Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Politietrainingsmissie Afghanistan

donderdag 15 mei 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Defensie aan een algemeen overleg met minister Hennis-Plasschaert van Defensie, minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Onderwerp:   Politietrainingsmissie Afghanistan

Kamerstuk:    27 925

Datum:            15 mei 2014

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Bij voorbaat verontschuldig ik mij voor mijn vertrek om 16.30 uur vanwege een plenair spoeddebat over het onderwerp asiel. Ik zal het debat mogelijk ook daarvandaan kunnen volgen.

Nederland heeft een langdurige relatie met Afghanistan: in eerste instantie Baghlan en daarna Kabul, Uruzgan en vervolgens Kunduz. Dat heeft veel gevraagd van Nederland. Allereerst en in het bijzonder van onze militairen, van wie er destijds 26 zijn overleden. Ook waren er 150 gewonden te betreuren. Nu, na deze missie, mogen we dankbaar zijn dat onze mannen en vrouwen ongeschonden terug zijn gekomen. We mogen ook dankbaar zijn dat we middels deze politiemissie een bescheiden maar positieve bijdrage hebben kunnen leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van de Afghaanse politieagenten. We mogen -- ik kijk in het bijzonder naar de minister van Defensie -- ook trots zijn op onze mannen en vrouwen van Defensie. Zij hebben wederom, te midden van een historisch grote bezuiniging, fantastisch werk afgeleverd. Mijn fractie hecht er dan ook specifiek aan te vermelden dat de missie in een zeer moeilijke en complexe politieke en maatschappelijke context tot stand is gekomen. Het kabinet-Balkenende IV is er immers over gevallen. Het opvolgende kabinet-Rutte I kon niet op steun rekenen van zijn gedoogpartner en moest dus terugvallen op een deel van de oppositie. Een nieuwe grote of risicovolle missie naar Afghanistan behoorde daarom, ook voor mijn fractie, nadrukkelijk niet tot de mogelijkheden. Wel waren we overtuigd van nut en noodzaak van een nieuwe politietrainingsmissie. Na enige aanpassingen heeft mijn fractie daar dan ook mee ingestemd.

We zijn nu drie jaar verder en kijken terug. Allereerst constateer ik dat, toen het besluit drie jaar geleden genomen werd, de PvdA deze missie bestempelde als een vechtmissie. Het kon niet anders gezien worden dan als een vechtmissie. Misschien is het goed dat de PvdA erkent, nu we de evaluatie hebben gekregen, dat het om allesbehalve een vechtmissie is gegaan. Sterker nog, sommigen hebben er zelfs kritiek op.

Voor mijn fractie gaat het bij deze evaluatie om twee belangrijke vragen: was de missie succesvol, hebben we onze doelen behaald, en kunnen wij lessen trekken voor vervolgmissies? Zijn er beperkingen geweest, misschien ook door de Kamer opgevoerd, die de uitvoering van de missie hebben beperkt? Hoe kijkt de ChristenUnie-fractie met terugwerkende kracht naar de rol van het parlement en de samenstelling van deze missie?

Is de missie succesvol geweest en hebben we onze gewenste doelen ook behaald? De eindevaluatie laat daar een aantal zaken van zien. Allereerst de erkenning dat de missie inderdaad een bijdrage heeft geleverd aan de verbetering van de kwaliteit van de Afghaanse politieagenten. De Nederlandse geïntegreerde aanpak en de nieuwe trainingsmethodes zijn landelijk uitgerold en met de nadruk op "train de trainer" kregen de Afghanen concrete handvatten om ook op langere termijn een kwaliteitsslag te maken. In de eindevaluatie wordt ook gesproken over de rol van het parlement, waarvoor de kwaliteit boven de kwantiteit ging. De eis van de Kamer dat door Nederland opgeleide agenten niet mochten worden ingezet voor offensieve taken, heeft beperkend gewerkt, zo lezen we. Mijn fractie vindt dat toch een opmerkelijke constatering. De verantwoordelijkheid wordt hier bij de Kamer gelegd. De Kamer ging haar boekje te buiten, kun je eigenlijk tussen de regels door lezen. Zelfs de heer Sjoerdsma is hierin meegegaan. In een interview in Trouw vandaag zegt hij dat het een fout was van GroenLinks, en ik neem aan dat hij ook de ChristenUnie bedoelt, dat wij zo specifiek te werk zijn gegaan. Misschien kan ik het de heer Sjoerdsma niet kwalijk nemen, want hij zat toen in Afghanistan en was geen woordvoerder. De woordvoerder was zijn fractievoorzitter Pechtold. Ik kan me nog heel goed herinneren dat toenmalig GroenLinks-fractievoorzitter Jolande Sap, de heer Pechtold en ik heel close zijn opgetrokken om te bekijken hoe wij deze belangrijke missie toch tot stand konden brengen. Daar hebben we lang over gepraat. Sterker nog, de fracties van D66 en GroenLinks waren de trekkers van de motie, die ook door de ChristenUnie is ondertekend. In die tijd was het juist ook de fractievoorzitter van D66 die benadrukte dat het vooral een civiele politietrainingsmissie zou moeten zijn en dat we niet moesten gaan vechten. Daarom kon ik de woorden van de heer Sjoerdsma vanmorgen in Trouw niet helemaal plaatsen.

Laat ik een aantal dingen noemen die de drie Kunduz-partijen toen in de Kamer hebben opgevoerd, te beginnen met de aanvullende opleiding van tien weken.

De voorzitter: U hebt nog een minuut.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan gaan we heel snel.

Van een aantal belangrijke dingen stel ik vast dat ze wel goed zijn uitgewerkt. Zo is het curriculum uitgebreid en was er aandacht voor mensenrechten en voor vrouwen. Dit werd allemaal overgenomen door andere partnerlanden. Het gebruik van tracking en tracing voorkwam waarschijnlijk dat de opgeleide politieagenten overliepen naar de taliban. De defensieve inzet van de F-16's, de zogenaamde caveat, bleek helemaal geen caveat te zijn. De F-16's konden wel worden ingezet voor dekking op het moment dat bondgenoten zouden worden aangevallen.

Ik kom snel tot een afronding en laat de complete opsomming van trainers en onderofficieren maar achterwege. De ChristenUnie is trots dat we deze missie hebben mogen uitvoeren in Afghanistan, onder moeilijke omstandigheden en in een ingewikkelde context. We danken de politieagenten voor hun geweldige inzet. Daarbij kun je ook bescheiden zijn. We hebben daar immers een bescheiden rol gespeeld. Het is nu aan de Afghanen om de inspanningen die wij hebben geleverd voort te zetten. Wij zien daarnaar uit. Ik hoop dat Nederland zijn betrokkenheid bij Afghanistan zal houden.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > mei