Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg MINUSMA

woensdag 21 mei 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Defensie aan een algemeen overleg met minister Hennis-Plasschaert van Defensie, minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   MINUSMA

Kamerstuk:    29 521

Datum:            21 mei 2014

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Allereerst zal ik een reflectie geven op de brief van 12 mei, waarin nog werd gesproken over een stabiele en tegelijkertijd fragiele veiligheidssituatie in het noorden. Dat hebben we kunnen aanschouwen, want enkele dagen later, op 18 mei, verklaarde de Malinese president de oorlog aan de Toearegrebellen. De situatie ziet er nu toch nog weer dramatischer uit dan op 12 mei. Ik heb hierover enkele vragen aan de minister van Buitenlandse Zaken. Welke invloed heeft dit op de veiligheidssituatie en het functioneren van de Nederlandse missie? Zou de Kamer een vertrouwelijke briefing kunnen krijgen indien de minister dit niet in het openbaar kan laten weten? Is er nu een einde gekomen aan de betrekkelijke veiligheid in het noorden? Hoe staan de oorlogsverklaring en de MINUSMA-missie met elkaar in verhouding? In hoeverre worden de inlichtingen die de Nederlandse militairen vergaren, gebruikt bij de oplaaiende conflicten in het noorden?

Mijn fractie had bij het besluit over de missie enkele bezorgde vragen over de mensenrechten. De brief en de analyse van de bewindslieden lijken die weer te bevestigen; het gaat over onveiligheid, straffeloosheid en criminaliteit. Ook wordt er gesproken over arbitraire arrestaties van politieke tegenstanders en standrechtelijke executies van burgers. In de brief staat dat zij waarschijnlijk zijn vermoord door de Malinese strijdkrachten. Wij hoopten dat deze strijdkrachten zich meer aan de wet zouden gaan houden, maar wij zien toch nog steeds geen verbeteringen. Ik zeg daar meteen bij dat de missie natuurlijk nog op stoom moet komen. Daar heb ik nog een vraag bij. Ontvangt de Kamer -- zoals mijn collega Van Ojik ook al vroeg -- het plan voor versterking van de justitiële sector ook echt eind mei? Wij vinden dat een belangrijk element voor de oplossing.

Vindt het kabinet dat de vredesbesprekingen en de politieke inzet voor verzoening kernprioriteit nummer één zouden moeten zijn? Het doel van MINUSMA was tenslotte het herstel van veiligheid en stabiliteit. Als de verzoeningspogingen niet weer op gang komen, is de vraag in hoeverre de bredere doelstelling van MINUSMA gehaald kan worden. Wij kunnen blijven werken aan de versterking van de justitiële sector, maar als er geen verzoening komt in het land blijft het onrustig en blijft het dweilen met de kraan open.

Mijn fractie heeft bij het besluit over de missie aangedrongen om alsnog de transporthelikopters te sturen. Ik ben blij dat het kabinet daarin heeft bewilligd. Wel vraag ik me af hoe het met de financiën staat. Ik heb begrepen dat de VN mogelijk mee zullen betalen aan het stationeren van de helikopters. Op pagina 11 van de brief van 12 mei lees ik dat er nog onderhandeld wordt over een eventuele verdeling van de kosten; hoe staat het daar inmiddels mee?

Met mijn collega Gert-Jan Segers heb ik Kamervragen gesteld over de nieuwe gevechtskleding. Gelukkig hebben we daarover nu een brief gekregen. We hebben gezien dat die gevechtskleding geleverd zal worden. Constateert de minister met terugwerkende kracht dat de huidige beschikbare uniformen inderdaad kwalitatief niet voldoen? Wat is er gebeurd tussen het negatieve besluit ten tijde van de beantwoording van de Kamervragen en het positieve besluit dat ondertussen genomen is? Is dit besluit alleen van toepassing op de speciale eenheden die naar Mali worden uitgezonden, of is de minister bereid om breder te kijken of deze nieuwe gevechtskleding naar andere eenheden uitgerold kan worden?

Ten slotte heb ik nog een vraag over de aansprakelijkheid. Er zijn hierover meerdere vragen gesteld. Bij mij blijft de passage "sluit niet uit dat deze wordt doorbroken" hangen, waarin het gaat over de verantwoordelijkheid van de VN op het moment dat er een red card wordt getrokken. Hoe kunnen we voorkomen dat onze mensen daar, die hun nek uitsteken en hun leven wagen, aansprakelijk worden gesteld voor wat ze wordt opgedragen? Ik vraag om meer duidelijkheid daarover. Tot zover mijn betoog, en ik zie zelfs dat ik tien seconden over heb; dat gebeurt me niet vaak.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > mei