Conservatisme schiet politiek tekort (Radix, november 2012)

geert-jan-spijker-biebshoot07-11-2012 15:10 07-11-2012 15:10

Lange tijd was het in Nederland niet aantrekkelijk om als conservatief bekend te staan. Zeker sinds de jaren zestig was het weinig populair. Je hoorde er pas echt bij als je progressief was, onbeperkte vrijheid en multiculturaliteit omarmde, gemeenschap en traditie achter je liet. Maar de tijden zijn veranderd. Nederland heeft zich het afgelopen decennium ontwikkeld van 'traditioneel progressief' naar 'modern conservatief' (Schnabel 2011: 17). De schaduwkanten van het doorgeschoten vrijheidsdenken zijn aan het licht gekomen: diversiteit bleek niet alleen maar mooie dingen op te leveren, tolerantie bleek eigenlijk onverschilligheid te zijn. Door uiteenlopende ontwikkelingen als de opkomst van de islam, 9/11 en de toename van hufterigheid op straat kwam er weer behoefte aan morele grenzen, aan duidelijkheid over onze identiteit. Balkenende voelde dat goed aan door het thema waarden en normen te agenderen. Er bleek sprake van een breed onbehagen over onze richtingloze en grenzeloze cultuur (getuige ook het succes van Ad Verbrugge's boek Tijd van onbehagen).

De cultuurverandering ging gepaard met hernieuwde conservatieve ideeënvorming. Ik herinner me nog dat Trouw ineens lange artikelen van de Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging begon te publiceren, waarin bijvoorbeeld het traditionele huwelijk werd verdedigd. Ook kwam er een rechts opinieblad (Opinio, inmiddels ter ziele) en werd de conservatieve Edmund Burke stichting opgericht (met als voorzitter Bart Jan Spruyt). De belangstelling voor deze nieuwe inbreng in het maatschappelijk debat liet duidelijk zien dat er op links een verlegenheid was ontstaan over morele en culturele kwesties. Want was ook alweer het doel van onze enorme vrijheid, alleen om oneindig te consumeren? En hoe begrenzen we onze verdraagzaamheid eigenlijk, alleen door wetgeving?

De conservatieve inbreng heeft op veel punten tot een verrijking van het publieke debat geleid. Maar op minstens een belangrijk punt schiet ze tekort: op het politieke vlak. Dit artikel richt zich op dat 'tekort'. Ik ga allereerst na wat conservatisme is, om vervolgens na te gaan wat een mogelijke politieke vertaling is. Daartoe kijk ik om te beginnen naar de Verenigde Staten, waar binnenkort verkiezingen zijn, en vervolgens naar Nederland. Ik constateer dat het conservatisme een rijke basis biedt voor ideeënvorming op sociaal gebied, maar dat het tekortschiet zodra overheid en politiek in beeld komen. Christenen doen er daarom goed aan zich niet te beperken tot conservatieve denkbeelden, maar te rade te gaan bij de eigen traditie. Daarmee doel ik in dit artikel vooral op de antirevolutionaire traditie, die zeker verwantschap vertoont met het conservatisme maar daarbij wel een eigen positieve politieke visie heeft ontwikkeld.

Wat is conservatisme?

Het is een hachelijke zaak om een omschrijving van het conservatisme te geven. Door de eeuwen heen zijn er talloze en zeer uiteenlopende denkers geweest die tot aanhangers van het conservatieve gedachtegoed gerekend worden. De recente bundels van Baudet en Visser (2010, 2012) getuigen van die diversiteit. Het conservatisme is in hun ogen dan ook een veelkleurige familie, die zich losjes verenigd weet rondom een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Allereerst benadrukken ze dat conservatisme niet simpelweg een verlangen naar vroeger betekent. Toen was niet alles beter. Wat van belang is, is het verzet tegen revolutionaire veranderingen, tegen menselijk maakbaarheidsgeloof, tegen het denken vanuit ideologische blauwdrukken. Veranderingen zijn soms nodig, maar dienen altijd stapje voor stapje plaats te vinden. De met water en bloemen gevuld vaas moeten we voorzichtig willen verplaatsen (2010: 8).

Die voorzichtigheid is ingegeven door een pessimistisch mensbeeld. Conservatieven geven niet al te hoog op van de kenvermogens van de mens. Met die vermogens wordt niet alleen gedoeld op kennis van 'harde' wetenschappen, maar ook van de kennis hoe te leven. Vanwege zijn beperktheid is het individu aangewezen op gemeenschappen als gezin, huwelijk, arbeid en kerk. Daarin worden waarden en normen overgedragen, deugden ontwikkeld, moreel kapitaal geleerd en verantwoord burgerschap ontwikkeld. Als iemand gevormd en onderwezen wordt in goede tradities, in ‘de gezonde opvattingen’, dan kan het best wat met hem worden. Echter, perfect wordt hij nooit. Het menselijk tekort is eeuwig.

Een belangrijke opponent van veel conservatieven is de verlichting. Veel verlichtingsdenkers zijn optimistisch over de mens en zijn vermogens. Het kwaad zit volgens hen eerder in structuren, in omstandigheden. Die moeten dus, bijvoorbeeld met politieke middelen, veranderen, zo nodig via revoluties. Dit gaat er bij conservatieven uiteraard niet in: het kwaad is niet weg te organiseren. J.L. Heldring, die onlangs stopte als columnist van NRC Handelsblad, betoogde daarom dat het verschil tussen de verlichtingsfilosofieën liberalisme en socialisme minder wezenlijk is dan de kloof tussen die beide filosofieën enerzijds en het conservatisme anderzijds (Spruyt 2003: 33).

Op veel punten zullen christenen zich herkennen in elementen van het conservatieve denken. Het biedt een onmisbare relativering van wat mensen vermogen. We moeten niet streven naar radicale verbeteringen, want die leiden juist tot het tegendeel (intolerantie bijvoorbeeld). En het belang dat veel conservatieven hechten aan het christendom als basis van onze beschaving zal weinig christenen tegen de borst stuiten. Juist religie biedt de bezieling die onze tijd zo node mist. Juist de christelijke godsdienst biedt een vast moreel kader dat nodig is onze vrijheid te omlijnen en ons leert verder te kijken dan kortzichtig eigenbelang.

Conservatieven hebben het publieke debat de afgelopen jaren verdiept door waardenvolle tradities en klassieke bronnen te ontsluiten voor een breder publiek. Met de nadruk op deugden, morele vorming en gemeenschappen hebben ze een leemte aangewezen die gevuld moet worden. Maar is dit voldoende om de samenleving weer op de rails te krijgen? We zien dat een conservatieve visie in de praktijk vaak leidt tot nadruk op een kleine overheid. Het is echter de vraag of de kwaliteit van de samenleving daarmee gediend is. De Verenigde Staten bieden daar een mooi voorbeeld van.

Conservatieve politiek in de VS: een kleine overheid

Als Nederlander is het niet eenvoudig je een goed beeld te vormen van de situatie in de VS. De oerprogressieve berichtgeving in Nederlandse media toont weinig begrip voor Amerikaanse conservatieven. 'Amerikanen zijn niet gek', schreef voormalig NOS-correspondent Charles Groenhuijsen. Maar conservatieve Amerikanen wel – zo lijkt het.

Politiek gezien worden vooral de Republikeinse Partij geassocieerd met het conservatisme. Een meer precieze blik leert dat de Grand Old Party meerdere stromingen kent: een anti-federale of libertaire, die vooral een kleine overheid en zoveel mogelijk zelfredzaamheid nastreeft (Ron Paul vertegenwoordigde deze stroming tijdens de voorverkiezingen); een christelijk-conservatieve ofwel de religious right, die voor familiewaarden is en bijvoorbeeld tegen abortus en homohuwelijk (de katholiek Rick Santorum was hier de bekende man); en tot slot een gematigd midden, waar Mitt Romney na een lange strijd uit naar voren kwam als uitdager van de zittende Democratische president Barack Obama.

Wat de republikeinen delen wordt in extreme vorm verwoord door de Tea Party-beweging. Die beweging kenmerkt zich door een diep, PVV-achtig wantrouwen jegens de elite, een echte vijandigheid naar de overheid en een fanatiek geloof in de vrije markt. Dit sluit aan bij een diepgeworteld Amerikaans besef: dat iedereen het in principe zelf, zonder overheidssteun, moet kunnen rooien. Dit levert een hardere samenleving op waar minder collectief geregeld is, maar ook een samenleving met veel onderlinge zorg, gastvrijheid en vrijgevigheid. Dat kan ook, want vanwege de kleine overheid zijn er lage belastingen. "Afhankelijkheid van de overheid is slecht voor de ziel", is de heersende gedachte, aldus historicus James Kennedy (Nederlands Dagblad, 10-3-2012). Dat zien we ook bij de weerstand tegen Obama’s plan voor meer solidariteit in de gezondheidszorg. Het verzet tegen Obamacare is een uiting van een fundamenteel wantrouwen jegens de overheid. Voor veel Amerikanen staat de vrijheid op het spel als zorg collectiever geregeld wordt (en bovendien iedereen moet gaan meebetalen aan abortussen...).

Veel blanke christenen stemmen republikeins. Politiek gezien vindt men vooral gezinswaarden en medisch-ethische thema's belangrijk. Verder moet de overheid zich niet teveel met hun leven moet bemoeien: dat geldt voor de gezondheidszorg, maar bijvoorbeeld ook het onderwijs. Daar zit wat in. Toch zijn er duidelijk negatieve gevolgen van deze fixatie op een kleine, afstandelijke overheid: zo wordt het steeds moeilijker om een ziektekostenverzekering te krijgen, stijgt het begrotingstekort naar aanleiding van lage belastingen (en hoge leningen), kent de VS een absurd hoog energieverbruik, en worden de verschillen tussen rijk en arm almaar groter (in 1974 bezat de top 1% van de Amerikanen 9% van het BNP, in 2007 was dit 23,5%!) (Deelstra 2012: 10).

Conservatieven richten zich vooral op sociale en morele vraagstukken en hebben weinig verwachtingen van de overheid. De overheid is vooral onderdeel van het probleem. Het conservatisme heeft dan ook, in de woorden van Bart Jan Spruyt, "iets a-politieks" (2003: 14). Dit verklaart de nadruk op een kleine overheid (en veel verwachtingen van samenleving en markt). Maar hiermee komen we er niet, want een sociale visie behoeft aanvulling met een brede politieke visie die aandacht besteed aan meer dan gezin en medisch-ethische kwesties. Een visie waarin ook politieke thema's als zorg voor de schepping en verantwoordelijkheid voor kwetsbaren zijn opgenomen, thema's die nu (niet alleen in Verenigde Staten maar ook in Groot-Brittannië) worden gekaapt door 'links'. Het is overigens interessant om te zien dat die beweging gaande is: er zijn steeds meer evangelicals die niet alleen nadruk leggen op levens- en familiewaarden, maar oog krijgen voor armoede- en milieuproblematiek. Denk aan Jim Wallis' bestseller God's politics (2005) met de veelzeggende ondertitel: Why the American Right gets it wrong and the Left doesn't get it. Of recenter het zelfkritische en inspirerende City of man (2010) van de voormalige Bush-medewerkers Michael Gerson & Peter Wehner.[1] In Groot-Brittannië speelt iets dergelijks: Phillip Blond (net als Wallis theoloog overigens) deed veel stof opwaaien met Red Tory: How left and right have broken Britain and how we can fix it (2010).

Al eerder zocht in de VS ook de politiek filosoof James Skillen een weg tussen links en rechts. Zijn Centre for Public Justice (www.cpjustice.org) is sterk geïnspireerd door de antirevolutionaire traditie. Die Nederlandse traditie vertoont overeenkomsten met het conservatisme, maar kent een rijkere overheidsvisie, een die meer aanknopingspunten biedt voor de politiek door het centraal zetten van de norm van publieke gerechtigheid en die daarmee de overheid een belangrijke eigen verantwoordelijkheid toedicht.

Confessionele politiek in Nederland: publieke gerechtigheid

Nederland kent van oudsher geen uitgesproken conservatieve partij. Dat heeft te maken met het feit dat ons land nooit een grote adel heeft gekend, maar komt vooral door de opkomst van confessionele partijen (ARP, CHU, KVP). Die partijen waren sterk tegen de Franse revolutie en het verlichtingsdenken gekant, en wilden vasthouden aan traditionele (christelijke) waarden. Een expliciet conservatieve partij was daarom niet meer nodig. Vooral de Christelijk-Historische Unie was interessant voor conservatieven. Tegenwoordig vinden conservatieven vaak hun thuis bij het CDA en de VVD. De nadruk op een sterke samenleving en marktwerking is ook hier aanwezig, met bij het CDA oog voor een 'big society' die grote diversiteit kent en bij VVD conservatieven die meer willen horen dan het verhaal over 16 miljoen individuen en hun markt.

In de antirevolutionaire traditie van Kuyper en Dooyeweerd (ook wel te noemen christelijk-sociale of christendemocratische traditie) zien we duidelijk overeenkomsten met het conservatisme: de nadruk op soevereiniteit in eigen kring benadrukt dat sociale verbanden een eigen aard hebben en eigen speelruimte (zelfbestuur). Al deze vormen van soevereiniteit dient de overheid te respecteren, en hun tegenwicht perkt die van de overheid in. Mensen moeten hun eigen verantwoordelijkheid nemen, in de diverse leefsferen waarin ze opereren (werk, kerk, gezin, etc). Tegelijk wordt in de AR-traditie positiever over de overheid gesproken dan conservatieven doen. Antirevolutionairen zien de overheid niet slechts als onderdeel van het probleem, als gevaar, maar ook als genadegave. Abraham Kuyper wijst op de lichtzijde en de schaduwzijde van de staat:

"De schaduwzijde, want die kunstmatig gevormde staten behoorden er niet te zijn, er moest maar een wereldrijk zijn; die overheid regeert mechanisch, en hoort eigenlijk niet bij onze natuur; en ook dat overheidsgezag wordt door zondige mensen uitgeoefend en is dus behept met allerlei heerszuchtig bedoelen. Maar ook de lichtzijde, want een zondige mensheid levend zonder verdeling van staten, zonder wet en overheid en zonder regelend gezag, zou thans een hel op aarde geven (...)." (1899/2008: 90)

Hij wijst erop beide zijden te onderkennen:

"Ten eerste, dat we het staatsleven en de overheid als nu onmisbaar redmiddel dankbaar uit Gods hand ontvangen zullen; maar ook ten tweede, dat we krachtens onze natuurlijke aandrift steeds tegen het gevaar dat in de staatsmacht voor onze persoonlijke vrijheid schuilt, op onze hoede moeten zijn." (1899/2008: 90)

De grote wijsgeer Herman Dooyeweerd heeft op diepzinnige wijze Kuyper's staatsleer uitgewerkt, daarbij centrale aandacht gevend aan de norm van publieke gerechtigheid. Daarin zit enerzijds een principiële beperking: de overheid is voor het publieke domein en gericht op gerechtigheid (ze moet dus geen leiding geven aan het religieuze, morele of economische leven in een staat). Anderzijds impliceert publieke gerechtigheid bij hem wel een veelheid aan mogelijke activiteiten en terreinen, zoals wetenschap, kunst, onderwijs, gezondheidszorg en landbouw (1984: 445). Kortom, centraal staat de norm van de gerechtigheid, daaraan ondergeschikt, ten dienste, en dus secundair is het vraagstuk van een kleine of grote overheid. Achter deze overheidsvisie zit het onderscheid tussen structuur en richting: de overheid is op zich niet slecht, het hangt er maar net vanaf of die in de juiste richting wordt gebruikt: gericht op gerechtigheid of niet. Datzelfde geldt voor alle kringen: het gaat er voor elke gemeenschap om of die aan zijn bedoeling, aan een hogere norm beantwoordt. Zoals in de staat gerechtigheid leidend moet zijn, zo moet in een gezin de liefde centraal staan.

De norm van gerechtigheid biedt een kritisch potentieel, een krachtig tegenover. Ze stelt de bestaande situatie onder kritiek zodat niet automatisch de ‘macht der gewoonte’ gaat overheersen. Ze verzet zich tegen het recht van de sterkste. Als we de Bijbel open doen dan leren we God kennen als een God van gerechtigheid, die opkomt voor de weduwe en de wees, de arme en de vreemdeling. Via profeten waarschuwt Hij koningen en andere machthebbers die kwetsbaren onrechtvaardig behandelen. Iedereen telt mee in Gods ogen, alle mensen zijn geschapen naar zijn evenbeeld en daarmee gelijkwaardig. Zeker machthebbers behoren als beeld van Gods manier van regeren gerechtigheid als norm voor ogen te houden, en dat zelf en in hun ambtsuitoefening uit te leven. Dat betekent dus voor iedereen het nemen van de eigen verantwoordelijkheid - en dus goede zorg voor de naasten - maar ook voor de overheid dat zij oog heeft voor recht en gerechtigheid, voor economische rechtvaardigheid, voor duurzaamheid. Armoede heeft immers ook te maken met onrechtvaardige structuren. Die moeten ook met politieke middelen worden aangepakt. We bereiken hier niet de hemel op aarde, maar om institutionele arrangementen te veranderen is ook politiek nodig. De strijd van de Brit William Wilberforce tegen slavernij biedt een klassiek voorbeeld: hij riep daarbij niet alleen de kerk op tot het stoppen met slavernij, maar beoogde het beëindigen van slavernij in het algemeen. Aan het eind van zijn leven - eigenlijk één lange politieke campagne - werd de wetgeving ten goede veranderd. Ook de Amerikaanse voorganger Martin Luther King ging het om meer: christenen moeten in hun persoonlijke leven stoppen met discriminatie, maar er is ook publiek recht nodig'. Een brede beweging en goede wetgeving gaan samen op, ze beïnvloeden elkaar.

Tot slot: ook de overheid

Ook vandaag zien we dat de overheid een belangrijke taak heeft: door blind geloof in de vrije markt is die markt op allerlei terreinen doorgedrongen waar ze eigenlijk niet moet zijn (gezinsleven, vriendschap, gezondheid, onderwijs, kunst, etc). Om over het geloof in de financiële markten maar te zwijgen... Ook in Europa zijn we te gemakkelijk meegegaan met de wereldwijde neoliberale beweging die begonnen is in de Verenigde Staten. Filosoof Michael Sandel wijst in zijn nieuwste boek op dit verschijnsel en roept op de grenzen van de vrije markt te bewaken. "Onze enige hoop om markten op hun plek te houden is door openlijk en publiekelijk te discussiëren over de betekenis van de goederen en sociale praktijken die we hoogachten." (2012: 202). In dat debat hebben uiteraard burgers een taak. Maar uiteindelijk gaat het hier om de ordening van het publieke leven en daarbij heeft ook de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid..

Het conservatieve geluid heeft sinds het begin van dit millennium flink van zich laten horen in Nederland en dat is iets om blij mee te zijn. De nadruk op deugden, tradities en gemeenschappen was te lang onderbelicht gebleven in het individualistische en optimistische vrijheidsgeweld van de kinderen van de verlichting. Waar het een verrijking betekent voor het publieke debat over de samenleving, kent het conservatisme zijn beperkingen als het gaat over bezinning op de overheidstaak. Dat heeft te maken met zijn a-politieke karakter. Over de grens zien we, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, maar ook in Europa, dat conservatisme zich politiek beperkt tot thema's als abortus, euthanasie en homohuwelijk. In Nederland zijn we vertrouwd met een rijke, unieke traditie van christelijk politiek denken, de antirevolutionaire lijn van Kuyper en Dooyeweerd (die overigens in de Verenigde Staten steeds meer aanhang vindt). Die lijn biedt aanknopingspunten voor een politieke visie waarin zowel opgekomen wordt voor gemeenschappen en het leven, als voor solidariteit en rechtvaardigheid. Juist in tijden van morele vrijzinnigheid en economisch neoliberalisme is het van belang dat de overheid gewezen wordt op zowel haar principiële begrensdheid, als op de eigen verantwoordelijkheid in het opkomen voor gerechtigheid in het publieke leven.

Literatuur:

Baudet, Th. & Visser, M. (red.) (2010). Conservatieve vooruitgang. De grootste denkers van de twintigste eeuw. Amsterdam: Bert Bakker.

Baudet, Th & Visser, M (red.). (2012). Revolutionair verval en de conservatieve vooruitgang in de achttiende en negentiende eeuw. Amsterdam: Bert Bakker

Blond, Ph., (2010). Red Tory. How left and right have broken Britain and how we can fix it. London: Faber and Faber

Deelstra, H. (2012) De terreur van Big Government en Big Business. Een kennismaking met Phillip Blond (DenkWijzer 12(2), 8-12.

Gerson, M. & Wehner, P. (2010). City of Man. Religion and politics in a new era (foreword by Timothy Keller). Chicago: Moody publishers

Kuyper, A. (1899/2008). Het Calvinisme. Barneveld: Nederlands Dagblad.

Dooyeweerd, H. (1984), A New Critique of theoretical thought (Volume III), translated by David H. Freeman and H. De Jongste. Jordan Station: Paideia Press Ltd. (First print in 1969).

Nederlands Dagblad (10-3-12), ''Christelijk rechts' is niet gek'.

Sandel, M.J, (2012). Niet alles is te koop. De morele grenzen van marktwerking, Ten Have.

Spruyt, B.J., (2003) Lof van het conservatisme. Balans

Kinneging, A. (2005). Geografie van goed en kwaad. Utrecht: Het Spectrum

Schnabel, P. (2011). Van traditioneel progressief naar modern conservatief. In: Paul Dekker en Josje den Ridder (red.) Stemming onbestemd, Tweede verdiepingsstudie Continu Onderzoek Burgerperspectieven. Den Haag.

Wallis, J. (2005). God's politics. Why the American Right gets it wrong and the Left doesn't get it. London: Lion.


Mr.drs. Geert Jan Spijker is directeur a.i. van de Groen van Prinsterer stichting, het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie. geertjanspijker@christenunie.nl

Dit artikel verscheen in Radix, tijdschrift over geloof en wetenschap. Jaargang 38 #3 2012 p. 


[1] Gerson en Wehner wijzen erop dat de religious right vaak te reactief was. "Often it responded to anger with anger. It responded to the liberal gospel by downplaying the very idea of social justice, thus narrowing the range of evangelical concern. The result was often a partial agenda, even a partisan one. In an unexpected way, this reactive model of social engagement allowed the left to continue setting the social and political agenda. This is particularly the case on the issues of abortion and secularization. We believe that these two issues are vital to the country and future of the country. But they do not exhaust the Christian contribution to the City of Man. The next phase of Christian social engagement will need to move beyond reaction, instead applying first principles to a broad range of public concerns." (61-61) In het vervolg van hun boek werken ze een eigen benadering uit waarin ze allereerst een centrale plaats toekennen aan de moraliteit van mensenrechten, en vervolgens vier onderdelen van het overheidsoptreden bespreken (orde, gerechtigheid, deugd, welvaart). Ze vinden uiteindelijk - wat mij betreft althans - een goede balans: "skepticism toward government is often warranted and legitimate; contempt and outright hostility are not. We count ourselves conservatives in the tradition of Edmund Burke, who averred that God instituted government as a means of human improvement. Government is not simply a necessary evil; so long as it acts within its proper boundaries and in a respectable fashion, it has a positive and constructive role to play in human affairs." (110)  

« Terug

Nieuwsarchief > 2012

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari