Roel Kuiper bijt spits af in Eerste Kamer

woensdag 20 juni 2007 10:25

Roel Kuiper leverde gisteren als eerste nieuwe Eerste-Kamerlid zijn eerste bijdrage. In zijn ‘maidenspeech’, aan de vooravond van het bijeenkomen van de Europese Raad, bracht hij de uitgangspunten en hoofdlijnen naar voren met betrekking tot een nieuw Europees verdrag.

Voorzitter.

Ik spreek ook namens de fractie van de SGP.

Toevallig of niet, de eerste woorden in een Europese taal die vorige week in deze Kamer gebezigd werden, klonken in het Duits. Sommigen spraken toen over de ‘aufhebung’ van deze Kamer en bedoelden daarmee: ‘verheffing’. Het feit dat wij het spits afbijten in de voorbereiding op de Europese Raad lijkt mij hiervan een illustratie. Met het oog op het onderwerp van dit overleg wil ik er nog wel een mondje Duits aan toevoegen. Befaamde woorden uit het begin van de Faust waar Goethe zijn hoofdpersoon zich laat verwonderen over de harmonie in de kosmos. Deze verzucht dan met een blik op al die samenhang: ‘Wie alles sich zum Ganzen webt, eins in dem andern wirkt und lebt!”. Een dergelijke verzuchting zal niet gauw over de lippen komen bij een blik op het proces om te komen tot een nieuw verdrag voor de 27 lidstaten van de Europese Unie. Van een zichzelf wevende harmonie is hier geen sprake. De Duitse Bondskanselier sprak van een ‘Herkulesaufgabe’.

Vandaag spreken wij over de inzet van de regering bij de Europese Raad van deze week. Ook voor Nederland is het een ‘Herkulesaufgabe’ om enerzijds recht te doen aan de langs democratische weg geuite gevoelens van de Nederlandse bevolking en anderzijds een constructieve en loyale partner te blijven binnen het verband van de Europese Unie. Misschien is het teveel gevraagd in Europa dat alles ‘sich zum Ganzen webt’, wellicht kunnen we er aan bijdragen dat de een wat meer in de ander ‘wirkt und lebt’. We hebben dan meteen het motto van dit kabinet ‘Samen leven, samen werken’ in Europees verband verklaard. De lidstaten werken met elkaar samen, rekenen met en op elkaar, maar Europa is en blijft een unie van politieke gemeenschappen. De Nationale Conventie sprak van Europa als ‘statenverbond’. De eenheid van Europa heft de verscheidenheid niet op. Dat realistische inzicht is de laatste jaren, wellicht in verband met de uitbreiding van de Unie naar het Oosten, het politieke klimaat meer gaan stempelen. Het is te waarderen dat deze realistische inzet te herkennen is in de brief van de minister en de staatssecretaris van 21 mei jl.

In deze bijdrage wil ik de uitgangspunten en hoofdlijnen van onze positie met betrekking tot een nieuw Europees verdrag naar voren brengen.

Uitgangspunten
Staat u mij toe dat ik nog eenmaal terugblik op de nee-stem van Nederland op 1 juni 2005. Na twee jaar is dit wel duidelijk geworden: (a) Nederland is niet tegen Europese samenwerking of de Europese Unie op zichzelf, (b) de bevolking heeft zich uitgesproken tegen het proces van sluipende bevoegdheidsoverdracht en ongecontroleerde Europeanisering en (c) de bevolking heeft uitgesproken prijs te stellen op de nationale politieke gemeenschap als primaire politiek-bestuurlijke context waar op belangrijke terreinen eigen afwegingen kunnen worden gemaakt.
Mijns inziens heeft de regering de kritische boodschap van de nee-stem op een goede wijze meegenomen in de eigen positiebepaling (hoofdlijnenbrief, 19 maart 2007). Die kritische boodschap betekent dat geïnsisteerd wordt op betere democratische controle en op de zelfstandigheid van de nationale politieke gemeenschap, uitgedrukt in een duidelijker verdeling van bevoegdheden en competenties volgens het subsidiariteitscriterium. Dit kan de ChristenUnie ondersteunen, sterker nog: dit is consistent met een positie die de ChristenUnie al jaren inneemt.
De vraag zal zijn hoe de uitwerking van deze uitgangspunten precies vorm gaat krijgen tijdens de aanstaande Raad en vervolgens op de weg naar een IGC. De contouren van de Nederlandse inzet zijn nog tamelijk algemeen: ontdoe het nieuwe verdrag van grondwettelijke symboliek, behoud een aantal elementen van de voorgestelde institutionele structuur, haal het Handvest er uit en verwijs er alleen naar, geef nationale parlementen instrumenten in handen voorstellen van de Commissie van tafel te krijgen.
Voordat ik op deze thema’s in ga, wil ik eerst een principieel punt aan de orde stellen. Alle kaarten worden nu gezet op een proces van wijziging van bestaande verdragen. Het Duitse voorzitterschap heeft dit ook aangegeven. We gaan van herziening naar herziening, van Maastricht naar Amsterdam naar Nice en dan nu naar een volgend gewijzigd verdrag. Dit proces kennen we, er is de duistere term ‘sui generis’ voor uitgevonden. Deze term is duister omdat nooit duidelijk wordt wanneer er een eindstadium is bereikt. Wanneer we nu deze bekende weg vervolgen op weg naar een herzien verdrag, hoe lang zal het duren voordat we weer toe zijn aan een volgend, echt verdrag? Wellicht zal die behoefte zich sneller voordoen in die landen waar men de grondwet inmiddels heeft omarmd. Zij hebben hierin al een perspectief met een specifieke inhoud. De herziening is dan slechts een tussenstap. Graag zou ik van de bewindslieden iets horen van hun visie op de langere termijn. In welk perspectief moet het traject van wijziging worden gezien en hoe zal Nederland zich daarin opstellen?
Ik zeg dit ook omdat ik het zeer zou toejuichen als er een discussie zou komen over de ‘finaliteit’ van Europa. De vorige staatssecretaris A. Nicolai sprak van een ‘finaliteitstaboe’ en pleitte voor de opheffing er van. Al dan niet opzettelijke ambiguïteit met betrekking tot Europa geeft burgers onvoldoende vertrouwen in de toekomst. Het wachten is nog steeds op een duidelijk vergezicht. Nederland moet zo’n discussie voeren, daartoe aangezet, zo niet verplicht, door de nee-stem van twee jaar geleden. Naar de mening van mijn fractie is het nodig uit te spreken wat de Europese Unie nu precies is, waar de grenzen ervan liggen en wanneer we het proces van institutionele vormgeving als voltooid mogen beschouwen. De minister is onlangs naar het Maastrichtse heuvelland getrokken om daar zijn Bergrede te houden. Die Bergrede zouden we ook hier willen horen en dan nader toegespitst op Europa. Kan het niet nu, dan toch op een later tijdstip dit jaar.

Naar een nieuw verdrag
Ik wil nu een aantal opmerkingen maken over de onderhandelingsinzet van Nederland. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar het reduceren van het ‘statelijk’ karakter van de Europese Unie, wijzigingen en begrenzingen in de institutionele structuur en een zekere hindermacht van Europese besluitvorming voor nationale parlementen. Wat wij hierin waarderen is de intentie duidelijker de eigen positie van de lidstaten ten opzichte van de Unie zichtbaar te maken. Maar het is wel de vraag of dit uitgangspunt consequent wordt volgehouden en Nederland niet blijft hinken op twee gedachten.
Kijken we naar positie van de Europese Raad dan zou het in lijn met het Nederlandse nee zijn om niet over te gaan tot een vaste voorzitter voor tweeëneenhalf jaar en een minister van Buitenlandse Zaken. Dat zijn statelijke elementen die nu juist onderwerp van discussie waren. Het voorstel om de Europese minister van Buitenlandse Zaken een andere naam te geven, is slechts een oplossing in naam. De ChristenUnie zou liever een roulerend voorzitterschap blijven zien, waarbij de zittingstermijn wordt verlengd tot bijvoorbeeld een jaar en waarvoor een sleutel wordt gevonden bij de verdeling over landen of groepen landen. Maken we de voorzitter van de Raad een soort Europees President dan versterken we de ‘autonome’ krachten en het ‘beeld van staatsvorming op Europees niveau’ – ik citeer uit de brief van 21 mei - waarvoor we juist huiverig waren.
Daar komt nog iets bij. Een verdere versterking van de politieke betekenis van de Raad zou moeten leiden tot versterking van democratische controle op dat niveau. Daar waar macht is moet tegenmacht zijn. Juist ter wille van de vrijheden die ons lief zijn moet iedere macht gecontroleerd en getoetst kunnen worden. Ik zie echter niet goed hoe de ‘checks and balances’ er uit zien als we op deze weg verder gaan waarin de Europese Raad gestaag in politieke betekenis toeneemt. Wat nodig is in dit systeem – naast transparantie – is een versterking van parlementaire controle, te beginnen bij het Europees Parlement. Ik zou graag nog eens horen hoe democratische controle er dan precies uit komt te zien. Nogmaals, wij hechten zeer aan een gezond evenwicht, een goed systeem van ‘checks and balances’. Dit is in de hele Europa-discussie een zeer aangelegen punt geworden waar scherp op gelet moet worden.
Graag wil ik ook iets zeggen over de bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de Unie. Hierin laten zich m.i. vier domeinen onderscheiden. In de eerste plaats zijn er de bij uitstek grensoverschrijdende terreinen van de interne markt, landbouw, visserij, vervoer, milieu, asiel en migratie waarop de Unie bevoegd is. Hier zou besluitvorming kunnen plaatsvinden met een dubbele meerderheid in de Raad van Ministers. In de tweede plaats is er het gebied van grensoverschrijdende criminaliteit en terreurbestrijding. Dit raakt het functioneren van de rechtsstaat en ligt dus gevoelig in de lidstaten. Op deze terreinen zou een zwaardere besluitvormingsprocedure moeten worden ingezet (bijvoorbeeld tweederde van het aantal lidstaten en de helft van de bevolking). In de derde plaats is er het niveau van het buitenlands-, veiligheids- en defensiebeleid. Dit zijn terreinen waar de besluitvorming unaniem moet blijven in de Raad van Ministers. In de vierde plaats zijn er gebieden als binnenlands bestuur, onderwijs, volksgezondheid, sociale zekerheid en fiscaal beleid die nationaal blijven.
Dit zou een sleutel kunnen zijn voor een bevoegdheidsverdeling die houdbaar is.

Voorzitter. Het is niet te verwachten dat ‘alles sich zum Ganzen webt’ in het proces van onderhandelen op weg naar een gewijzigd verdrag. Het is wel verheugend dat het Duitse voorzitterschap erin lijkt te slagen een basis te vinden voor een nieuwe route. Daar verheug ik me werkelijk op, want ook ik ben van harte Europeaan. Een van de eerste felicitaties met mijn aantreden als lid van deze Kamer kwam van een vriend in Tsjechië. Wij verstaan elkaar over grenzen heen, niet primair om wat Europa materieel voor ons betekent, maar om wat Europa geestelijk voor ons betekent. Europa is voor ons het huis van geloof en hoop, vrijheid en recht. De eenheid die we zoeken in Europa kan niet een louter economische of politiek-pragmatische zijn, maar moet in de diepte ook andere grondtonen hebben. Anders wordt Europa een reus op lemen voeten. Een fantastisch schouwspel zonder wezenlijke verbindingen. “Welch Schauspiel! Aber ach! Ein Schauspiel nur!”
Het gaat in Europa om welvaart, vrede en veiligheid. Daarin is heel veel bereikt. Maar het gaat in Europa ook om sociale gerechtigheid met wereldwijde dimensies. Deze dimensies zouden niet ver weg moeten zijn, juist niet, wanneer wordt gesproken over een nieuw verdrag. Globalisering brengt ons veel voordeel zegt onze minister in zijn Bergrede. De Europese Unie is een antwoord op en een gestalte van die globalisering. Maar globalisering heeft ook schaduwkanten die zichtbaar worden in sociaal verlies, ontwrichting en destabilisering van samenlevingen. Juist met het oog daarop is een goede institutionele structuur nodig, zodat goed bestuur zo dicht mogelijk bij de burger blijft. Daaraan kunnen we werken door de gerechtigheid in Europa na te streven, ook wanneer wij spreken over verbetering van democratische controle en een scherpere verdeling van bevoegdheden. Ik spreek de wens uit dat onze bewindslieden dat in zich meedragen wanneer zij afreizen naar de Europese Raad.


Roel Kuiper
ChristenUnie






















« Terug

Nieuwsarchief > 2007

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari