Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Geneesmiddelenbeleid

woensdag 06 november 2019

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met minister Bruins voor Medische Zorg

Kamerstuknr. 29477

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dat is het allerbelangrijkst, voorzitter. De afspraken met de farmaceuten over prijsverlagingen werpen hun vruchten af. De uitgavenverlaging als gevolg van de financiële arrange-menten was in 2018 272 miljoen euro en dat was twee keer zo veel als het jaar daarvoor. Tegelijkertijd zien we dat we desondanks elk jaar fors meer betalen voor deze categorieën geneesmiddelen. Het is dan ook goed dat de Minister farmaceuten blijft aanspreken op hun verantwoordelijkheid, zeker als zij de positie van weesgeneesmiddelen gebruiken voor exorbi-tante prijsstijgingen. Collega’s hebben daar ook al over gesproken. Hoe staat het in dat licht met de aanvullende beschermingscertificaten, is mijn eerste vraag aan de Minister.

Het is goed dat de Minister actie onderneemt om geneesmiddelentekorten te voorkomen. Hij wil een ijzeren voorraad van vijf maanden aanleggen. Dit brengt echter wel kosten met zich mee en bovendien kost het tijd om een voorraad op te bouwen. Hoe wil de Minister voorkomen dat er extra tekorten ontstaan als ook andere landen voorraden gaan opbouwen en we misschien wel gaan concurreren met elkaar? De ijzeren voorraad biedt voor 85% van de geneesmiddelen een oplossing, maar voor 15% dus niet. Welke oplossingen ziet de Minister om tekorten bij die 15% te voorkomen? We moeten voorkomen dat er voorraden worden aangelegd van middelen waarvoor dit niet nodig is. Dat werkt ook verspilling in de hand. Is de Minister bereid om nog eens te kijken of een voorraad van vijf maanden echt voor alle middelen nodig is?

Voorzitter. Ik kom als vanzelf op het thema verspilling. Ik begrijp dat een middel vaak niet meer verhandeld wordt als de houdbaarheidstermijn korter dan een jaar is. Het is goed dat de Minister naar deze termijn kijkt en ook kijkt of aanpassing mogelijk is. Aan welke houdbaarheidstermijn denkt hij dan? Wat betreft de verspilling van medicijnen kunnen we volgens mij nog meer doen. Zeker bij dure en gevaarlijke middelen moet er een prikkel zijn om deze terug te brengen als ze door de patiënt niet meer worden gebruikt. Is de Minister bereid om te kijken naar een vorm van beloning als medicijnen worden teruggebracht naar de apotheek? Het is mooi dat de Minister met een nieuw beleidskader voor voorwaarde-lijke toelating komt voor middelen waarvoor het lastiger is om de effectiviteit te bewijzen, bijvoorbeeld omdat de groep patiënten relatief klein is. Eerder heb ik samen met mijn collega mevrouw Dijkstra een motie ingediend met een verzoek om te kijken hoe de werkwijze van het Zorginstituut beter kan aansluiten op de beweging van personalized medicine. Ik ben blij dat het Zorginstituut nu ook maatwerk in onderzoek mogelijk maakt. Bij de onderzoeksduur moet vooraf gekozen worden voor zeven jaar of voor veertien jaar. Volgens mij is wisselen in die termijnen niet mogelijk. Mijn fractie vindt dat erg rigide, zeker als je bij kleine groepen van tevoren niet precies weet hoeveel tijd er nodig is. Ziet de Minister mogelijkheden voor meer flexibiliteit?

Een heel ander onderwerp is de medicinale cannabis. Ik heb al vaker aandacht gevraagd voor de grote hoeveelheden medicinale cannabis die Nederland exporteert, vaak veel meer dan de norm die het Bureau voor Medicinale Cannabis, BMC, zelf hanteert. De norm is 100 kilo per jaar en dan voor maximaal drie jaar. In 2019 en 2020 exporteren we 2.500 kilo naar Duitsland. De omzet van het bureau was in 2018 begroot op 1,9 miljoen euro, maar kwam uit op 16,8 miljoen euro. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de export hierbij een belangrijke factor is. Laten we dan ook zorgen dat de winst die het BMC hiermee maakt weer wordt geïnvesteerd in goed onderzoek naar de werking van medicinale cannabis. Ik heb begrepen dat dat nog iet echt van de grond komt, bijvoorbeeld waar het gaat om de zorg voor zeer kwetsbare jonge kinderen. De Kamer heeft daar met steun van mijn fractie een motie over aangenomen. De ontwikkeling van meer variëteiten voor meer groepen patiënten vindt mijn fractie van belang en uiteindelijk ook een lagere prijs voor de Nederlandse patiënt. Op deze manier kunnen we de discussie over thuisteelt bovendien overbodig maken, zeg ik er maar even bij. Voorzitter, hoe veel tijd heb ik nog?

De voorzitter: U hebt nog vier seconden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Oké. Dat is niet heel veel. Dan laat ik mijn vraag over de opioïden, waar door andere mensen ook al vragen over zijn gesteld, liggen voor de tweede termijn. Tot slot. Er is afgesproken dat een grote groep patiënten het middel Spinraza vergoed krijgt. Ze wachten nu al geruime tijd tot de behandeling kan starten. Kan de Minister toezeggen dat dit echt op 1 januari 2020 gaat gebeuren? Voorzitter. Dank u wel voor de coulance.

Meer informatie

« Terug