Karl Barth was geen theoloog van de seculiere politiek (column)

723px-Wikipedia-karlbarth01vrijdag 10 mei 2013 15:49

In de vroege meidagen, rond Dodenherdenking en Bevrijdingsdag, haal ik soms een bijzonder boek uit mijn boekenkast: Eine Schweizer Stimme. Het bevat gebundelde lezingen, korte publicaties en brieven van Karl Barth, en kwam in juni 1945 uit.

In het exemplaar dat ik ooit bemachtigd heb, staat een stempel: Prisoner of War Camp No. 174. In dit Engelse werkkamp kunnen Duitse krijgsgevangenen het geleend en gelezen hebben. Een aparte historische ervaring.

Nu merkte ik tijdens mijn schoolcarrière dat Barth bij gereformeerden uit mijn omgeving geen goede naam had. Hij miskende als theoloog het belang van de traditie, de traditio van heil en waarheid, van ouders op kinderen bijvoorbeeld. Hij zou de theoloog zijn van de ‘Doorbraak’ en van seculiere politiek. Barth was ‘fout’.

Maar door hem zelf te lezen, veranderde mijn beeld. Ik begon met zijn biografie. Wat bleek? Juist Barth zette zich af tegen de liberale theologen van zijn dagen. Wat heb je aan vormen van theologie die kerkleden vooral helpen om de kleur van hun omgeving aan te nemen. Op die manier maakt veel vrijzinnige theologie zichzelf nog altijd overbodig - ondanks alle goede, menslievende bedoelingen. Mijn respect voor Barth groeide.

Doorbraak
Toch is waar dat Barth, onder andere in 1946, tegen christelijke politieke partijen waarschuwde. Begrijpelijk: hij had gezien hoe de Deutsche Christen kerk en foute politiek vermengden (door zich overigens juist door een Nazi-partij te laten inkapselen ).

Ook is waar dat in Nederland een aantal ‘Barthianen’ vlak na de oorlog koos voor de doorbraakbeweging die streefde naar een seculiere partij met een progressieve boodschap. In de praktijk werd dat de PvdA, opgericht in 1946. Vanaf de start van de PvdA waren bij deze partij christelijke theologen betrokken, zoals Gerardus van der Leeuw en Jan Buskes; Willem Banning was zelfs een van de oprichters.

Maar deze beweging, die de oude verzuiling met haar levenbeschouwelijke tegenstellingen wilde doorbreken, werd hoogstens zijdelings door Barth gevoed. Van der Leeuw stoorde zich al in 1930 aan het verzuilde langs elkaar heen leven. Het idee van een volksbeweging werd ook omarmd door Koningin Wilhelmina.

Sommige Doorbraak-voortrekkers hadden elkaar ontmoet in het gijzelaarskamp van St. Michielsgestel in de Tweede Wereldoorlog. Ook niet-protestanten streefden naar brede ‘volkspartijen’. De Doorbraak, een Nederlandse reactie op de typisch Nederlandse verzuiling, laat zich prima zonder Barth begrijpen.

Bovendien: niet elke barthiaanse theoloog zat op de Doorbraak-lijn. Neem de hervormde G.C. van Niftrik. Ook Van Niftrik ging niet alleen voor een christelijk volksdeel maar voor het Nederlandse volk als geheel. De Antirevolutionairen vond hij te ‘antithetisch’ denken. Maar hij bleef wel levenslang actief binnen de CHU. Van socialistische sympathieën had hij intussen weinig last. De Doorbraak en Barths theologie, wat je ook van beide vindt - die twee zijn niet een pot nat.

Vrijheid

Barth heeft veel meer geschreven dan zijn waarschuwing tegen christelijke politieke partijen. Zo kom ik terug bij Eine Schweizer Stimme. In de bundel staat een rede uit 1938, Rechtfertigung und Recht. Daarin reflecteert Barth, met Hitler voor ogen, op de verhouding van kerk en staat, christenen en overheid. De overheid noemt hij - jawel - een ordening van God, bedoeld om Hem te dienen. Overheid en kerk hebben elk hun eigen taak.

De overheid is er voor het Recht, om de vrijheid in een gebied te handhaven zodat mensen in vrijheid kunnen leven, en ook de kerk kerk kan zijn en het evangelie van de Rechtfertigung kan uitdragen. Zijn conclusie: een totalitair regiem zoals de Nazi-top is niet teveel staat, maar te weinig.

Een overheid doet te weinig wat ze moet doen, zodra ze de burgerlijke vrijheid ontoelaatbaar gaat inperken en kerken belemmert hun eigen plicht te doen: het evangelie verkondigen dat alleen Jezus Christus een mens werkelijk rechtvaardigt en bevrijdt.

Barth waarschuwde tegen (christelijke) partijen die opgaan in (christelijke) partijbelangen, en tegen compromissen die christenen compromitteren en daardoor ook kerken beschadigen. Terecht. Maar hij bleef zelf in zijn denken bewegen, met als kern dat Christus Heer is, boven welke politieke macht ook.

Gewetensvrijheid

Inmiddels speelt in Nederland de vraag waar de burgerlijke vrijheid het best wordt verdedigd - de vrijheid, óók om Christus als Heer te volgen, achter en voor de voordeur. Bij een doorbraakpartij wier voorzitter een mis verstoort omwille van homo-emancipatie (Lilianne Ploumen, PvdA, 2010)?

Of bij een doorbraakpartij van wie een opinion leader godsdienst ziet als opium van het volk (onder die titel verscheen in 2008 een boek van Dick Pels, GroenLinks)?

Wat zou Barth christenen in het huidige Nederland adviseren? Ook in Nederland nu komen christenen vanuit het evangelie tot politieke positiekeuzes ten dienste van heel het volk. Neem bijvoorbeeld het belang van gewetensvrijheid of het opkomen voor gemeenschappen waarbinnen zogenaamd autonome of zelfredzame individuen leven en gevormd worden.

Dergelijke politieke keuzes kunnen via een christelijke partij duidelijker politiek stem krijgen en vervolgens mogelijk steun, dan sterk verdund via verspreide, zo niet ingekapselde christenen in allerlei zogenaamd neutrale partijen.

In deze situatie zou Barth zijn standpunt uit 1946 over zelfstandige christelijke politieke organisaties onmiddellijk herzien. Ter wille van de Heer, uit verzet tegen een uniforme grachtengordel-ideologie, en om de vrijheid van heel het volk.

De auteur, Rob Nijhoff is als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie. Hij schreef deze column ook voor de website HetGoedeLeven.com, het Christelijk Weekblad en als bijdrage voor zijn blog 'Land in zicht'.


« Terug

Nieuwsarchief > 2013

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari