Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg Curriculum.nu

donderdag 05 maart 2020

Bijdrage Eppo Bruins aan een algemeen overleg met minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Kamerstuknr. 31293

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik denk dat ik hier in de Kamer zelden een onderwerp heb meegemaakt dat zoveel tongen heeft losgemaakt. Drie grote hoorzittingen, tientallen, honderden position papers, vele honderden mails, vuistdikke brieven en rapporten van de ontwikkelgroepen en van de minister. Je zou zomaar de draad kunnen kwijtraken, temeer omdat de meningen zo van elkaar verschillen, een kakofonie van meningen, soms gefundeerd en soms ook gewoon ongefundeerd. De één zegt "stop er maar weer mee" en de ander zegt "ga je alsjeblieft wat sneller werken". Wat is wijsheid? Laat ik beginnen met in ieder geval de leraren die aan dit proces hebben meegewerkt enorm te bedanken voor hun volle inzet voor de bouwstenen. Er zit een enorm werk in. Dank aan alle teachers die in the lead waren in deze fase.

Nu liggen er bouwstenen. Ik vraag me toch af: wat zijn eigenlijk bouwstenen? Volgens mij weet niemand precies wat dat zijn. De vraag doemt op waar we nu eigenlijk staan in dit proces. Wat is deze tussenstap waard? Hoe komen we van hier tot het doel waar we willen komen: kerndoelen en eindtermen? Gaan we nu sturen op deze bouwstenen en wat sturen we dan eigenlijk bij? Wat betekent dat? Graag hoor ik van de minister hoe dit proces volgens hem vorm krijgt en wat dan de politieke besluitvormingsmomenten zijn. Kan hij de Dijsselbloemtoets toelichten die door zijn ambtsvoorganger is toegezegd voor iedere stap van het proces? Hoe toont de minister aan dat er draagvlak is voor het tussenproduct dat we nu bespreken? Hoe blijft het vervolg van dit proces ook Dijsselbloemproof?

In dit kader moet het mij toch van het hart dat het allemaal wel een heel uitgebreid proces is geworden. Dat heeft de heer Van Meenen ook al gezegd. We hebben een heel strakke inkadering meegegeven met een hele reeks moties, maar desondanks is het proces allesomvattend geworden. Laten we dit debat gebruiken om ook met een stuk boerenverstand het proces weer terug te brengen tot de kern. Het gaat om de hoofdlijnen van wat onze leerlingen moeten kennen en kunnen, en dat in de vakken waar de kerndoelen op dit moment niet of onvoldoende duidelijk of actueel zijn omschreven. Bij dat proces wil ik graag zeven ijkpunten meegeven, tenzij de heer Kwint, die mij enorm zit te signaleren, daartussendoor wil komen.

De voorzitter:
De heer Kwint. Dit is overigens wel uw derde interruptie.

De heer Kwint (SP):
Die vorige was echt één korte vraag en daar heb ik geen vervolgvraag over gesteld.

De voorzitter:
Nee, nee, nee. Ik ga daar echt heel streng op zijn. Het is uw derde interruptie. Ik dacht aan twee tot hooguit drie interrupties per persoon. Dat is al ruim, dus dit is uw laatste. Dus denk er goed over na.

De heer Kwint (SP):
Ik doe het maar wel, want het is een vrij essentieel punt. De heer Bruins heeft het over het Dijsselbloemproof zijn van dit hele traject en zegt ook hoe in de volgende stappen draagvlak aangetoond moet worden. Volgens mij hield het in dat in elke fase die we doorlopen, in elk stadium het draagvlak aangetoond moest worden. Ik was dan ook in blijde verwachting van het draagvlakonderzoek toen ik de brief van de minister kreeg, maar constateerde dat er eigenlijk niks anders in die brief stond dan: er hebben leraren aan meegewerkt, dus is er draagvlak. Wat vindt de heer Bruins nu van het aangetoonde draagvlak in dit stadium van het proces, dus niet het vervolg, maar gewoon nu, op het moment waar we nu zijn?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik heb het natuurlijk ook gezien. Het is niet voor niets dat ik in mijn tekst deze vraag stel aan de minister, want ik wil daar nog wel iets meer over horen. Ik snap best dat je bij zo'n grote beroepsgroep niet iedereen kunt bereiken, maar ik zou in dit debat toch wel iets meer willen horen dan die enkele zin die ik in de brief aantrof.

De heer Kwint (SP):
Feit is dat er feedback gevraagd is aan leraren. Daar is door heel veel leraren op gereageerd. Vervolgens vindt een deel van de leraren dat er iets goeds mee gedaan is, maar vindt een groot deel ook dat er niet iets goeds mee gedaan is. Hadden wij niet beter nu al een draagvlakonderzoek kunnen hebben? Het enige draagvlakonderzoek dat we nu hebben is dat van de Algemene Onderwijsbond. Die hebben onder hun eigen leden een uitvraag gedaan en kwamen tot de conclusie: hier is nu geen draagvlak voor. En misschien nog wel belangrijker: hoe meer docenten hiervan afweten, hoe minder vertrouwen ze in het vervolg van het traject hebben. Had de minister daar niet beter zelf een eigen onderzoek tegenover kunnen zetten? Want nu hebben we alleen het onderzoek van de AOb.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Kijk, of je één onderzoek of twee of drie hebt, je kunt heel veel doen. Maar ik geef die vraag ook graag door aan de minister. Wat kunnen we meer doen om inderdaad goed te toetsen of er draagvlak is? En wat betekent het eigenlijk als je een Dijsselbloemtoets doet? Want ook dat is alweer ongedefinieerd. Dat is ook in politiek Den Haag toch wel een probleem. We spreken veel af, maar wat het precies betekent weten we niet helemaal. Ik wil daar in het debat met de minister dieper op ingaan en beter weten wat dit nu betekent.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dank u wel.

Zeven ijkpunten zijn voor ons essentieel in het vervolgproces. Eén. Er gaan stemmen op om maar weer opnieuw te beginnen en het helemaal anders te doen. Daar ga ik niet in mee. De inhoud van het curriculum zal altijd een bron van discussie blijven. Het zou een zwaktebod zijn om na alle eerdere pogingen in de afgelopen vijftien jaar ook deze poging failliet te verklaren. Dat doe ik dus niet. Dat doet ook geen recht aan het waardevolle werk dat verzet is. Dus moedig voorwaarts, zeg ik, maar met gezond verstand en met heldere, strakke voorwaarden.

Twee. Het is te begrijpen dat in de bouwstenenfase bottom-up is gewerkt. De betrokkenheid vanuit het onderwijsveld bij de bouwstenen was nodig, maar nu moeten we ook meer macro kijken. Vanuit vakgebieden, wetenschap en het beroepenveld moeten we goed bepalen wat onze leerlingen moeten kennen en kunnen om mee te draaien in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Ik vraag in het vervolg van het proces nadrukkelijk meer betrokkenheid van experts en vakdidactici en van het zogeheten afnemend veld.

Drie. Mijn fractie staat positief tegenover het idee om een permanente commissie in te stellen, zoals de heer Van Meenen ook al zei: een commissie van statuur met afvaardigingen van alle betrokken geledingen die ik zojuist noemde. De permanente commissie zou wat mij betreft snel ingesteld kunnen worden en niet pas in 2027. Ik hoor graag hoe de minister dat ziet.

Vier. In het vervolgproces is het voor mijn fractie essentieel dat we alleen vastleggen wat leerlingen moeten kennen en kunnen: echte kerndoelen, hun vaardigheden en niet hun denkbeelden. Ik zie toch continu de neiging vanuit de politiek om voor te willen schrijven wat de nette Nederlandse modelburger moet vinden, zeggen en denken, welke meningen en opvattingen wel geaccepteerd worden en welke uit den boze zijn. Dat is mij een doorn in het oog. We treden daar in de waarden en in de waardegemeenschappen die scholen zijn. Het is aan scholen om op basis van hun visie en identiteit de lessen vorm te geven. Dat is de kern van onderwijsvrijheid. De overheid bepaalt wel onze regels, maar niet onze moraal, en dat is maar goed ook.

Vijf. Mijn fractie ...

De voorzitter:
Mevrouw Van den Hul heeft een vraag.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik vind het toch interessant wat de heer Bruins hier zegt en hoe dat zich verhoudt tot de huidige kerndoelen, bijvoorbeeld als het gaat over seksuele diversiteit. We hebben gezien dat de kerndoelen een aantal jaren geleden zijn aangescherpt. Daar hebben ook veel organisaties vanuit de lhbt-beweging om gevraagd. De kerndoelen zijn aangescherpt, maar we zien ook dat daar op heel veel scholen nog onvoldoende handen en voeten aan wordt gegeven. Ik zal er zo in mijn spreektekst nog een paar voorbeelden van geven, maar volgens mij hoef ik die hier nu niet te noemen. We kennen allemaal die voorbeelden, onlangs nog op reformatorische scholen en we hebben een lesmethode voorbij zien komen uit het islamitisch onderwijs, die zich heel slecht verhouden met de kerndoelen. Ik ben toch wel benieuwd hoe de heer Bruins daarop reflecteert.

De heer Bruins (ChristenUnie):
In de huidige kerndoelen voor seksuele diversiteit staan heldere zaken als het kunnen omgaan met verschillen en het kennen van wat die verschillen dan ook zijn. Het weten en het daarmee leren omgaan zijn duidelijke vaardigheden van kennen en kunnen. Die zijn heel mooi en mogen van mij ook duidelijker verwoord worden en aangescherpt worden. Daar heb ik geen enkel probleem mee. Voordat de heer Bisschop er iets over zegt: reformatorische scholen staan bekend om het feit dat zij de meest uitgebreide lessen hebben op het gebied van seksuele diversiteit en daar heel erg veel aandacht aan besteden. Dus daar is volgens mij geen enkel probleem mee.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Daarover verschillen wij dan behoorlijk van mening. We hebben onlangs nog gezien dat er op een groot aantal reformatorische scholen openlijk afstand werd genomen van bijvoorbeeld het huwelijk tussen paren van gelijk geslacht. Ik vind dat dat zich slecht verhoudt met de doelstellingen die wij hebben geformuleerd in de kerndoelen, maar blijkbaar denkt de heer Bruins daar anders over.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Nee, waar ik mij aan vasthoud, zijn de oordelen van de inspectie. Die oordeelt dat op reformatorische scholen het onderwerp seksuele diversiteit ontzettend goed en uitgebreid aan bod komt, meer dan op scholen van andere richtingen. Dus daar is volgens de onderwijsinspectie geen enkele reden tot zorg.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Het vijfde punt. Mijn fractie vraagt aandacht voor de discussie over vaardigheden en kennis. Vaardigheden staan nooit los van kennis, maar altijd in de context daarvan. Ik vraag de minister daarom erop alert te zijn dat het kennen en kunnen altijd in vakcontext staat en dat de kerndoelen niet brede zogeheten 21ste-eeuwse vaardigheden gaan bevatten die onmeetbaar, ondefinieerbaar en ronduit onwetenschappelijk zijn.

Zes. Er moet absolute duidelijkheid zijn in het onderscheid tussen wat verplicht is en wat niet. De huidige kerndoelen zijn zo globaal dat scholen geen keuzes durven te maken en zich wenden tot lesmethodes die alles van a tot z uitvoeren. Leraren worden zo slaaf van de methode; een term die de heer Van Meenen ook al gebruikte. Dit zorgt mede voor de overladenheid die veel leraren ervaren. Dus nieuwe kerndoelen, stevig houvast, helder, beknopt en beperkt. Ik vraag de minister toe te lichten wat de verhouding 70/30 volgens hem precies gaat betekenen. Het moet wat mij betreft niet betekenen dat de kerndoelen deels opengelaten worden, maar dat schoolteams naast de vastgestelde doelen de ruimte hebben om hun tijd te besteden aan onderwijsactiviteiten die bij de school passen.

Zeven. We moeten moedig voorwaarts, maar de stap naar nieuwe kerndoelen verdient aandacht en tijd. Hoe gaan leraren ondersteund en toegerust worden in dit proces?

Tot slot. Met enige terughoudendheid, ook van mij, twee vrije politieke gedachten als schot voor de boeg. Het is misschien vroeg in het proces, maar laat het maar gezegd worden. Dan hebben we tenminste ook een politiek debat.

De eerste. Het voorstel dat voorligt biedt scholen de ruimte om een andere taal te doceren dan de buurtaal. Denk aan het belang om Duits te leren in de regio's langs de Duitse grens. Moet dat niet steviger verankerd worden in het nieuwe curriculum? Hoe kijkt de minister hiernaar?

De tweede. Een goede levensbeschouwelijke educatie is van belang voor alle leerlingen in het openbaar en bijzonder voortgezet onderwijs, noodzakelijk voor burgerschap, verdraagzaamheid en het kunnen omgaan met verschillen. Moet levensbeschouwelijke educatie niet als vakgebied en erkend schoolvak gefaciliteerd worden in de doorontwikkeling van het curriculum? Zomaar twee vrije gedachten waar ik graag de reactie van de minister op heb.

En overigens ben ik van mening dat basisschoolleerlingen moeten blijven leren rekenen met breuken. Dank u wel.

Meer informatie

« Terug