Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg JBZ-Raad Brussel op 7 en 8 maart 2019 (JBZ-onderwerpen op het terrein van asiel- en vreemdelingenbeleid)

woensdag 06 maart 2019

Bijdrage Joël Voordewind aan een algemeen overleg met staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Kamerstuknr. 32317

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik complimenteer meteen de Staatssecretaris met het feit dat hij weer naar Lesbos en Athene is geweest. Ik heb met belangstelling zijn verslag daarover gelezen. Daar spreekt zijn warme betrokkenheid bij de situatie op de eilanden uit. Hij somt niet alleen op waar de problemen zitten, maar hij heeft ook drie voorstellen naar de Grieken in zijn verslag gedaan. Dat is in hem ook zeer te prijzen. Hij zegt: we zouden eigenlijk de ketensamenwerking moeten bevorderen, de opvang structureel moeten verbeteren en de samenwerking op asiel en terugkeer moeten intensiveren. Dat zijn drie voorstellen die de spijker op zijn kop slaan. Het zijn ook de conclusies die collega Maarten Groothuizen en ik trokken toen wij terugkwamen uit Lesbos, namelijk dat dit zo’n beetje wel de problemen zijn. Het is met name schrijnend om te zien hoe de opvang daar nog steeds belabberd is. Wij zijn op Lesbos geweest en ik begrijp dat op Samos de situatie nu nog veel slechter is. Als die situatie zo is en we hebben net een rechterlijke uitspraak gehad van de rechtbank van Den Haag om in ieder geval gezinnen op dit moment niet terug te sturen, hoe beoordeelt de Staatssecretaris zo’n uitspraak dan? Heeft dat dan ook zijn weerslag op andere situaties wat betreft het terugsturen naar Griekenland? Graag een reactie op dat punt. Ik zie dat u de vinger bij de knop heeft.

De voorzitter:

Nee hoor. Daar hoeft u zich geen zorgen over te maken. Gaat u gewoon door.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Heel goed. Ik ga verder over die hulpverlening. Wij hebben daar Stichting Bootvluchteling en Movement On The Ground gesproken. Dat zijn organisaties die de Staatssecretaris ook heeft gesproken. We hebben het verslag gezien van Oxfam Novib, dat aan de bel trekt rond de medische voorzieningen. Er blijkt nog steeds maar één arts te zijn in kamp Moria. De Grieken kunnen geen geschikte mensen vinden, althans geen artsen, heb ik begrepen. Wat zou de Staatssecretaris nu nog kunnen doen? Uit het vorige AO hebben we begrepen dat er geld uit Brussel over was dat is overgemaakt naar Nederland. Ik geloof dat het om 25 miljoen ging. Dat geld zou niet besteed zijn, omdat de instroom veel lager was dan de 160.000. Wat kan de Staatssecretaris nog concreet doen in de tussenlig-gende periode tot de hulpverlening van de Grieken op gang komt om, bijvoorbeeld, Stichting Bootvluchteling te kunnen ondersteunen met de medische zorg? Wij hebben gezien wat ze daar in de kliniek doen. Ze draaien daar hele avonden met vrijwilligers door om mensen te ondersteunen. We hebben ook gezien dat Movement On The Ground verbete-ringen aanbrengt in de Olive Grove, die helling waar mensen nog in de blubber zitten. Wat zou Nederland kunnen doen?

Voorzitter. Ik lees ook in het verslag dat de Staatssecretaris bereid is om iets extra’s te doen. In de beantwoording van Kamervragen van Groot-huizen en mijzelf zegt de Staatssecretaris: we doen al veel; ik zie niks in het doen van iets extra’s. Begrijp ik nu dat hij toch kijkt naar de mogelijk-heden die er nog zijn?

De voorzitter:

Laten we even de vergaderbel afwachten. Die duurt ongeveer een minuut. De heer Voordewind hervat zijn betoog. Ik wijs erop dat hij nog ongeveer twintig seconden heeft.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Oké, dank u wel. Dan ga ik nog twee korte punten maken. Dat is allereerst de relocatie. Ik begrijp dat de relocatie op grond van de Turkijeverklaring is gestopt, maar wij hebben van de Grieken gehoord dat zij inmiddels zelf 34.000 mensen hebben opgenomen en dat ze de opvang op dit moment gewoon niet aankunnen. Is Nederland met een groep van Europese landen bereid om al een deel van deze mensen in ieder geval van de Griekse eilanden af te halen en hier een asielverzoek te behandelen? En dan ten slotte Sea-Watch. Daar hebben we de vorige keer uitgebreid met de Staatssecretaris over gesproken. Ik heb begrepen dat ze vanuit Italië vertrokken zijn naar Marseille, dat ze daar de benodigde aanpas-singen van het schip gaan doorvoeren, maar dat Nederland heeft gepoogd het vertrek uit Italië tegen te houden. Kloppen die berichten en, zo ja, waarom heeft Nederland dat proberen tegen te houden terwijl dit schip juist die aanpassingen in Marseille moet krijgen? Daar maak ik me grote zorgen over. Ik laat het hier even bij.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Voordewind. De heer Van Dijk heeft nog een vraag voor u.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mag ik van de gelegenheid gebruikmaken om de heer Voordewind nog iets te laten zeggen over de afgewezen asielzoeker uit Bahrein, waar nu nogal wat ophef over is? De IND zou daar fouten bij gemaakt hebben en Amnesty heeft ertoe opgeroepen om alles te doen om de man vrij te krijgen. Hij is in detentie genomen in Bahrein. Wat is het standpunt van de ChristenUnie?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We maken ons daar grote zorgen over. Het is niet de eerste keer dat dit gebeurt met mensen die door Nederland worden uitgezet. Ik noem twee voorvallen van afgewezen asielzoekers die richting Sudan zijn gegaan, waarbij mensen rechtstreeks in de gevangenis zijn gekomen en vervolgens na een tijdje wel degelijk sporen van martelingen vertoonden. Deze man heeft levenslang gekregen. Daar maak ik me grote zorgen over. Ik vraag me af of de veiligheid conform artikel 3 EVRM voldoende gewaarborgd was op het moment dat hij werd uitgezet en of Nederland, toen het besluit werd genomen om uit te zetten, dat niet had kunnen voorzien. We hebben daarover een interpellatiedebat aangevraagd en we zullen daarover schriftelijke vragen stellen. Ik wacht de reactie van de Staatssecretaris daarop af.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Bent u het eens met de eis om een onderzoek in te stellen naar de handelwijze van de IND, los van de andere punten die ongetwijfeld ook in het interpellatiedebat aan de orde zullen komen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De schriftelijke vragen die wij sturen, zullen ook een soortgelijke vraag bevatten. Dat is de vraag of de Staatssecretaris bereid is opheldering te geven over wat er nu precies is gebeurd en waarom er niet een betere inschatting is gemaakt voordat deze man werd uitgezet naar Bahrein. Dus als u dat een onderzoek wilt noemen, dan noemt u dat een onderzoek. Ik heb in die vragen om opheldering gevraagd. Ik hoop daar duidelijkheid over te krijgen van de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Voordewind.

Meer informatie

« Terug