Bijdrage Joël Voordewind aan de Begroting Buitenlandse Zaken

woensdag 13 november 2019

Bijdrage Joël Voordewind aan een plenaire begrotingsbehandeling met minister Blok van Buitenlandse Zaken

Kamerstuknr. 35300-V

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Twee priesters van de Armeens-katholieke kerk uit Qamishli in Noordoost-Syrië zijn gisteren vanuit een auto doodgeschoten. Het aantal van dit soort terreuraanvallen in dit gebied is bijna verdubbeld sinds het begin van de Turkse invasie. Door één tweet van de Amerikaanse president Donald Trump om z'n troepen terug te trekken uit Noord-Syrië is vrij baan gegeven aan de Turkse president Erdogan om dit Koerdische gebied binnen te vallen. We weten wat de gevolgen zijn geweest: honderden burgerdoden en honderdduizenden mensen op de vlucht, een toename van het aantal terreuraanslagen door cellen van ISIS.

Voorzitter. De Amerikanen hadden troepen in Noordoost-Syrië sinds begin 2016 als gevolg van een besluit van de vorige president, Obama, zonder mandaat van de VN, zeg ik erbij. Ze hebben samen met de SDF, de Syrian Democratic Forces, een beslissende rol gespeeld in de strijd tegen ISIS. Vóór de terugtrekking van de Amerikanen hebben ze om steun gevraagd, ook van Nederland en van het Westen. Het antwoord was grotendeels nee. Alleen de Fransen en de Britten hebben er mensen zitten. Nederland verwijst naar het ontbreken van het internationale mandaat. Dat is het dilemma dat ik hier ook wil schetsen. Wat als internationaal recht wordt gegijzeld door één partij, namelijk Rusland? Kan dat dan de rest van de wereld verbieden om het op te nemen voor de meest kwetsbare minderheden in Syrië? De Armeniërs aldaar worden nu, 100 jaar na de Armeense genocide door de Turken, opnieuw door de Turken bedreigd door een etnische zuivering. Dit geldt niet alleen voor de Armeniërs, maar ook voor minderheden als de Arabieren, de Koerden, de Assyriërs, noem maar op.

Voorzitter. Het zijn nota bene de Duitsers die nu voorstellen om de veiligheidszone onder internationaal beheer te brengen in plaats van onder de Turkse tirannie. De Amerikanen zijn enthousiast. Zelfs Turkije ziet er wat in, zo bleek vorige week tijdens de NAVO-ministeriële. Zelfs de secretaris-generaal van de NAVO, Stoltenberg, is enthousiast. Maar Rusland kan altijd nog blokkeren in de VN-Veiligheidsraad door zijn veto uit te spreken. Kortom, de vraag dringt zich op hoe je buitenlands beleid kunt vormgeven als één land alles lam kan leggen. Ik hoor graag een reflectie van de minister op dat punt. Wat als Rusland blijft weigeren? Blijven wij dan toekijken hoe de Koerden en andere minderheden in Noordoost-Syrië worden afgeslacht? Wordt het niet tijd dat dat plan van de Duitsers serieus wordt genomen? Hoe schat de minister de kansen in om dat plan om de veiligheidszone onder internationaal beheer te krijgen en de Turken dus weer terug te dringen op hun eigen grondgebied, van de grond te krijgen? Mijn tweede vraag aan de minister is: is hij dan ook zelf bereid om daar serieus over na te denken?

Voorzitter. Ik ga van Syrië naar Irak en de minderheden daar. De christelijke bevolking is daar gedecimeerd sinds het begin van deze eeuw. De christenen ontvluchten de regio omdat zij doelwit zijn van geweld. Ik zeg daarbij nogmaals dat het niet alleen om de christenen gaat, maar de christenen zijn wel specifiek doelwit van de jihadisten. Sommige ontheemden, bijvoorbeeld in Irak, willen terugkeren naar hun woonplaatsen. Hoe kan ook Nederland, en hoe kan de Europese Unie, een effectieve bijdrage leveren om hun bescherming te bieden, vraag ik de minister.

Voorzitter. Dat brengt mij op het volgende onderwerp: de godsdienstvrijheid. Collega Van Helvert heeft het al genoemd. We waren vorige week in Singapore voor een interparlementaire conferentie. Daar werd ons gemeld dat christenvervolging nummer één is in de wereld als het gaat om vervolging. 245 miljoen christenen in 50 verschillende landen worden dagelijks onderdrukt en letterlijk vervolgd omdat ze als christen willen leven, of omdat ze christen zijn geworden.

Voorzitter. De tweede groep zijn de moslims. We weten ook hoe de vervolging daarvan kan zijn. Ik heb eerder — volgens mij was dat vorig jaar, bij de begroting van Buitenlandse Zaken — een motie ingediend om te kijken wat we zouden kunnen doen in het kader van de ergste straf op bekering. Artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens gaat over het recht om van geloof te veranderen. Wat is er nu met die motie gebeurd, vraag ik de minister. Zijn er inderdaad middelen vrijgemaakt — zijn er mensen vrijgespeeld? — om te kijken wat we met partners in Europa kunnen doen om landen aan te spreken — ik noem Mauritanië, Saudi-Arabië en Iran — die in hun wetgeving nog steeds de doodstraf hebben op bekering, of afvalligheid, zoals zij dat noemen? Als de minister daar geen fondsen voor heeft, ben ik uiteraard bereid om creatief met hem mee te denken. Dan verwijs ik hem ook naar het Mensenrechtenfonds, dat we daar speciaal voor kunnen gebruiken. Ik ben ook blij dat we inmiddels een speciaal gezant hebben voor godsdienstvrijheid. Graag zou ik zien dat deze gezant ook genoeg middelen heeft om zijn werk te doen. Kan de minister daarvoor ook garant staan? Graag een bevestiging van dat pleidooi.

Voorzitter. Dan de Armeense ambassade. De afgelopen twee jaar hebben zich hoopvolle ontwikkelingen voorgedaan. Na een vreedzame omwenteling is er een nieuwe regering aangetreden, die de wijdverbreide corruptie en misdaad en de daarmee gepaard gaande onderdrukking bestrijdt. Deze regering wil graag de banden met Europa en met Nederland versterken. Laten we dit kleine land in deze strategische regio ondersteunen door daar een volwaardige Nederlandse ambassade te vestigen. Ik wil daartoe graag samen met de coalitiepartijen een amendement indienen. Ik hoop op steun van de minister.

Voorzitter. Over Armenië gesproken: wij hebben hier ook vaak gesproken over de Armeense genocide en de erkenning daarvan. Volgend jaar is er weer een lustrumherdenking, en volgens de motie die we hier in de Kamer hebben ingediend zullen wij een ministeriële afvaardiging naar Jerevan sturen. Kan de minister hier ook toezeggen, in aanloop naar die herdenking, dat hij ook zelf bereid is om de 105-jarige herdenking in Jerevan bij te wonen? Ik hoor graag zijn reactie op dat punt. Mijn pleidooi blijft dat wij, als wij terugkijken op de zwarte geschiedenis van Nederland, ook Turkije kunnen en moeten blijven oproepen om terug te kijken naar zíjn zwarte geschiedenis met betrekking tot de Armeense genocide. Dat vraag ik ook aan deze regering. Wat moet er nog gebeuren voordat ook de regering de Armeense genocide onomstotelijk erkent? De Kamer heeft dat al uitdrukkelijk gedaan. Wanneer gaat het kabinet eens door die zure appel heen bijten? Graag een reactie van het kabinet.

Voorzitter. Dan zoom ik even uit, naar de bredere vraag wat er nu leidend is in ons buitenlands beleid. De angstvalligheid die wij rondom dit onderwerp zien, heeft vooral betrekking op het spreken over de handel als een van de belangrijke pijlers van het Nederlandse buitenlandbeleid, zo schat ik in. Handel is belangrijk — dat geef ik meteen toe — maar tegelijkertijd zeggen we hier dat waarden als vrijheid, godsdienstvrijheid en mensenrechten ook waarden en belangen zijn. Bijna de hele Kamer zegt dat. Kan de minister daar eens op reflecteren? Hoe ziet hij het buitenlands beleid en wat vindt hij daarin leidend? Is dat handel of zijn dat die hele belangrijke waarden van de Nederlandse samenleving, waar wij voor staan? Ik hoor graag zijn reactie op dat punt.

Voorzitter. Ik kom via die waarden terug op het debat dat we met de minister van Buitenlandse Zaken hebben gevoerd over de Chinanota. De hele Kamer was eigenlijk wat teleurgesteld over de mensenrechtenparagraaf, maar ik moet zeggen dat ik zeer veel waardering heb voor deze minister die dat toch heeft rechtgezet met een aanvullende brief over het Chinabeleid en het mensenrechtenbeleid richting China. Het is een duidelijke analyse waarin hij expliciet de problemen rond mensenrechten, misbruik en schendingen aan de kaak stelt. Tegelijkertijd moet ik wel zeggen dat het kabinet met betrekking tot godsdienstvrijheid en de positie van christenen verwijst naar de inzet van het kabinet als het gaat om de provincie Xinjiang. Maar dat zegt niks over de positie van christenen. Het zegt iets over de positie van moslims. Een bezoek aan een kerk, hoe goed bedoeld ook, maakt dit nog niet goed.

Over het verhogen van de druk via handelsmaatregelen, waarover een motie is aangenomen naar aanleiding van de Chinanota, zegt de minister dat het kabinet geen voorstander is van het gebruiken van handelsmaatregelen als drukmiddel. Dat is een zinnetje uit de reactie. Ik zou de minister er toch op willen wijzen dat als de Kamer een motie aanneemt, het kabinet dat niet kan afdoen met een "daar zijn we geen voorstander van". Ik wil daar toch graag nadrukkelijk een reactie van de minister op hebben, want dit is wel degelijk een aangenomen Kamermotie.

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
De heer Voordewind heeft het over de belangenafweging die er soms gemaakt moet worden tussen waarden en handel. Ik hoop dat ik het zo goed weergeef.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Mensenrechten en handel.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Pardon, mensenrechten en handel natuurlijk. Dat is voor elk land en elke fractie soms een worsteling waarin je keuzes maakt. Een van de onderwerpen waarbij dat nu ter tafel komt, is de G20 in Saudi-Arabië. Ik vraag me af of de heer Voordewind daar al enige gedachten over heeft. Ik probeer hem niet het een of ander … Maar hoe kijkt hij daar nu tegenaan?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Als er iets zeer ongemakkelijk is, en dat is een understatement, dan is het wel dat er volgend jaar in Saudi-Arabië een G20 plaatsvindt. We weten nog niet of Nederland daarvoor wordt uitgenodigd. Dat moeten we afwachten. Maar met u zou ik het ook ongemakkelijk vinden als Nederland daar aanwezig zou zijn. En als we er al zouden zijn — dat is dan stap twee — dan zou ik het ongemakkelijk vinden als we niet heel uitdrukkelijk de mensenrechten en de moord op Khashoggi aan de kaak zouden stellen.

De voorzitter:
Gaat u verder. Volgens mij was u bezig met afronden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja, ik heb nog twee punten, voorzitter. Als eerste Israël: 200 raketten …

De voorzitter:
Toch nog een interruptie van mevrouw Karabulut, heel kort.

Mevrouw Karabulut (SP):
Begrijp ik het goed dat de heer Voordewind een boycot van de G20, zoals wij met de Partij van de Arbeid en GroenLinks voorstellen, steunt, als we wel worden uitgenodigd?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Daar wil ik nog niet op vooruitlopen. Het zou ons helpen als we niet worden uitgenodigd of als we daar niet te happig op zijn, maar ik wil eerst afwachten hoe de situatie zich ontwikkelt. Daarna moeten we erover doorpraten.

Mevrouw Karabulut (SP):
Oké. Een aankondiging van een boycot zou wel kunnen helpen, denk ik.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik houd het bij mijn eigen woorden.

De voorzitter:
Dat lijkt me prima. Gaat u verder.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan kom ik dus op Israël. De laatste dagen zijn er 200 raketten afgevuurd op Israël, zelfs tot in Tel Aviv. Als dit op welk westers land dan ook zou zijn geweest, dan zou de hele wereld te klein zijn. Dan zou iedereen klaarstaan om sancties in te stellen richting de agressor. Maar nu zien we niets van dat al. De hulp gaat gewoon door. Natuurlijk moeten de Gazanen niet het slachtoffer worden van de terroristen in de Gaza, maar ik vind het wel schokkend om te zien dat de wereld gewoon doordraait, terwijl een bevriend, westers land zo onder vuur ligt.

Tegelijkertijd zien we ook nog eens een uitspraak van het Europees Hof over het labelen van Israëlische producten uit de Jordaanoever of Oost-Jeruzalem. Ik zou de minister willen vragen hoe hij deze uitspraak ziet. In de uitspraak van gisteren wordt verwezen naar de verordening 1169, waarin informatie voor de consumenten centraal staat. In die verordening wordt verwezen naar de labeling van alle betwiste, bezette gebieden die er zullen zijn. Als dit nou alleen voor Israël geldt, dan is er sprake van internationale discriminatie. Graag een reactie van deze minister hierop. Wil hij dat accepteren? Ik hoop het toch niet.

Voorzitter. Ik heb een laatste punt. Ik weet dat ik uit mijn tijd loop.

De voorzitter:
Ja, dat weet ik, maar er is nog een korte vraag. Mevrouw Karabulut, u heeft de meeste interrupties gepleegd van iedereen. Morgen ga ik daar dus afspraken over maken. Dit is niet verstandig geweest van mij.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter.

De voorzitter:
U durft niet meer, hè. Het is ook de bedoeling dat u niet meer durft. Maar u kennende gaat u gewoon een vraag stellen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dank, voorzitter. Zonder interrupties is het ook geen debat; niet dat u dat bestrijdt of zo.

De voorzitter:
Nee.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb een vraag over de mensenrechten. Er was net een interruptiedebat tussen mevrouw Ploumen en de heer Voordewind over de spanning tussen handel en mensenrechten. Dat geldt toch ook juist voor een bevriende staat als Israël? Die heeft zich toch ook aan de mensenrechten te houden, vraag ik via u, voorzitter, aan de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Zeker, en daarom loopt er nu ook nog steeds een onderzoek, want ik neem aan dat u doelt op de Gazaoorlog. Er zal nu ongetwijfeld ook wel weer een onderzoek worden ingesteld. Maar ik heb verwezen naar het afvuren van minimaal 200 raketten op burgerdoelen. Dat zijn ongerichte raketten. Het is echt een godswonder dat daar nog geen doden bij zijn gevallen. Tegelijkertijd zie ik dat de spanning oploopt, ook als je de demonstraties in de Gaza ziet. Ik hou mijn hart vast voor een verdere escalatie van het conflict. Daar is niemand mee gebaat. U weet dat wij samen met u en andere collega's de afgelopen jaren steeds ingezet hebben op verzoening tussen de Palestijnen en de Israëliërs.

Mevrouw Karabulut (SP):
Zeker, maar wat vindt u dan van het beleid, de politiek, van premier Netanyahu? Hij lijkt deze escalatie op te zoeken. Hij heeft natuurlijk aangevallen, gebombardeerd. Vervolgens zijn er die raketbeschietingen gekomen. Dat is allebei niet goed. De ene zijde veroordelen we wel. Vindt u niet dat we best kritisch mogen zijn richting Netanyahu, juist omdat we bevriend zijn, om deze escalatie, dit geweld te stoppen en om Israël vooral ook aan de mensenrechtenverplichtingen te houden?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik zie wel degelijk een onderscheid in dit hele conflict. Er is een gerichte aanval op een bekende terrorist geweest. Vervolgens heeft diezelfde organisatie vergeldingsmaatregelen genomen op burgerdoelen, op heel Israël aan die kant van de Gaza. Natuurlijk moeten we kijken hoe dit nu verdergaat. Niemand is gebaat bij escalatie. Ik begrijp dat een VN-bemiddelaar richting Caïro is vertrokken. Ik hoop echt dat er snel tot een staakt-het-vuren wordt overgegaan. Maar hier hebben we wel te maken met een terroristische organisatie die een bevriende natie probeert aan te pakken. Escalatie wil natuurlijk niemand, maar het gaat hier wel om terrorisme.

De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat. U was bezig met afronden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik wil graag nog twee punten maken. Ik wil graag aandacht van de minister voor West-Papoea. Ik krijg ook graag een reactie van de minister op het rapport-Droogleever. Ik begrijp dat we daar nooit een officiële reactie van het kabinet op hebben gehad. Ik zou aan de minister willen vragen of hij daar alsnog op wil reageren.

Ten slotte vraag ik aandacht voor de aardbeving in de Molukken. Dat is een zware aardbeving. Meer dan 170.000 mensen zijn dakloos geworden. Wat kan Nederland doen om daar eventueel hulp te verlenen?

Dan helemaal tot slotte nog een opmerking over de diplomatieke dienst. Kan deze dienst niet meer worden opengesteld voor zijinstromers, zodat de diplomatieke dienst meer een afspiegeling wordt van de Nederlandse samenleving.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Een korte vraag. Mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Eigenlijk is dit meer een ondersteuning van de oproep van de heer Voordewind om het rapport-Droogleever te bespreken, natuurlijk in relatie tot de situatie in Papoea op dit moment. Het zou heel fijn zijn als we daar een reactie van de minister op zouden kunnen krijgen.

De voorzitter:
Via de heer Voordewind stelt u dus een vraag aan de minister.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Zeker.

De voorzitter:
O, goed. Dank u wel. De heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):
Ik sluit me aan bij de opmerkingen van mevrouw Ploumen, maar ik wil nog een ander punt aan de orde stellen in mijn vraag. In augustus van dit jaar heeft de heer Voordewind in het Nederlands Dagblad nog een groot punt gemaakt over de resolutiestapel en het anti-Israël-resolutiestapelen in de VN-Mensenrechtenraad. De heer Voordewind heeft toen gezegd: Nederland moet niet in de VN-Mensenrechtenraad gaan zitten zolang het stapelen van anti-Israëlresoluties plaatsvindt. Nou, dat gaat nog steeds door, maar de regering heeft gezegd: we gaan volgend jaar wél in de VN-Mensenrechtenraad zitten.

De voorzitter:
En de vraag is?

De heer De Roon (PVV):
En nou is mijn vraag: is de ChristenUnie gedraaid op dit punt, of heeft de ChristenUnie in de coalitie geen vuist gemaakt en is het bij een slap handje gebleven?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik kijk even naar mijn tekst, want ik had geen tijd meer om mijn tekst over de resoluties tegen Israël op te lezen.

De voorzitter:
Dus deze interruptie komt goed uit.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja, die komt mij goed uit, maar ik zal de tekst niet oplezen ter wille van de tijd. Ik heb gezegd dat wij niks te zoeken hebben in een raad die geleid wordt door de grootste boevenbende in de wereld. Ik heb toen een reactie gehad van dit kabinet, namelijk dat het onterecht is dat Israël standaard op de agenda staat van de Mensenrechtenraad. Ik ondersteun die lijn van het kabinet. Ik vind nog steeds dat we ons geld en onze menskracht spaarzaam en gericht moeten inzetten op activiteiten die meer resultaat boeken, in plaats van dat we op dit moment alles inzetten om in de Mensenrechtenraad terug te komen.

De heer De Roon (PVV):
De conclusie is dus dat u nog steeds vindt dat we níét in de Mensenrechtenraad zouden moeten stappen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja, maar ik wil even reageren op wat de heer De Roon zei. Hij vroeg: heeft u zitten slapen? Nee, want dit kabinet heeft uitgesproken niet in de Mensenrechtenraad te willen als Israël nog steeds een vast onderdeel is van de agenda. Dat is weer een stap vooruit. Ik blijf duwen zodat de resoluties tegen Israël niet meer gesteund worden door deze Nederlandse regering. Dat ga ik scherp volgen.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel.

Meer informatie

« Terug