Wethouder van der Sluijs: „Geen politiek bedrijven”

03-03-2006 15:49 03-03-2006 15:49

Hij was twee dagen wethouder toen hij het verzoek kreeg een apotheek te openen. „Ik moest een schaap achter me aantrekken over een denkbeeldige dam.” De volgende dag kopte een krant: ”Schaap opent Dienst Apotheek Middenholland DAM”. „Ik leerde al snel dat het niet om de wethouder ging”, zegt ChristenUniewethouder ing. P. van der Sluijs.

Verschillen tussen raadslid en wethouder ziet de 59-jarige Van der Sluijs volop. „Als raadslid vertegenwoordig je je politieke kleur, je zit er primair om politiek te bedrijven, maar je krijgt alleen iets gedaan als je een meerderheid vindt. Als wethouder bedrijf je geen politiek, maar bestuur je een stad. Wel doe je dat vanuit je achtergrond. Er is niet zoiets als waardenvrij bestuur.”

Hij ontkent ten stelligste het te zijn, maar zowel in als buiten Gouda wordt Van der Sluijs gezien als bestuurlijk zwaargewicht. „Ik ben van oorsprong een ambachtsman, een instrumentmaker, die geniet van wat hij maakt. Zo wil ik ook als bestuurder praktisch bezig zijn en resultaten zien.”

Als voorzitter van de gemeenschappelijke gezondheidsdienst GGD praat hij op landelijk en regionaal niveau mee over de taak van de openbare geestelijke gezondheidszorg in de nieuwe welzijnswet, de WMO. „Je moet proberen in een vroegtijdig stadium richting te geven. Het is moeilijk een containerschip bij te sturen als het al volop in beweging is.”

Wat verstaat Van der Sluijs precies onder waardengebonden bestuur? Regelmatig wordt zijn naam in verband gebracht met de Tien Gouden Stadsregels, die Gouda in 2002 mede op zijn initiatief opstelde. „Natuurlijk lag daar bij uitstek een kans voor een christenbestuurder: de bedoeling van de stadsregels te laten landen bij mensen die daar niet zo’n behoefte aan hadden. Maar er is meer.

Met het beleidsplan ”Netten Boeten” willen we voorkomen dat jongeren in het zorgcircuit tussen wal en schip belanden. Daarom heb ik onlangs de betrokken hulpinstanties bijeengeroepen in de Goudse Schouwburg voor overleg. Voor ik van huis ging, las ik Matthéüs 7: „Is er iemand onder jullie die zijn kind, als het om een brood vraagt, een steen zou geven?” Ik heb gezegd: Dit las ik vanochtend in mijn Bijbel en wat denkt u: Dat doet toch niemand?

Daarna citeerde ik uit een kinderliedje de regels: „Jan kwam thuis om een boterham te vragen. Vader was niet thuis en moeder was niet thuis.” Toen heb ik gezegd: „Als dat in onze gezinnen ook de praktijk is, geven we onze kinderen dan toch geen stenen voor brood?” Op die manier probeer ik met een Bijbels beeld het belang van het gezin onder de aandacht te brengen, waarbij ik mijn Bijbelse drijfveer openlijk benoem.”

Vanaf de andere kant van de tafel moet hij af en toe toezien hoe een voorstel uit de ChristenUnie/SGP-fractie sneuvelt in de raad. „Het vloekverbod is daar een voorbeeld van, de fractie zat daar veel steviger in dan het college.” Of dat een machteloos gevoel gaf? Nee, schudt Van der Sluijs, „omdat ik de taal- en woordkeus extra kon belichten als mede-uitvoerder van het al in gang gezette normen- en waardenbeleid.”

Laat het college op zondag wegen asfalteren, dan kiest Van der Sluijs voor een minderheidsstandpunt. „Maar dat breng ik niet met zo veel woorden naar buiten, ik weet voor mezelf hoe ik in dat soort zaken sta.” De wethouder weet niet of de collega-partijen hem na de verkiezingen nog nodig zullen hebben voor een meerderheid. Lachend: „Maar wie weet, misschien ervaren ze mijn inbreng als zeer gewenst.”

Bron: www.refdag.nl, Jakko Gunst

« Terug

Nieuwsarchief > 2006

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari