Bijdrage Joël Voordewind aan het AO Bestrijding piraterij Somalië

maandag 29 juni 2009

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. De piraterij vormt niet alleen een ernstige bedreiging voor de WFP-voedseltransporten, maar ook voor de commerciële scheepvaart. Koopvaardijschepen die door de Golf van Aden varen, worden in toenemende mate geconfronteerd met piraterij. Een groot aantal schepen is inmiddels in handen van piraten gevallen, waaronder een Antilliaans vlagvarend schip van een Nederlandse rederij, de Marathon. Gelukkig is dit schip inmiddels weer terecht, maar er is wel een bemanningslid bij om het leven gekomen. Ook andere kapingen kennen een slechte afloop. Er zijn inmiddels doden en talloze gewonden gevallen. In 2009 alleen al zijn 153 personen gegijzeld. Gisteren is bekend geworden dat de Belgen ertoe overgaan om mariniers aan boord van schepen te plaatsen. De fractie van de ChristenUnie heeft hiervoor al eens gepleit. De minister heeft een onderzoek laten uitvoeren naar de haalbaarheid hiervan.

Ik ben blij met de inzet van de minister tot nu toe. Hij was een van de eerste ministers die ervoor pleitte om deel te nemen aan de bescherming van de WFP-schepen vorig jaar. Nederland liep daarin voorop. Inmiddels hebben wij drie fregatten voor de kust van Somalië laten patrouilleren. Hr. Ms. De Zeven Provinciën keert dezer dagen terug. Nederland zet zich dus in; laat dat van tevoren gezegd zijn. Ook ben ik mij er goed van bewust dat een volledig sluitend systeem nooit mogelijk zal zijn in dit enorme gebied. Wij moeten wel doen wat wij kunnen. Nederland kan dit uiteraard niet alleen. Daarom is het goed dat dit in NAVO-verband gebeurt en nu dus ook in EU-verband met de missie-Atalanta. Steun voor het voorstel om daaraan deel te nemen met de Hr. Ms. Evertsen, maar daarover straks meer.

Of er meer mogelijk was, vooral in het kader van de bescherming van de Nederlandse koopvaardijschepen, was het onderwerp van het laatste spoeddebat. De fractie van de ChristenUnie had hiervoor eerder gepleit; niet als dé oplossing, maar in het kader van de hulp die nog geboden kon worden voor schepen met een verhoogd risico, dus met een laag vrijboord en een snelheid lager dan tien knopen. De minister verwees in zijn brief naar de group transits en schreef verder wat er niet mogelijk was. Uit de tweede termijn van de minister bleek toch ook wel dat de group transits niet geheel veilig waren. Vijf van de 29 schepen werden alsnog in transit gekaapt. Verder gaf de brief nog geen richting in hoe dan wel te handelen voor de trage schepen. Daarom kom ik kortheidshalve met drie vragen.

Ten eerste: kan de minister duidelijkheid geven om hoeveel risicoschepen het precies gaat? De minister heeft het over vijf tot zeven schepen; de rederijen over ongeveer vijftig risicoschepen. Waar zit hem nu het verschil in definitie? De minister extrapoleert het aantal aanvragen van schepen die langzamer dan tien knopen varen. Hierbij houdt hij echter geen rekening met de schepen die een laag vrijboord hebben en logistiek gezien niet de aansluiting met het konvooi kunnen maken. Graag krijg ik hierover duidelijkheid van de minister.

Ten tweede: kan de minister binnen de EU-missie Atalanta aandacht vragen voor de schepen die wel met een konvooi meevaren, maar toch een verhoogd risico lopen door bijvoorbeeld een laag vrijboord? Wat zou de EU nog voor hen kunnen betekenen?

Ten derde: welke mogelijkheden ziet de minister concreet om de trage Nederlandse schepen alsnog te beveiligen, hetzij in EU-verband, hetzij in multinationaal verband, hetzij in een escorte of anderzijds? Is hij bereid om nogmaals met concrete oplossingen hiervoor te komen? Ik verwijs net zoals collega's naar het Franse model.

 

De voorzitter: Zojuist verlieten de ministers, behalve die van Defensie, de zaal. Ik heb hen toestemming gegeven om zich het komende uur met iets anders bezig te houden. De brief die nu voorligt is van de minister van Defensie. Wij spreken in het tweede deel van dit overleg over Atalanta. De andere twee ministers zullen er dan ook bij zijn.

 

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik heb wat vragen voor de minister van Justitie, juist over dit aspect van ...

 

De voorzitter: Die nemen wij dan mee in het tweede deel, maar deze brief is alleen van de minister van Defensie. Mochten er vragen zijn, dan geef ik in het tweede deel van het AO alle ruimte om die nog aan de andere ministers te stellen. Als wij nu alle drie de ministers aan het woord laten, redden wij het zeker niet binnen anderhalf uur.

De heer Irrgang heeft nog een vraag aan de heer Voordewind.

 

De heer Irrgang (SP): Nog even voor de politieke duidelijkheid: ik kan mij toch echt herinneren dat de heer Voordewind pleitte voor mariniers op het schip. Ik hoor hem dat nu echter niet zeggen. Heb ik niet goed geluisterd? Vraagt hij alleen naar meer mogelijkheden en sluit hij daarmee niets uit, maar noemt hij dit punt ook niet meer expliciet?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb twee punten genoemd. Het ene gaat over het varen in group transit, dus het konvooivaren. De minister heeft in het vorige debat gezegd dat vijf van de 29 nog steeds gekaapt zijn, zelfs in die konvooisituatie. Ik heb daar aandacht voor gevraagd. Het tweede punt was dat ik aandacht heb gevraagd voor de schepen die te langzaam varen en een laag vrijboord hebben. Dat vormt een risicofactor. Ik heb daarvan gezegd dat wij extra moeten kijken wat er nog mogelijk is. Ik heb altijd gezegd dat de mariniers een mogelijkheid zijn om deze schepen te beveiligen. Het hoeven voor mij niet per se mariniers te zijn, maar dan hoor ik graag van de minister op welke wijze het anders kan, want ook deze schepen hebben recht op Nederlandse bescherming.

 

De heer Irrgang (SP): Met zoveel woorden zegt de heer Voordewind dus ook dat de uitkomst van dit debat voor zijn fractie niet hoeft te zijn dat er mariniers meegaan op de schepen.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb het als een optie genoemd in de aanloop naar dit debat en andere debatten. Ik heb de brief van de minister gelezen en heb ook gezien welke bezwaren hij heeft aangekondigd en beschreven. Ik constateer tegelijkertijd dat de Fransen het wel doen. Ik heb in mijn inbreng ook gezegd dat de Belgen het doen. De Zwitsers staan op het punt om het te doen. Kortom, er zijn mogelijkheden om het te doen. Ik constateer ook dat wij het al hebben gedaan met de escortes van de WFP-schepen. Wij hebben daar beveiligingsteams van mariniers op schepen geplaatst, weliswaar in combinatie met escortes. Juridisch schijnt het dus mogelijk te zijn. Ik vraag de minister om specifiek te kijken wat er voor deze risicoschepen zou kunnen, in multilateraal verband of met eigen capaciteit. Ik heb die suggestie een vorige keer al aangereikt als het gaat om de mariniers, maar als het geen mariniers zijn, hoor ik graag van de minister welke andere mogelijkheden hij ziet.

« Terug