Bijdrage Carla Dik-Faber aan het dertigledendebat over de effecten van de stikstofuitstoot op de natuur en biodiversiteit in Nederland

donderdag 21 september 2017

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber aan een plenair debat met minister Kamp van Economische Zaken, Kamerstuknr. 32 670

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Nederland is een dichtbevolkt land met veel economische activiteiten: handel, industrie, landbouw, wegen en woningbouw. We krijgen welvaart, banen en voedsel maar er is ook een keerzijde aan al deze economische activiteiten. Volgens het Europees Milieuagentschap staat Nederland tweede op de lijst van Europese landen die het meeste stikstof uitstoten. Alleen Duitsland doet het slechter. Stikstof heeft een negatief effect op de biodiversiteit in ons land. Alleen daarom al is het belangrijk om maatregelen te treffen die de stikstofdepositie ook echt reëel terugbrengen. We kunnen dat niet alleen. Als buurland Duitsland het nog slechter doet dan wij, moeten ook daar maatregelen worden genomen. Stikstof houdt zich immers niet aan landsgrenzen. Dat leidt al direct tot een interruptie, voorzitter.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Dat buitenland, dat toch altijd de schuld is ... Wij leven in een land met overwegend westenwind. Als mevrouw Dik-Faber de rapporten goed bekijkt, dan kan zij zien dat wij aan ammoniakdepositie vijf keer zoveel uitvoeren naar het buitenland als dat we importeren. Zou mevrouw Dik-Faber dat willen meenemen in haar overwegingen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het is correct wat de heer Grashoff zegt: wij zijn netto-exporteur van stikstof. Ik vind ook dat Nederland maatregelen moet treffen, maar ook het buitenland zal dat moeten doen want er komt ook stikstof vanaf het buitenland naar ons land toe. Stikstof houdt zich niet aan landsgrenzen en dat vraagt een aanpak aan beide zijden van de grens.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, dat ga ik doen. De Programmatische Aanpak Stikstof is een belangrijk instrument om een evenwicht te vinden tussen economische ontwikkeling en behoud en herstel van natuur in ons land. Wij zien nu de eerste hoopvolle signalen. In de meeste gebieden is sprake van een daling van de stikstofdepositie of zelfs een grotere daling dan eerder was voorzien. Strengere eisen aan de emissies van zeeschepen op de Noordzee en emissiereducerende maatregelen in het buitenland zijn daarvan de belangrijkste oorzaken, heb ik vandaag gelezen in een rapport van, naar ik meen, het RIVM. Ook in het verkeer, de industrie en de landbouw zullen de emissies verder dalen. Daarbij is het belangrijk goed te meten en niet alleen te koersen op modelberekeningen. Immers, meten is weten. Is het meetnetwerk adequaat, vraag ik de minister. Zijn er voldoende meetpunten om de effecten van beleid ook echt op gebiedsniveau te beoordelen?

Voorzitter. De landbouw is een belangrijke bron van stikstof, maar we zien dat juist de landbouw ook zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. De ammoniakuitstoot is in de afgelopen decennia meer dan gehalveerd. De heer Geurts gaf het al aan: van 260 kiloton in 1990 naar 120 kiloton in 2015. De sector komt daarmee onder de Europese norm voor ammoniakemissie. Voor de komende jaren wil de sector zich inspannen voor een verdere reductie met ten minste 10 kiloton. Dat juich ik van harte toe.

Al eerder in het debat is aan de orde geweest dat het natuurbeleid gedecentraliseerd is naar de provincies. Mijn fractie is ook echt voorstander van een gebiedsgerichte aanpak. Ik wil een van die gebieden hier voor het voetlicht brengen: de regio FoodValley. Het Manifest Gezonde Leefomgeving Veehouderij, dat is opgesteld in de regio FoodValley, laat echt zien dat de gebiedsgerichte aanpak werkt. Het gaat hier om innovaties die plaatsvinden op het boerenerf. In april van dit jaar heeft de Kamer mijn motie aangenomen om dit manifest actief te ondersteunen, onder meer door de praktische toepassing van emissiereducerende technieken binnen de bedrijfsvoering van individuele ondernemers te verbeteren. Van de 21 ingezonden innovaties zijn er 10 geselecteerd maar slechts 2 kunnen er worden uitgevoerd. Of uiteindelijk alle tien innovaties getest kunnen worden, hangt af van de medewerking van de gemeenten, de provincie Gelderland en het ministerie van Economische Zaken. Mijn laatste vraag is: kan de minister toezeggen dat in ieder geval niet het Rijk hier de belemmerende factor is?

Dank u wel.

Meer informatie

« Terug