Bijdrage Joël Voordewind aan het plenair debat over de brief van de Kinderombudsman inzake de integrale aanpak van hulp aan kwetsbare kinderen en jongeren

woensdag 05 juni 2019

Bijdrage Joël Voordewind aan een plenair debat met minister de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuknr. 31839

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Uit de voorgaande sprekers mag al blijken dat de jeugdhulp veel variaties kent en helaas ook veel typen kinderen moet helpen. Dat gaat van kleine trauma's tot kinderen die aan suïcide denken. Daar hebben we ook een aantal voorbeelden van langs gehad. Ik heb hier ook een voorbeeld op mijn papier staan van Els, die zichzelf snijdt en suïcidaal is, naar aanleiding van een vreselijk uit de hand gelopen scheiding. Dat geeft alleen maar het belang aan van waar we het vandaag over hebben en dat het beter moet.

Uiteraard hebben we allemaal de brief gelezen van de Kinderombudsvrouw, die laat zien dat die hulp nog allerminst vanzelfsprekend de juiste hulp wordt, en dat kinderen en ouders vastlopen door schotten in systemen. Een gebrek aan samenhang in de jeugdzorg laat zien dat de transformatie van de jeugdhulp verre van voltooid is. Ik was zelf een groot voorstander van die decentralisatie, omdat ik er heilig van overtuigd ben dat het beter is vroegtijdig dingen te signaleren en te kijken of we aan het begin van de problemen en misschien zelfs daarvóór al ondersteuning zouden kunnen geven, zodat de situaties niet verder uit de hand lopen. Tijdens die decentralisatie hebben we het ook keer op keer gehad over het ideaal van één kind, één gezin, één plan, maar dat lijkt nog te vaak een utopie. De Kinderombudsvrouw stelt voor om te werken vanuit een integrale pedagogische visie, die het ontwikkelingsbelang van het kind vooropstelt en waarbij het systeem dienend is aan deze visie, en niet andersom. Deelt de minister die visie van de Ombudsvrouw?

Voorzitter. Ook de ChristenUnie is blij dat er nu extra geld bijkomt, dat miljard voor de komende drie jaar gedurende deze kabinetsperiode. Daar zijn onze wethouders, maar ik denk vooral de jongeren, erg blij mee. Toch zijn we er nog niet mee, constateren we met elkaar. Gelukkig heeft de minister ook aangegeven dat er een verdiepend onderzoek moet komen. We kunnen speculeren naar de oorzaken waarom die volumegroei 12% is, maar ook vanuit de benchmark wordt een aantal suggesties duidelijk. Toch weten we nog veel te weinig van de achterliggende oorzaken. Een vraag over dat verdiepend onderzoek. De minister zegt dat het een semibindend advies kan gaan inhouden als we dat onderzoek en die commissie hebben. Wat bedoelt de minister met een "semibindend advies"? Op basis waarvan wordt uiteindelijk besloten of er daadwerkelijk ook structureel geld bij komt?

Voorzitter. We moeten ook kijken naar de doorgeschoten individualisering in onze samenleving. Hoe komt het dat we zulke hoge eisen stellen aan onze kinderen en aan onze jongeren? Als een kind hier niet aan voldoet, is een diagnose snel gesteld. Hoe hebben we de samenleving zo ingericht dat er zo veel kinderen jeugdzorg nodig hebben? Hoe kijkt de minister daarnaar? De Jeugdwet gaat ook over vroegtijdig ingrijpen, gerichte opvoedingsondersteuning, de eigen kracht van gezinnen. Door de bal te snel bij de kinderen te leggen, verontschuldig je eigenlijk de ouders, de school en uiteindelijk ook de samenleving. Dat leidt uiteindelijk tot duurdere zorg.

Het vraagt om lef om deze spiraal te doorbreken, want een verwijzing van de huisarts naar de jeugd-ggz is helaas vaak makkelijker dan het aanbieden van opvoedingsondersteuning aan de ouders. Dat vergt misschien een langer en intensiever proces. Het verwijzen naar gespecialiseerde hulp ontkent misschien wel de problematiek rondom bijvoorbeeld armoede en vechtscheidingen. De Jeugdwet zegt dat gemeente en familie groepsplannen moeten gaan inzetten, maar gebeurt dit wel genoeg? Ik vraag het aan de minister. Juist door bij de hulpvraag breder te kijken en meedenkkracht uit het netwerk in te schakelen, kun je beter aansluiten bij de jeugdzorg die nodig is.

We moeten ook kijken naar de weeffouten in de wet. Zo kunnen huisartsen en gespecialiseerde instellingen onafhankelijk van de gemeente doorverwijzen; dit terwijl de gemeente het financiële risico draagt en tegelijkertijd niet kan bijsturen. Verder krijg ik signalen dat de drempel uit de Jeugdwet richting de Wlz heel hoog is. Hierdoor zijn er gemeenten die miljoenen kwijt zijn aan de zorg voor een kleine groep, terwijl zij geen geld hebben voor de transformatie, de beweging naar voren.

Voorzitter. Ten slotte de upcoding. De benchmarkanalyse geeft aan dat daar in enorme mate sprake van is. Als je de zorgbehoefte van een cliënt administratief zwaarder maakt, wordt de zorg duurder omdat er zwaardere zorg wordt aangeboden. Heeft de minister een idee hoe vaak dit voorkomt en welke kosten hiermee gemoeid zijn? Wil hij dit meenemen in het verdiepend onderzoek?

Dank u wel, voorzitter.

Meer informatie

« Terug

Archief > 2019 > juni