Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg Onderwijskansenbeleid

donderdag 17 mei 2018

Bijdrage Eppo Bruins aan een algemeen overleg met minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Kamerstuknr. 27 020

De heer Bruins (ChristenUnie): Dank u wel, voorzitter. De ChristenUnie is blij met de voortvarendheid waarmee de Minister en zijn medewerkers de afgelopen tijd hebben gewerkt aan de herverdeling van de middelen voor het onderwijsachterstandenbeleid. Het is een flinke exercitie geweest, maar er ligt met de brief van 26 april een goed uitgewerkt voorstel, zo vindt de ChristenUnie. Ik waardeer het dat we als Kamer uitgebreid de mogelijkheid hebben gekregen om in de aanloop mee te denken en de scenario’s te beoordelen. Het hele traject is grondig voorbereid door het ministerie. De scenario’s zijn uitgebreid becijferd en toegelicht. Daar wil ik mijn waardering voor uitspreken naar de Minister en zijn medewerkers. De ChristenUnie kan zich goed vinden in de verdeelsystematiek die de Minister heeft voorgesteld. Het is goed dat het geld voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid op deze manier eerlijker verdeeld wordt. Leerlingen met een achterstand die extra hulp en ondersteuning nodig hebben, kunnen die daardoor ook krijgen, ongeacht waar ze wonen. Zoals ik in het vorige AO al aangaf, vindt mijn fractie het belangrijk dat de middelen gericht worden besteed aan kinderen met een risico op onderwijsachterstand en dat de middelen niet te veel verwateren. Dat zie ik duidelijk terug in het voorstel van de Minister met de gehanteerde percentages en de drempel. Heel veel gemeenten gaan er door de nieuwe verdeling op vooruit. Vooral ook kleinere gemeenten krijgen meer middelen om kinderen met een achterstand te ondersteunen. Dat hebben ze vaak ook hard nodig. Sowieso krijgt elke gemeente een basisbudget van € 64.000, ook als men onder de doelgroep drempel blijft. Zo heeft elke gemeente de mogelijkheid om een voorziening te realiseren voor peuters die dat nodig hebben.

Het is en blijft een lastig verdelingsvraagstuk waar we het hier over hebben. Elke variant heeft zijn voors en zijn tegens, maar naar de mening van de ChristenUnie is het voorliggende voorstel een optimale en goed afgewogen keuze. Ten opzichte van de huidige verdeling van de middelen is het voorstel een stuk evenwichtiger. Het is goed dat we nu daadwerkelijk gaan werken met de nieuwe CBS-indicator, die rekening houdt met meerdere relevante factoren en die veel draagvlak heeft, juist ook bij scholen, bij gemeenten, maar ook bij de PO-Raad en de VNG. Laten we niet vergeten dat we het niet alleen over een herverdeling van middelen hebben, maar ook over een forse investering. Want conform het regeerakkoord komt er in totaal 170 miljoen extra beschikbaar. Het doel daarvan is dat gemeenten het voorschoolse aanbod uitbreiden van tien uur naar zestien uur per week en dat ze de educatieve kwaliteit verhogen. Ik vraag de Minister hoe hij gaat monitoren hoe deze forse investering uitpakt, want gemeenten zijn uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor hoe ze het geld besteden en welke kinderen ze een aanbod doen. Maar hoe effectief is het investeren in voorschools aanbod, hoe meten we dat en hoe houden we zicht op de besteding van deze middelen en op de effecten ervan? Gisteren lanceerde het Ministerie van OCW een website voor ouders, leraren en medezeggenschapsraden om makkelijk de inkomsten en uitgaven van hun onderwijsbestuur te kunnen bekijken. Complimenten. Maar hoe weten we of de gemeenten de middelen ook daadwerkelijk effectief inzetten?

Voorzitter. Ondanks dat het voorstel positief uitpakt voor het overgrote deel van de gemeenten, zijn er toch ook enkele gemeenten die erop achteruitgaan. Daarom is het goed dat er een ruimhartige overgangstermijn wordt gecreëerd. Toch zal het voor deze gemeenten moeilijk worden om het aanbod uit te breiden. Hoe ziet de Minister dit? Heeft hij al een beeld van hoe de betreffende gemeenten dit gaan aanpakken? Laat hij dit helemaal aan de beleidsvrijheid van gemeenten over of geeft hij nog een boodschap mee?

Tot slot, voorzitter. Ik wil bij deze hele discussie graag nog benadrukken dat we tal van voorzieningen kunnen inrichten, maar dat een goede en gelukkige ontwikkeling van kinderen uiteindelijk in het gezin begint. Daar ligt de eerste verantwoordelijkheid om kinderen een veilig thuis te bieden en een goede basis om op te groeien en zich te ontwikkelen. Helaas is de realiteit dat er ook veel kinderen zijn die niet het geluk hebben om zo’n goede start te maken. Daarom is het goed dat we investeren in een goed aanbod van extra hulp en ondersteuning voor de kinderen die die wel nodig hebben. Het voorstel van de Minister is daarin wat de ChristenUnie betreft een goede en noodzakelijke stap.

Informatie

« Terug