Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Stelselherziening / Transitie Jeugdzorg

woensdag 24 september 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind op het onderdeel Jeugdzorg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en sport aan een algemeen overleg met staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Stelselherziening/Transitie Jeugdzorg

Kamerstuk:    31 839

Datum:           24 september 2014

De heer Voordewind (ChristenUnie):Voorzitter. Het is inderdaad nog maar kort dag. We leven nog maar drie maanden voor 1 januari. De berichten en e-mails van met name verontruste ouders nemen toe, maar tegelijkertijd wil ik hier zeggen dat ik ook wethouders aan de lijn krijg die stinkend hun best doen om de contracten voor 1 november rond te krijgen. In de brief van de Staatssecretaris van 28 augustus staat dat elf regio’s aangeven de financiering nog niet rond te zullen hebben voor 1 november, terwijl in het rapport van de commissie-Geluk staat dat driekwart van de zorgaanbieders het mogelijk niet zal lukken om de zorgcontinuïteit aan te bieden in 2015. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook om te reageren op die constatering van de commissie-Geluk. De cijfers zijn verontrustend maar tegelijkertijd weet ik dat beide Staatssecretarissen druk doende zijn om met de VNG en de gemeenten tot overeenstemming te komen. Het is op dit moment dan ook veel belangrijker om te kijken welke problemen nu nog aangepakt kunnen worden. Ik noem een aantal van die problemen.

Dat betreft allereerst de 10.000 zwaar gehandicapte kinderen, over wie gisterenavond een uitgebreid debat is gevoerd. Bij die gelegenheid heeft de Staatssecretaris gezegd: er zal zorg voor komen, ook in 2015. De vraag is alleen waaruit de Staatssecretaris dat dan gaat financieren. Valt het onder de oude AWBZ-financiering of gaat het toch naar de zorgverzekeraars? Wij en met name de ouders en de kinderen hopen daarover vandaag duidelijkheid te krijgen middels een brief die, naar ik heb begrepen, nog heden zal worden gestuurd.

Dan de eerstelijnszorg. Uit de monitor begrijp ik dat het met de toegang tot de lichte zorg, de wijk- en buurtteams en de CJG’s beter gaat. Van alle zorgsectoren zou dat het beste in beeld zijn. Dat is op zichzelf ook logisch omdat gemeenten daar al ervaring mee hebben. Kan de Staatssecretaris dat beeld bevestigen? De commissie-Geluk doet de aanbeveling om wanneer indicaties aflopen per 1 januari 2015, de optie te onderzoeken om die indicaties nog drie maanden door te laten lopen voor gemeenten die de toegang dan nog niet op orde hebben. Ik verzoek de Staatssecretaris die aanbeveling over te nemen.

Ten aanzien van de tweedelijnszorg, zoals de dagbehandelingen, de intensieve gezins- en thuiszorg en de veelal regionale zorg, moeten nog veel contracten worden afgesloten. Net als voorgaande sprekers maak ik mij er grote zorgen over of dat gaat lukken. Ik zie ook wel de inspanningen van het kabinet om met extra teams ondersteuning te bieden, maar ik hoor graag van de Staatssecretaris wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot de tweedelijnszorg.

Wat betreft de derdelijnszorg krijgen de landelijk werkende instellingen landelijke transitiearrangementen van het kabinet die ook een budgetgarantie bieden. Voor de gespecialiseerde zorg met een mogelijke budgetgarantie loopt er nu bestuurlijk overleg. Wanneer zal daarover meer duidelijkheid komen?

Zal er voor de bovenregionale zorg straks een algemene regeling gelden? Wordt naar die mogelijkheid gekeken omdat de desbetreffende instellingen mogelijk nu nog te weinig in beeld zijn en omdat het wellicht ook niet lukt voor de datum van 1 januari? Ik weet dat bij de Bureaus Jeugdzorg en de voogdijinstellingen er al naar gekeken is, maar er zijn nog andere bovenregionale zorginstellingen die hun hart vasthouden voor hoe de financiering straks zal verlopen.

De ChristenUnie heeft in het kader van die bovenregionale zorg altijd al aandacht gevraagd voor de identiteitsgebonden instellingen. Die zijn in aantal beperkt maar werken bovenregionaal, waarbij eerder het voorbeeld is genoemd van Eleos en De Hoop. Ik heb begrepen dat ze mogelijk in aanmerking kunnen komen voor een algemene regeling, hetgeen dan zorgt voor een zachte landing. Er is nog een andere optie, die collega Van der Staaij en ik in een eerder debat hebben aangereikt, namelijk om een en ander te laten coördineren door Zuid-Holland-Zuid en hiervoor procesmiddelen beschikbaar te stellen. Dat zou een betere garantie geven dan alleen maar die algemene regeling. Ik verneem hierop graag de reactie van de Staatssecretaris.

Nog steeds ontvang ik verontrustende signalen met betrekking tot het woonplaatsbeginsel. Ik sluit mij dan ook aan bij de vragen die hierover door voorgaande sprekers zijn gesteld.

Ten slotte ondersteun ik de oproep van collega Ypma op het punt van het familiegroepsplan. Ik krijg verontrustende berichten dat het echt niet tussen de oren van de gemeenten zit dat het in de wet staat. Wil de Staatssecretaris kijken of dit opgenomen zou kunnen worden in de modelverordening van de VNG, zodat de gemeenten zelf het automatisch opnemen? Als dat technisch of juridisch niet mogelijk is, is mijn vraag of de Staatssecretaris bereid is om dan met de VNG om de tafel te gaan zitten om voorlichting hierover richting te gemeenten te geven. Dit is namelijk wel een van de cruciale elementen van de transformatie die we zo nastreven.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > september