dat dat ook een samenlevingsvraagstuk is. Ik denk dat het goed is om ook te kijken naar de vraag achter de vraag.

Mevrouw Kuiken heeft zojuist aan de orde gesteld dat de samenleving complexer wordt en dat niet meer iedereen mee kan komen. Ook dat is een samenlevingsvraagstuk. Ik zie gebrek aan zingeving en een gebrek aan baarmoederlijkheid of geborgenheid. Ik zie dat we ’s avonds met een bord op schoot achter de tv zitten en intussen op Facebook allemaal likes geven alsof dat leuk is. Ik denk dat ik een samenlevingsvraagstuk adresseer. Mij is verteld: als je twee weken somber bent en je gaat naar de huisarts, dan krijg je het stempel dat je depressief bent. Terwijl de huisarts misschien, als hij iets verder vraagt, tot een andere diagnose zou komen, namelijk dat iemand eenzaam is.

Dit zijn allemaal elementen en ik heb geprobeerd om die in een paar alinea’s kort samen te vatten. Dat doet volstrekt geen recht aan de situatie, maar ik probeer hier wel, met alle handicaps wellicht, een samenlevings-vraagstuk te adresseren.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog, mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel. Ik ga dan naar de brief op de agenda. Ik ben geschrokken van de hardnekkigheid van de wachttijdenproblematiek. Er gaat gelukkig ook heel veel goed. Zorgprofessionals werken dag en nacht om goede zorg te leveren, maar op hoog niveau slagen aanbieders en verzekeraars er niet in om knelpunten op te lossen. Ik vind het bizar dat de NZa na al die tijd nog steeds concludeert dat het ontbreekt aan doelgerichte afspraken tussen verzekeraars en aanbieders over de wijze waarop de wachttijden worden aangepakt. Het is niet meer dan logisch dat zorgverzekeraars met individuele aanbieders afspraken maken. Het lijkt alsof dit nu pas gaat gebeuren. Wat mij betreft wijst de Staatssecretaris de zorgverzekeraars nóg steviger op hun zorgplicht. Bij onvoldoende voortgang moeten er andere maatregelen worden genomen. Ziet de Staatssecretaris bijvoor-beeld mogelijkheden om voor verzekerden transparant te maken welke maatregelen zorgverzekeraars nu precies nemen om de wachttijden terug te brengen?

Voorzitter. Ondanks de goede inzet van het Schakelteam in de afgelopen jaren concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen niet de zorg krijgen die ze zo hard nodig hebben. Te vaak worden deze mensen heen en weer geschoven en voelt niemand zich verantwoordelijk. Bovendien is er vaak geen goede afstemming tussen de ggz, het sociaal domein en het veiligheidsdomein. Net als de Staatssecretaris geloof ik niet in nieuwe systemen of stelselwijzigingen, zoals de Onderzoeksraad voorstelt. We hebben partijen nodig die met elkaar de handschoen oppakken en gaan regelen dat deze mensen gewoon de passende zorg krijgen. Als ze daarbij tegen barrières aanlopen, dan moeten deze ter plekke worden aangepakt. Wat gaat de Staatssecretaris doen om te zorgen dat de ggz en het maatschappelijk veld beter gaan samenwerken en er daadwerkelijk een goede afstemming komt tussen behandeling, begeleiding en ondersteuning? Hoe voorkomen we dat de groep te groot wordt door de wens om de samenhang tussen lange programma’s op verschillende domeinen te versterken? We weten inmiddels dat er een groep is van ongeveer 5.700 unieke personen die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de 80.000 E33-meldingen die jaarlijks bij de politie binnenkomen. Hoe gaan we deze groep mensen gericht helpen?

Voorzitter. Ik rond af met het onderwerp systeemtherapie. Ik heb vorig jaar mei in een algemeen overleg gevraagd naar de mogelijkheid om de systeemtherapie te vergoeden als die aantoonbaar effectief is. De Nederlandse Vereniging voor Relatie- en Gezinstherapie heeft vervolgens op aanraden van deze Staatssecretaris de handschoen opgepakt en onderzoek laten verrichten naar de stand van zaken in de wetenschap en praktijk met betrekking tot het effect van systeemtherapie. Ik heb begrepen dat dit onderzoek vanmiddag is aangeboden aan de Staatssecretaris. Het onderzoek concludeert dat wetenschappelijk is aangetoond dat systeemtherapie voor verschillende psychische stoornissen en voor relatieproblemen inderdaad effectief is. Welke vervolgstappen gaat de Staatssecretaris nu zetten met het oog op een vergoeding?

De voorzitter:

De Staatssecretaris had hem zelf al meegenomen. Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Dik-Faber.

Meer informatie

« Terug