Grijze haren - Feiten, cijfers en inleidende beschouwingen

zaterdag 12 februari 2005 18:21

Einde aan het prepensioen en de VUT, verslechterende concurrentiepositie, loonmatiging, langer doorwerken, exploderende zorguitgaven, meer verantwoordelijkheid voor burgers, rijke babyboomgeneratie, etc. Het zijn inmiddels bekende termen uit de politieke discussie. De vergrijzing in Nederland noopt tot het nemen van directe en harde maatregelen. Dat doen we niet voor onszelf maar voor onze kinderen. Aldus het kabinet.

Waar hebben we het over als we over vergrijzing spreken?
Een paar kale cijfers:
Het aantal 65-plussers stijgt van 2,2 mln in 2003 naar 3,2 mln in 2020. Ten opzichte van de totale bevolking in Nederland stijgt het percentage ouderen daarmee in diezelfde periode van 13,5 naar 18,6.
Het aantal 75-plussers (vanaf die leeftijd gaan mensen zorgkosten van betekenis maken) gaat van 1,0 mln in 2003 naar 1,3 mln in 2020. Het aantal 85-plussers bedraagt dan 320.000 (was 230.000).
 
Tabel 1
 
2003
2020
 
aantal
% totale bevolking
aantal
% totale bevolking
Bevolking totaal
16.200
 
17.200
 
65+
2.200
13,5
3.200
18.6
75+
1.000
6,2
1.300
7.6
85+
230
1,4
320
1.9
Bron: CBS/bevolkingsstatistiek; Ruimtelijk Planbureau/Primos/ABF Research
 
 
Zegen of ramp?
Dat mensen ouder worden kan als een zegen worden beschouwd. Op veel plaatsen op de wereld zijn omvangrijke, kostbare en veel omvattende programma’s erop gericht dit te bereiken.
Of iedereen de vergrijzing in Nederland bij deze aantallen ook een zegen zal noemen, zal er van afhangen of passende antwoorden, ook in beleidsmatige zin, kunnen worden gegeven op de vragen die de vergrijzing óók oproept.

Ik noem er een paar:
  • Wat gebeurt er in een samenleving als de onze bij een veel groter aantal ouderen: neemt bijvoorbeeld haar spankracht toe doordat grote groepen beschikbaar komen als dragers in kerkelijk- en verenigingswerk, voor het culturele leven, als mantelzorgers of opvang voor de kleinkinderen, óf zal het gaan om een groep die vraagtin plaats van draagt en dan van een steeds kleinere groep jongeren?
  • Welke gevolgen heeft de vergrijzing voor de inkomenspositie van de ouderen? Is er bij zulke aantallen voldoende opzij gelegd voor iedereen, of wordt het allemaal wat minder en moet ook in een aantal gevallen beroep op de kinderen (of de kerkelijke gemeente) worden gedaan?
  • Kan de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de gezondheidszorg gegarandeerd blijven, wanneer de kosten als gevolg van de toegenomen vergrijzing sterk zullen stijgen? En hoe zal dat zijn in het voorgenomen marktgestuurde stelsel, dat volgens velen tóch al prijsopdrijvend zal werken?
  • Waar en hoe moeten al deze mensen wonen? Leveren de stoere afspraken tussen VROM en de gemeenten, die bedoeld zijn om het niveau van het aantal gerealiseerde woningen sterk omhoog te brengen, ook voldoende betaalbare aangepaste woningen voor ouderen op?
  • Welke gevolgen heeft de vergrijzing überhaupt macro-economisch, wanneer weinigen het geld moeten verdienen voor velen?
 
Vragen genoeg. Ze willen beantwoorden vergt tijd en vernuft.
 
Verpleging en verzorging
Op het zorgterrein heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) daar recent een poging toe gedaan. In het rapport Verpleging en verzorging verklaard dat in oktober 2004 verscheen wordt vooruitgekeken: het zorggebruik (mensen die zich hebben gemeld bij een indicatieorgaan voor AWBZ-zorg plus de mensen die reeds AWBZ-hulp ontvangen) wordt geraamd en de potentiële vraag naar zorg (alle mensen die potentieel in aanmerking zouden komen voor AWBZ-hulp en die gebruikmaken van informele, particuliere of AWBZ-hulp) in kaart gebracht. Om de ramingen te kunnen uitvoeren heeft het SCP gekeken naar de profielen van gebruikers en potentiële gebruikers van zorg. Onder meer valt op dat gebruikers van AWBZ-zorg vaker vrouwen zijn, meer in stedelijke gebieden wonen en vaker een lage sociaal-economische status hebben. Bewoners van verpleeg- of verzorgingshuizen hebben gemiddeld een lager opleidingsniveau en inkomen dan de gebruikers van AWBZ-zorg aan huis. Ook heeft het SCP aandacht besteed aan de determinanten voor de zorgontwikkeling. Behalve demografische ontwikkelingen is ook de aanwezigheid van chronische ziekten een sterk bepalende factor. Naar verwachting zullen de chronische ziekten diabetes, beroerte en astma/COPD met 50% gegroeid zijn in 2020; hartziekten en aandoeningen na ongevallen kennen een stijging van 30% tot 2020 [2].
 
Potentiële zorgvraag en zorggebruik
Het SCP heeft vervolgens ramingen gemaakt voor de potentiële zorgvraag en zorggebruik. Deze ramingen worden weergegeven in onderstaande tabellen.
 
Tabel 2. Raming van de potentiële vraag naar hulp van personen van 65 jaar en ouder, naar plaats van de gevraagde hulp, 2000-2020 (absolute aantallen x 1.000) (Bron: SCP-VV&V’03).
Jaar
Potentiële vraag
Vraag naar zorg thuis
Vraag naar opname verzorging
Vraag naar opname verpleging
2000
736
509
102
88
2005
797
548
112
96
2010
867
597
121
105
2015
972
680
129
115
2020
1.099
778
141
128
 
 
Tabel 3. Raming van het gebruik van AWBZ-gefinancierde diensten door personen van 65 jaar en ouder, naar type hulp, 2000-2020 (absolute aantallen x 1.000) (Bron: SCP-VV&V’03)
Jaar
Huishoudelijke hulp
Persoonlijke verzorging (plus)
Verpleging (plus)
Opname verzorging
Opname Verpleging
2000
155
56
64
103
49
2005
159
59
64
110
54
2010
161
63
64
121
58
2015
166
67
67
128
63
2020
177
72
75
136
69
 
De toevoeging ‘plus’ betekent dat het behalve om de genoemde hulpvorm ook gaat om een combinatie met eerder in de rij genoemde typen hulp.
 
Tabel 2 toont de maximale verwachte vraag naar zorg. Tabel 3 gaat uit van het huidige geraamde gebruik en trekt dit door naar de toekomst. Dit geeft de minimaal verwachte zorgvraag weer. Uit bovenstaande tabellen blijkt dat de vraag naar zorg onmiskenbaar zal toenemen. De vraag naar zorg aan huis groeit minimaal met 28% en maximaal met 38%. De potentiële vraag naar opname in een verzorgings- of verpleeghuis groeit respectievelijk met 40 en 48%; de minimale groei is naar verwachting respectievelijk 26 en 40%. De vraag naar opname in een verpleeghuis groeit het hardst.
 
Afgezet naar het aantal 65-plussers in 2000 en 2020 blijft de vraag naar een plaats in een verzorgingshuis schommelen rond 4,5% van de 65-plussers. De vraag naar verpleeghuiszorg blijft door de jaren heen relatief gelijk. Zorg thuis daalt in het scenario voor geraamd gebruik van 12,5% naar 10% van de 65-plussers. De maximale vraag naar zorg thuis door 65-plussers stijgt licht van 23% in 2000 naar 24% in 2020.
 
Nog een paar opmerkelijke punten
Het SCP gaat er vanuit dat de uitgaven in het kader van de AWBZ (waaruit onder meer de thuiszorg en de zorg in verpleeghuizen wordt betaald) zullen stijgen van 3,2% van het Bruto Nationaal Product in 2000 tot minimaal 4,1 en maximaal 4,5% in 2020. (Opvallend is overigens dat het Kabinet gebruikmakend van dezelfde cijfers spreekt van een stijging van 4% van het BNP in 2004 naar minimaal 5,8 en maximaal 7,5% BNP in 2020.)
 
Het SCP beschouwt het huishoudinkomen verder als een belangrijke determinant voor de potentiële vraag en het geraamde gebruik. Het huishoudinkomen stimuleert de potentiële vraag en remt het gebruik. In bovenvermelde ramingen heeft het SCP rekening gehouden met een welvaartsgroei van 0,75%, maar het SCP geeft hierbij ook aan dat het een onzekere factor is. Daarom heeft het SCP ook een variant berekend waarin geen welvaartsgroei is voorzien en zijn de inkomens bevroren op het peil van 2000. Het belangrijkste effect van de bevriezing is dat veel minder beroep op particuliere hulp zal worden gedaan (20% minder). Een meerderheid van deze mensen ziet volledig af van hulp en vooral mensen met een lager inkomen zullen meer AWBZ-hulp inroepen. Naar schatting zouden de AWBZ-uitgaven hierdoor een half miljard euro hoger komen te liggen.
 
Ook is gekeken naar een variant waarin de informele hulp (mantelzorg) met 10% zal dalen. Overigens verwacht het SCP in eerder gedane onderzoeken geen snelle daling van informele hulp (mantelzorg). Bij het wegvallen van informele hulp zal 80% van de mensen zichzelf proberen te redden. SCP verwacht dat dit, gezien de hulpbehoefte van deze mensen, ook mogelijk is. Van de overige 20% wijkt de helft uit naar particuliere hulp en de andere helft naar AWBZ-hulp (vooral hulp aan huis). Het extra beslag op de AWBZ beloopt in deze variant enkele honderden miljoenen euro's.
 
Tot slot het scenario waarin de kabinetsplannen met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) zijn doorberekend. In deze plannen gaat in ieder geval de huishoudelijke verzorging over naar de lokale overheid. Het SCP verwacht bovendien dat de functie persoonlijke verzorging hierbij zal worden betrokken. Het SCP raamt dat ten gevolge van deze wijzigingen 50.000 personen extra zullen uitwijken naar relatief duurdere voorzieningen (verpleging thuis of opname). De kosten hiervan raamt het SCP op 2,1 miljard euro.
 
Conclusies
Lezing van het rapport brengt mij op het volgende:
 
Dat we te maken krijgen met hogere kosten als gevolg van de vergrijzing is evident. De kosten stijgen ook al als gevolg van een grote stijging van het aantal chronisch zieken en door allerlei technologische ontwikkelingen. We kunnen ons er maar beter op instellen. We moeten echter ook verwachten dat de kosten stijgen als gevolg van systeemwijzigingen. Dat lijkt het geval geweest te zijn bij de operatie tot modernisering van de AWBZ in 2003 en velen verwachten dat ook wanneer vanaf 1 januari 2005 allerlei marktelementen in het stelsel van de gezondheidszorg worden geïntroduceerd. Het is de vraag of we ons zonder meer bij déze stijging van uitgaven moeten neerleggen.
 
Het is onontkoombaar dat nagedacht wordt over de omvang van het verzekerd pakket. Als regel levert dat verhitte discussies op. Toch zijn er mogelijkheden waardoor de ouderen niet in hun belang behoeven te worden geschaad. Zo noem ik het concept van scheiden van wonen en zorg. Dat heeft te maken met de bekostiging van woonlasten vanuit de AWBZ.
De kosten voor bouw en onderhoud van verzorgings- en verpleeghuizen worden namelijk geheel vergoed. Om kostenverlaging te bereiken kan men wonen en zorg scheiden. Dit houdt in dat mensen die zorg nodig hebben zelf de huur of hypotheek betalen van hun woning of appartement terwijl de benodigde zorg vanuit de AWBZ aan huis geleverd wordt. Zorg aan huis is voor verreweg de meeste ouderen met beperkingen de beste oplossing, al is zorg thuis niet altijd haalbaar.
Als we dit een goed concept vinden, zal wel ieder mee moeten werken het te realiseren. De praktijk leert dat een instelling die dit poogt te realiseren een zware kar door de modder moet zien te sleuren.
Dit is een voorbeeld van een goede mogelijkheid tot beperking van het pakket.
Natuurlijk zijn er wel grenzen. En discussies over het pakket omdat de kosten zijn gestegen ten gevolge van veranderingen in het systeem zouden uit den boze moeten worden verklaard.

Er zal ongetwijfeld een andere ordening van de zorg plaatsvinden. Wie de betaalbaarheid en de toegankelijkheid voor iedereen in stand wil houden zoekt naar nieuwe manieren om de zorgverlening vorm te geven. Disease management is de nieuwe term, waarbij met name ouderen en chronisch zieken met bijkomende ziekten voor verdere ondersteuning en interventies thuis betere en goedkopere zorg zullen krijgen, met een nadruk op een groter en gevarieerd aanbod in de meer directe omgeving. Gevolg daarvan zal een afnemend beroep zijn op de traditionele ziekenhuissector.
Dit alles zal ingrijpende veranderingen teweeg brengen in de aard en structuur van de huidige gezondheidszorg [3].
Bovendien zal er rekening mee moeten worden gehouden dat ook ouderen zelf langer en intensiever mantelzorg moeten leveren.
 
Van de effecten van de vergrijzing op de zorg zal meer bekend moeten worden. Het zou wel winst zijn als we in staat zijn een erkende agenda op te stellen voor de komende paar jaar, trouwens voor meer dan de zorg alleen.
Belangrijk zal zijn, dat de sense of urgency breed wordt erkend, door de overheid maar niet door de overheid alleen. Belangrijk zal ook zijn of zich probleemeigenaren aandienen. Feitelijk is een brede maatschappelijke alliantie vereist wil per sector tijdig, adequaat en door de juiste organen of organisaties antwoord gegeven kunnen worden.
 
Tenslotte is het de hoogste tijd voor een actuele doordenking van het begrip ouderdom en voor een normatieve beschouwing op de plaats die de oudere onder ons toekomt.
 
Voetnoten
1 Met dank aan drs. Willeke van Staalduinen
2 Demografische projectie 2000-2020 van het RIVM, 2002
3 Zie ook Hindle, Dowdeswell en Yasbeck in Rapportage van een Onderzoek naar Klinische Zorgpasen en de Strategische Besluitvorming over Vastgoed in 17 EU-landen; september 2004
Voor verdere studie zijn ook deze recente SCP-rapporten interessant:
Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Rapportage ouderen 2004, mei 2004 (286 p.)
- Sociale uitsluiting in Nederland, oktober 2004 (205 p.)
-  Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen, november 2004 (250 p.)

Door Mr. Tom Vroon [1]

Gepubliceerd in DenkWijzer 2005, 1

« Terug

Nieuwsarchief > 2005

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari