Bijdrage Carla Dik-Faber aan het debat over het tekort aan woningen

woensdag 19 februari 2020

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een plenair debat met minister van Veldhoven-van der Meer voor Milieu en Wonen

Kamerstuknr. 32847

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Wat is een huis? Een stapel stenen met wat dakpannen erop? Een plan op het bureau van een gemeenteambtenaar? Een spaarvarken voor beleggers die op zoek zijn naar rendement? Nee, een huis is zo veel meer dan dat. Het is een plek waar je wortelt en waar je thuiskomt. En het is een plek om in gemeenschap het goede leven te leven. Maar een huis is nog iets. Een huis of woongelegenheid is de grondwettelijke zorg van de overheid. In die zorgtaak schiet de overheid tekort. De overheid schiet tekort richting jonge mensen die zien dat de wachttijd voor een sociale huurwoning soms langer is dan tien jaar. Ze kunnen geen kant op. De overheid schiet tekort richting ouderen die geen plek hebben waar ze waardig oud kunnen worden, bijvoorbeeld omdat ze simpelweg de trap van hun bovenwoning niet meer op kunnen. De overheid schiet tekort richting 40.000 mensen die dak- en thuisloos zijn. Dat zijn bijna net zoveel mensen als het aantal leden van ChristenUnie en D66 samen.

Voorzitter. We voeren vandaag een debat over het tekort aan woningen. Dat tekort heeft zeker te maken met het gebrek aan bouwlocaties, met een gebrek aan daadkracht en capaciteit bij overheden en met een gebrek aan ruimte voor bijvoorbeeld woningcorporaties om te bouwen. Het kabinet komt met een aantal voorstellen. Ik vind dat hartstikke goed en ga er zo meteen op in. Maar, de minister weet ook dat dit maar de helft is van het verhaal. Waar is de betaalbaarheid in de huursector? Waar zijn de maatregelen om de bijna 8 miljoen woningen die Nederland heeft, betaalbaar te maken? We dienen motie na motie in, voor de zelfbewoningsplicht, de overdrachtsbelasting, transparantie in de huurprijs, meer huurteams, om over de markttoets nog maar te zwijgen. Er gebeurt te weinig. Wanneer komt het kabinet met al deze maatregelen, waar de Kamer in sommige gevallen al bijna een jaar geleden in grote meerderheid om heeft gevraagd? Ik verwacht van het kabinet dat het op korte termijn ook op dit gebied maatregelen zal nemen.

De voorzitter:
Een vraag voor u van de heer Smeulders.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Grote waardering voor mevrouw Dik-Faber, iemand uit de coalitie, die de juiste analyse maakt en deelt. Zou zij misschien zelf die vraag kunnen beantwoorden? Waarom duurt het zo lang? Ik zit niet in de coalitie en weet het oprecht niet. Waarom duurt het zo lang? Is het echt meneer Koerhuis, of zijn er nog andere dingen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik stel hier de vraag, omdat ik op een aantal punten echt het antwoord niet weet. Ik snap dat er soms onderzoek moet worden uitgevoerd. Dat gebeurt ook. Ik zie ook dat er hard aan wordt gewerkt, maar het duurt allemaal lang, te lang. Ik zie echt een woningnood in Nederland. Ik zie dat we weer toe moeten naar een strategie en beleid van volkshuisvesting. Mijn fractie heeft daarover vorig jaar een nota ingediend met allemaal voorstellen. Heel veel van die voorstellen zijn ook in moties gegoten en de Kamer heeft daar uitspraken over gedaan. Maar het gaat allemaal heel langzaam. De heer Smeulders mag mijn hartenkreet zien als een oproep aan onszelf en aan het kabinet om vaart te maken. Er moet echt meer gebeuren.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Een oproep aan onszelf is denk ik altijd goed, maar een oproep aan het kabinet heeft misschien meer zin. Zeker als het over aangenomen moties of de noodknop gaat. Maar u zit in de coalitie en ik niet. Als wij iets roepen, dan maakt dat volgens mij weinig indruk. U zit in de coalitie. Bent u bereid om volgende stappen te zetten en zelf, samen met ons, bijvoorbeeld met initiatiefwetgeving te komen als het kabinet maar niet blijft leveren op een aantal van dat soort onderwerpen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik hoop dat de leden van het kabinet goed luisteren naar mijn betoog en mijn oproep. Ik ben ook bereid om, als zaken lang duren, te kijken welke initiatieven er dan nog vanuit de Kamer moeten worden genomen. Maar ik heb deze oproep nu gedaan en ik wil de reactie van het kabinet afwachten. Nogmaals, mijn hartenkreet ligt hier. We kunnen echt niet lang meer dralen. Dat deel ik met de heer Smeulders. Mijn geduld raakt langzamerhand ook wel op.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil terugkomen op de maatregelen die nu wel worden genomen. Mijn fractie kan die in grote lijnen ondersteunen. Het voorstel om aan te sturen op een plancapaciteit van 130% vindt mijn fractie verstandig, maar ik heb wel drie vragen. Allereerst over de realisatiegraad. Het is van belang dat er voldoende wordt gepland, maar het is ook goed om te bezien waarom geplande woningen niet altijd worden gebouwd. Heeft de minister dat voldoende scherp? Kan er, naast het aansturen op 130% plancapaciteit, ook worden gekeken hoe de realisatiegraad omhoog kan?

Als tweede de landelijke spreiding. Ik zie wel heel veel focus op de woningdealregio's — dat is een keuze — maar daarbij mis ik aandacht voor de regio's zelf. Op welke manier gaat de minister mijn motie over de NOVI-gebieden buiten de Randstad uitvoeren? Als derde is het van belang dat we, naast kwantitatief, ook met kwaliteit gaan bouwen om te voorkomen dat we nu de achterstandswijken van de toekomst bouwen. Welke ruimte ziet de minister om nadere eisen te stellen aan het kwalitatief aanbod in de plancapaciteit bij het bouwen voor starters, ouderen en voor daklozen?

Voorzitter. Hier zit voor de ChristenUnie een grote zorg. Al in 2017 is een motie van mijn hand aangenomen, gesteund ook door coalitiepartijen en anderen in de Kamer, over een ouderenwoonakkoord. Onze ouderen verdienen een plek waar ze waardig oud kunnen worden. Als je ouder wordt, verandert je woningbehoefte ook vaak. Je wilt een huis waar je kunt wonen, maar waar je eventueel ook zorg kunt krijgen, waar je niet om een praatje verlegen hoeft te zitten en waar letterlijk de drempels worden weggenomen. Aan dit soort woningen is een schreeuwend tekort in ons land. Het gaat om tienduizenden woningen. Vooral de ouderen met een kleine portemonnee komen er niet aan te pas. Daarom stelt de ChristenUnie, in lijn met de commissie-Bos, voor om woningcorporaties meer ruimte te geven, zodat ook zij voor ouderen kunnen bouwen, om de regels weg te nemen die betaalbaar wonen in een woongemeenschap tegenhouden, en om te kijken of we met een korting op de verhuurderverheffing ervoor kunnen zorgen dat er meer ouderenwoningen worden gebouwd, zodat ouderen waardig oud kunnen worden.

De heer Koerhuis (VVD):
Ik hoor wat geluiden achter mij … De VVD staat, net als andere partijen in de Kamer, voor meer seniorenwoningen. Ik hoor de ChristenUnie twee dingen zeggen: lichtere wet- en regelgeving voor de bouw van seniorenwoningen door woningcorporaties en een korting op de verhuurderheffing. Daar heb ik twee vragen bij. De evaluatie van de Woningwet komt eraan. Hint de ChristenUnie daarop als we het hebben over lichtere wet- en regelgeving?

Dan met betrekking tot de korting op de verhuurderheffing. Sluit de ChristenUnie dan aan bij de systematiek die wij uit het verleden gewend zijn: als wij kortingen ofwel prikkels geven voor de bouw van bepaalde woningen, kan dat dan ook betaald worden door een iets hoger tarief voor de verhuurderheffing?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het kabinet heeft een commissie aan het werk gezet, de Taskforce Wonen & Zorg, om te adviseren over meer woningen voor ouderen. Die commissie heeft gerapporteerd en uit het onderzoek blijkt dat de regelgeving en de verhuurderheffing belangrijke knelpunten zijn. Volgens mij hoeven we dus niet te wachten op de evaluatie van de Woningwet. Die zal ongetwijfeld een keer naar ons toekomen, maar ik verwacht niet dat, als het gaat om ouderenwoningen, daar heel andere aanbevelingen in staan. Je mag als woningcorporatie bijna niet gezamenlijke voorzieningen realiseren, een plek waar je met elkaar koffie gaat drinken of een plek waar je je scootmobiel kunt stallen. Ik vind dat daar een oplossing voor moet komen. Dat is het eerste deel van de vraag.

Het tweede deel gaat over de verhuurderheffing. Ook dat is een knelpunt dat door de taskforce aan de orde is gesteld. Ik ben ook op dit punt heel benieuwd naar de reactie van de minister. We zijn een voorstander van de afschaffing van de verhuurderheffing. Dat is geen geheim. Dat is niet wat ik bepleit. Ik zie een grote woningnood voor ouderen. Daarom zeg ik: kunnen we toch nog een stap zetten in de verhuurderheffing, zoals we samen eerder ook al hebben gedaan, om juist voor deze doelgroep meer woningen te realiseren?

De heer Koerhuis (VVD):
De ChristenUnie heeft het over de Woningwet. De evaluatie van de Woningwet komt binnen een paar maanden naar de Kamer. Heeft de ChristenUnie het daarover? Roept ze het kabinet op om een iets andere evaluatie van de Woningwet te sturen? Of zit de ChristenUnie zelf te denken aan amendementen?

Dan kom ik op de verhuurderheffing. Een korting op de verhuurderheffing moet wel betaald worden. De VVD is hartstikke voor het aanbrengen van prikkels in de verhuurderheffing. We zien een groot tekort aan seniorenwoningen, dus we kunnen ook echt wel gaan kijken naar een prikkel voor de bouw van seniorenwoningen, maar het moet wel gedekt worden. In de bestaande systematiek van de verhuurderheffing is een iets hoger tarief een heel logische dekking. Dat kan terugkomen in de vorm van een korting daarop, zodat er geen netto verzwaring komt.

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Koerhuis (VVD):
De vraag is of de ChristenUnie bereid is om naar die dekking te kijken, want dan wordt het interessant.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Nogmaals, de evaluatie van de Woningwet is zeer interessant. Dat zal een brede evaluatie zijn. Ik zie nu een advies dat de Kamer zelf gevraagd heeft om de Woningwet aan te passen voor woningcorporaties. Wat mij betreft wachten we dus niet op de evaluatie van de Woningwet. Wat betreft de verhuurderheffing ben ik bereid om te kijken naar dekking, want ik begrijp ook dat er een dekking voor moet komen. Ik zeg niet dat ik daarmee in de lijn van de VVD redeneer. Ik ben wel heel blij met de uitgestoken hand van de VVD om te kijken naar hoe woningcorporaties meer woningen voor ouderen kunnen bouwen.

De voorzitter:
Een afsluitende korte vraag of opmerking.

De heer Koerhuis (VVD):
Die uitgestoken hand reiken we elkaar toe. Een laatst kort puntje over die woningen. Ik vraag me af in welke wet de ChristenUnie het dan wil regelen, want ik zie toch echt alleen maar de evaluatie van die Woningwet eraan komen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij hoeven we niet te wachten op een evaluatie om wetgeving aan te passen. Dat kunnen we met elkaar gaan doen, maar dat is geen wet van Meden en Perzen. We kunnen vooruitlopen op de evaluatie van de Woningwet, die weer zal leiden tot adviezen, tot schriftelijke rondes in onze Kamer et cetera et cetera. Met de evaluatie van de Woningwet hebben we de wet nog niet aangepast. Daar gaat echt nog wel een tijdje overheen. Er ligt nu, vandaag, een rapport op basis waarvan we de Woningwet kunnen aanpassen. Het zijn kleine aanpassingen die een groot verschil kunnen maken.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Tot slot wil ik nogmaals stilstaan bij de daklozen. Er zijn er bijna 40.000 in een welvarend land als Nederland. Dat vindt mijn fractie echt een schande. Ik mis soms bij het ministerie de urgentie. Tekenend hiervoor is misschien wel dat ik vier maanden geleden heb gesteld die nog steeds niet beantwoord zijn. Mijn vraag aan de minister is: wanneer komen de antwoorden op mijn Kamervragen? Als ik het goed zie, is er al voor een half miljard ingeschreven door woningcorporaties. Ook anderen hebben daaraan gerefereerd. Dat is goed, maar is hierbij ook specifiek aandacht om te bouwen voor de doelgroep voor daklozen? Kan de minister dat voor ons nagaan? Ook hier moeten we kijken wat we al kunnen doen met de bestaande gebouwen. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft meer dan 12 miljoen vierkante meter aan gebouwen. Dan zijn er ook nog de gemeentelijke eigendommen. Ik wil zeker weten dat we alles doen wat mogelijk is om onze eigen oppervlakte, de oppervlakte die de Rijksoverheid en de gemeente beschikbaar hebben, in te zetten voor een maatschappelijke opgave, bijvoorbeeld die 40.000 daklozen. Welke bijdrage kunnen Rijksvastgoedbedrijf en gemeenten hierin leveren?

Voorzitter, ik zie uit naar de beantwoording van de minister.

Meer informatie

« Terug