Bijdrage Eppo Bruins aan de Begroting Economische Zaken en Klimaat

dinsdag 19 november 2019

Bijdrage Eppo Bruins aan een plenaire begrotingsbehandeling met minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat en staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken en Klimaat

Kamerstuknr. 35300-XIII

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Wat is een goede economie, wat is een goede markt? Dat is er in ieder geval een die niet louter draait om het bruto nationaal product, om altijd maar meer, die niet gebaseerd is op maximale exploitatie van mensen of uitputting van de schepping. Een goede economie draagt bij aan de bloei van de schepping en aan de ontwikkeling van mensen. Groei is een middel, of nog beter: het is een vrucht van creativiteit, inspiratie en hard werken. Maar groei is nooit een doel op zich. En de overheid? De heer Moorlag zei het al: een goede markt heeft een marktmeester nodig, een strenge marktmeester. Die marktmeester biedt ruimte aan en creëert kaders voor deze markt. Economie is nooit waardevrij. Zij gaat ten diepste over je maatschappijvisie en je visie op het goede leven.

Het is vanuit deze visie op economie en overheid dat de ChristenUnie enthousiast kennis heeft genomen van het voornemen van het kabinet om te komen tot een groeiagenda voor de toekomst van ons land. Het is belangrijk om te borgen dat onze economie en markt ook in de 21ste eeuw zullen bijdragen aan de bloei van ons land. We zijn de afgelopen 75 jaar een uitzonderlijk stabiel en welvarend hoekje van de wereld geworden. Dat stemt tot dankbaarheid — eventjes — om daarna vooral ook weer onverdroten door te gaan met ora et labora.

Voorzitter. Wat mijn fractie betreft, vormen de kennis- en innovatieconvenanten een mooi voorbeeld van hoe dit land sterk is door samenwerking op het grensvlak van overheid en bedrijfsleven. De samenwerking tussen publieke kennisinstellingen en het bedrijfsleven is in Nederland al decennia zeer intensief, zeker in de natuurkunde, de chemie en de techniek. Wel is hiervoor nodig dat de overheid blijft investeren in wetenschap die relevant is voor economische groei. Collega Verhoeven meldde al dat er zorgen zijn over de mate waarin we publiek investeren in sleuteltechnologieën. Dat is heel erg weinig vergeleken bij de hoeveelheid hightechbedrijfsleven in Nederland. Wat gaat de minister hieraan doen? Graag een reactie.

Voorzitter. Ik wil ook wijzen op het belang van ondernemers, en dan in het bijzonder sociaal ondernemers. Dat zijn mensen van wie het hart klopt om vanuit ondernemerschap maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, met oog voor hun personeel en hun idealen. Het is de stukadoor die uitgevallen jongeren een ambacht leert. Het is de restauranteigenaar die werkt met eten dat anders wordt weggegooid. Het is de appontwikkelaar die mensen met schulden helpt om weer grip op hun uitgaven te krijgen. Het is dit soort ondernemingen die ik op het netvlies had toen ik vorig jaar de initiatiefnota "Ondernemen met een maatschappelijke missie" schreef. Ik zie uit naar de behandeling daarvan met de staatssecretaris over een kleine twee weken.

Voorzitter. Ik wil aandacht vragen voor familiebedrijven. De heer Aartsen noemde dit onderwerp ook al. Het zijn per definitie langetermijnfocusbedrijven. Ze hebben oog voor de medewerkers, ze zijn een gemeenschap in zichzelf, een gemeenschap waar het bedrijf in geworteld is. In beleid en regelgeving vallen familiebedrijven vaak tussen wal en schip. Ze zijn per definitie niet altijd een midden- en kleinbedrijf, maar ze zijn ook niet per definitie een beursgenoteerde multinational. De overheid heeft ze daardoor vaak niet op het oog, terwijl familiebedrijven wel zorgen voor de helft van de werkgelegenheid in Nederland en de helft van het bruto nationaal product opbrengen. Ik vraag daarom of het mogelijk is om familiebedrijven te definiëren, te herkennen, af te kaderen, zodat ze zichtbaar worden in de overzichten van de overheid, zoals nu ook het mkb altijd als aparte categorie wordt vermeld.

En over het mkb gesproken: kan de staatssecretaris een overzicht bieden van de voortgang bij de op het mkb gerichte maatregelen uit het regeerakkoord? Kan zij aangeven hoe deze uitwerken voor grotere familiebedrijven? En hoe zou de mkb-toets, zoals aangekondigd, uitwerken voor familiebedrijven?

Voorzitter. Wanneer een ondernemer hecht aan het hele gezonde principe om één dag in de week te rusten, dan moet deze ondernemer de overheid ook aan zijn zijde weten. Ook winkeliers hebben recht op rust. Ik heb in dat kader zorgen geuit over de gedwongen verhuizing van winkeliers in een winkelcentrum in Dordrecht. Beschermt bestaande en aankondigde regelgeving hen afdoende bij een gedwongen verhuizing? Kan de staatssecretaris garanderen dat winkeliers die gedwongen moeten verhuizen binnen hetzelfde winkelcentrum, het recht behouden om op zondag hun winkel niet te openen als zij dat niet willen?

Voorzitter. Ik wil een paar woorden wijden aan vakmanschap. Dat is cruciaal voor groei en bloei in ons land. Wij hebben heel erg veel algemeen gevormde, zogeheten hoogopgeleide mensen in ons land. Maar wie kan straks nog spullen maken, repareren, onderhouden? Hoe houden we dit land draaiende? Vakmensen, voorzitter. Daarom heb ik mijn actieplan Vakmanschap, dat ik eerder heb gepresenteerd bij de behandeling van de OCW-begroting, ook naar deze begrotingsbehandeling meegenomen. Ik heb exemplaren voor de bewindspersonen — mooi ingebonden — en voor de collega's in de zaal, de laatste met een nietje. Verschil moet er zijn!

Ik wil twee punten van dat actieplan hier noemen. Ten eerste, doorleren moet niet betekenen dat je alleen maar kunt doorleren voor manager of beleidsmedewerker. Doorleren is ook specialisatie, meesterschap, de allerbeste worden in je vak, carrière maken door uit te blinken in praktische vaardigheden. Daarvoor stel ik samen met de collega van het CDA een meesteropleiding voor, een kopopleiding op mbo-5-niveau bij vakscholen in dit land. Ten tweede, er moeten evenveel leerrechten voor iedereen zijn, ook na je initiële opleiding, tijdens je carrière, om bij te scholen, om te scholen of om als zij-instromer onderwijs te gaan geven in de specialisatie waarin je als vakman of vakvrouw werkervaring hebt opgedaan. Voor dat laatste is een uitbreiding van de Wbso nodig, zodat naast technisch onderzoek en ontwikkeling ook technisch onderwijs, gegeven door vakmensen uit het bedrijfsleven, fiscaal kan worden gestimuleerd. Ik noem het "WBTO". Heb ik goed begrepen dat de staatssecretaris nu snel komt met een reactie op dit punt?

Voorzitter. Al dat vakmanschap en al die technologie rusten op één ding: kalibratie, ijking. Hoe weet je of jouw weegschaal, jouw voltmeter, jouw thermometer nauwkeurig kloppen? Ze zijn geijkt. Dat gebeurt bij kalibratie-instituten, die op hun beurt hun standaarden weer laten ijken door ons nationale metrologie-instituut, het Van Swinden Laboratorium in Delft. Dit VSL, inclusief al zijn unieke meetinfrastructuur, is recent verkocht aan een commerciële investeerder. Hoe kan dat, zo vraag ik de staatssecretaris, terwijl dit laboratorium wat de ChristenUnie betreft toch deel uitmaakt van de vitale infrastructuur voor de Nederlandse hightech. De ChristenUnie maakt zich zorgen dat de kwaliteit van het metrologische werk minder belangrijk wordt dan de winstgevendheid. Bovendien bestaat de kans dat de bij het VSL werkzame specialistische wetenschappers zullen vertrekken. Technische bedrijven en instituten hebben in groten getale hun zorgen met mij gedeeld via telefoon en e-mail. Het VSL dreigt zijn onafhankelijke taak niet meer te kunnen uitvoeren en de meest slimme mensen, met jarenlange unieke ervaring, dreigen weg te lopen. Het VSL, als internationaal gerespecteerd metrologisch instituut, is in gevaar. Ik heb dan ook met instemming de brief gelezen van de staatssecretaris van, ik meen, gisteren of eergisteren — het zal gisteren geweest zijn — over de forse maatregelen die zij neemt richting het VSL. Maar ik roep daarenboven de staatssecretaris op om op zo kort mogelijke termijn te komen met een plan voor het onder controle krijgen van de vitale infrastructuur binnen dit instituut. De politieke verantwoordelijkheid zoals vastgelegd in de Metrologiewet moet ook in de praktijk sterker verankerd worden.

Voorzitter. Ik maak enkele opmerkingen over energie en klimaat. De transitie naar een duurzame economie begint nu echt vorm te krijgen en het pad naar een groenere toekomst wordt steeds concreter. Des te verbazingwekkender is het dat financiële instellingen als banken, pensioenfondsen en verzekeraars nog steeds massaal beleggen in fossiele energie. APB is na het Akkoord van Parijs zelfs meer gaan investeren in fossiele energiebedrijven. Gelukkig worden er ook goede stappen gezet. Echter, dit kan allemaal niet zonder concrete daden om de klimaatdoelen te halen. Wat kan de minister doen om de financiële sector te bewegen tot veel meer groene investeringen?

Voorzitter. De gaskraan in Groningen is al genoemd: die kan en gaat sneller dicht dan verwacht. Dit is een belangrijk besluit, maar de problemen in Groningen zijn nog steeds groot, fysiek maar ook geestelijk. De ChristenUnie heeft altijd aangedrongen op voldoende geestelijke zorg en daarvoor is nu gelukkig ook geld beschikbaar gesteld. De minister zou hierover in gesprek gaan met de regio, want er is veel meer nodig. Wat is het resultaat daarvan? En heeft hij contact hierover met zijn collega van VWS?

Voorzitter. Biomassa staat volop in de politieke belangstelling. Dat is goed; een flink deel van onze energievoorziening is daar namelijk van afhankelijk. Maar biomassa moet aan stevige criteria voldoen. De ChristenUnie is altijd kritisch geweest op de inzet van houtige biomassa, pellets, die bovendien veelal niet afkomstig is uit ons land. Er wordt nu gewerkt aan een duurzaamheidskader voor biomassa, dat in het eerste kwartaal van volgend jaar gereed is. Ook cascadering is belangrijk: geen biomassa verbranden als hoogwaardiger toepassing mogelijk is. Als er nu honderden subsidiebeschikkingen worden afgegeven voor biomassacentrales, creëren we onze eigen problemen voor de nabije toekomst. Hoe wil de minister dit voorkomen?

Voorzitter. Ik sluit mijn bijdrage af met een bijzondere aankondiging, namelijk de aankondiging dat ik dit jaar geen amendement indien voor innovatieve en duurzame scheepsbouw. "Wat?!", wordt hier gezegd vanuit vak-K. Nee, ik dien geen amendement in. Het lijkt misschien geen nieuws, maar dat is het wel, want in 2012, 2013, 2016, 2017 en 2018 diende de ChristenUnie wel een amendement in om de eerlijke concurrentiepositie van onze innovatieve duurzame scheepsbouw te borgen. Maar de staatssecretaris heeft afgelopen zomer al op eigen initiatief laten weten de looptijd van de SDS-regeling voor duurzame scheepsbouw met drie jaar te verlengen. Ik dank haar hiervoor van harte.

Dank u wel, voorzitter.

Meer informatie

« Terug