Inbreng verslag (wetsvoorstel) Joël Voordewind inzake Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs

woensdag 24 september 2014

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ten behoeve van Integratie van lwoo en pro in passend onderwijs

Onderwerp:   Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (Integratie lwoo en pro in passend onderwijs)

Kamerstuk:    33 993

Datum:           24 september 2014

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de wet in verband met de integratie van lwoo en pro in passend onderwijs. Genoemde leden vinden het belangrijk dat de geplande bezuiniging van 50 mln euro op lwoo en pro van de baan is. De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn echter zeer kritisch op het invoegen van het praktijkonderwijs in het stelsel van passend onderwijs. Het praktijkonderwijs is een afzonderlijke schoolsoort met stabiele leerlingaantallen. Het verbinden van indicatiestelling en bekostiging zal deze schoolsoort onder druk gaan zetten met onwenselijke gevolgen voor de leerlingen en de benodigde ondersteuning.

2. Nut en noodzaak van het wetsvoorstel

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de opmerking op pagina 5 van de Memorie van Toelichting dat bij de totstandkoming van het wetsvoorstel passend onderwijs ervoor gekozen is om lwoo en pro nog geen onderdeel te maken van passend onderwijs, met als belangrijke reden dat de leerlingenaantallen lwoo en pro de afgelopen jaren stabiel zijn geweest. Bovendien werken lwoo en pro op dit moment met heldere landelijke criteria en Regionale Verwijzingscommissies (RVC). De regering noemt als belangrijk winstpunt van het wetsvoorstel dat afwenteling vanuit het vso wordt voorkomen. Genoemde leden wijzen echter op de huidige situatie, waarin van afwenteling juist geen sprake is en waarin leerlingaantallen stabiel zijn. Waarom wordt gekozen voor een nieuw stelsel, terwijl van genoemde problemen nu juist geen sprake is?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn er niet van overtuigd dat het invoegen van praktijkonderwijs in het stelsel van passend onderwijs tot grote voordelen leidt. Zij wijzen op de huidige status van aparte schoolsoort, met een apart karakter. Zo is het praktijkonderwijs eindonderwijs, leidt het niet tot een overheidserkend diploma en is nauwelijks sprake van tussentijdse overgang van leerlingen naar een andere schoolsoort. Het praktijkonderwijs heeft zich bovendien gespecialiseerd in het toeleiden van een specifieke groep leerlingen tot de arbeidsmarkt. Past het niet bij het karakter van praktijkonderwijs om deze schoolsoort apart te houden en te bekostigen? Is het nodig om de onzekerheid toe te laten nemen in het praktijkonderwijs, door de bekostiging van het samenwerkingsverband afhankelijk te maken?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom de landelijke criteria voor lwoo en pro mogelijk worden losgelaten, aangezien de landelijke indicatiecriteria juist de gewenste duidelijkheid geven? Bovendien is het belangrijk dat gekwalificeerde deskundigen de beoordeling over de toekomst van leerlingen verrichten en of een kind voldoet aan de landelijke criteria. Op welke manier wordt de deskundigheid bij de keuze over toelating tot lwoo of pro geborgd?

3. Nadere uitwerking van integratie van lwoo en pro in passend onderwijs

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat de indicatiestelling verschuift van de Regionale Verwijzingscommissie naar het samenwerkingsverband passend onderwijs. Een verandering hierbij is dat het budget van het samenwerkingsverband een rol gaat spelen bij de verwijzing van een leerling naar lwoo of pro. Is het niet juist van groot belang voor de toekomst van leerlingen dat op basis van deskundigheid de best passende plek voor een leerling wordt bepaald, zonder het budget als bepalende factor te laten meewegen? Waarom laat de regering de knip tussen indicatiestelling en bekostiging los, terwijl in 1998 juist deze knip is geïntroduceerd? Het scenario dat tegenvallers in andere vormen van ondersteuning (deels) opgevangen moeten worden bij het praktijkonderwijs is niet ondenkbaar. Dit wetsvoorstel kan op termijn tot grotere klassen in het praktijkonderwijs leiden, aangezien het samenwerkingsverband de bekostiging per leerling kan gaan bepalen, zeker met de introductie van ‘opting out’. Vindt de regering deze ontwikkeling wenselijk?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier wordt geborgd dat in de situatie van ‘opting out’ nog steeds op basis van de juiste expertise beslissingen worden genomen over toelating tot lwoo of pro.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > september