Bijdrage Gert-Jan Segers aan het plenair debat over Voorstel van wet van het lid Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet teneinde de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen te gedogen (Wet gesloten coffeeshopketen)

vrijdag 10 februari 2017 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Fractievoorzitter Gert-Jan Segers aan een plenair debat met minister Blok van Veiligheid en Justitie en staatssecretaris van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwerp:   Voorstel van wet van het lid Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet teneinde de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen te gedogen (Wet gesloten coffeeshopketen)

Kamerstuk:    34 165          

Datum:           1 februari 2017

De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Allereerst complimenten voor de indienster en via haar uiteraard ook aan onze oud-collega, mevrouw Berndsen, met wie ik heel wat debatten hierover heb gevoerd. Ik weet hoe intensief het is om een initiatiefwetsvoorstel te schrijven en te verdedigen. Complimenten voor het werk. Ik heb wat gemengde gevoelens over de inhoud — dat zal de indienster niet verbazen — maar complimenten en een woord van waardering voor het werk dat is geleverd en ook voor de mensen die achter mevrouw Bergkamp zitten. Wetgeving is onze kerntaak. Over de kwaliteit daarvan moeten wij nu het debat voeren.

Ik wil erbij gezegd hebben dat ik de motieven van de indienster op geen enkele manier in twijfel wil trekken. Het gaat om gezondheid, om veiligheid. Er worden nobele doelen gesteld. Maar het is zeer, zeer de vraag of met deze middelen die doelen worden bereikt. Om dat duidelijk te maken had ik integraal het advies van de Raad van State kunnen voorlezen. Ik heb dat even overwogen, maar u hebt allen zelf kunnen lezen dat de Raad van State in de zijn bekende voorzichtige formuleringen buitengewoon hard is over dit voorstel. Hij betwijfelt of het wetsvoorstel daadwerkelijk en "in voldoende substantiële mate" effectief zal zijn en presenteert een hele reeks fundamentele bezwaren, waarop ik de reactie van de initiatiefnemers echt onvoldoende vind.

Ik had ook de bijdrage van collega Bontes kunnen voorlezen, althans die uit 2014 en 2015. Dat waren echt goede bijdragen. Hij sprak zich op 19 februari 2014 en 11 juni 2015 in de hem bekende ronde bewoordingen uit tegen regulering van wietteelt. "Geen oplossing", zo luidde het oordeel, "wij komen ermee van de regen in de drup." Het zou van Nederland nog meer een narcostaat maken. Inmiddels heeft de heer Bontes een andere baas en een andere positie, en heeft er een, wat onze fractie betreft treurige, bekering plaatsgevonden. Ik heb begrepen uit de media dat zijn fractie mogelijk doorslaggevend is voor de meerderheid van dit voorstel. Dat zij zich daar geen rekenschap van geeft, vind ik teleurstellend. Ik had die bijdragen kunnen voorlezen. Ik doe dat niet. Ik kies mijn eigen woorden. Het advies van de Raad van State is bij alle deelnemers bekend. Dat laat ik verder liggen, al zal ik er hier en daar aan refereren. De fractie VoorNederland moet maar voor zichzelf spreken, als ze tenminste nog komt opdagen.

Laat ik beginnen bij mijn uitgangspunt voor dit debat. Net als de initiatiefnemers vind ik dat het huidige gedoogbeleid niet houdbaar is. Daarover zijn wij het eens. Wel hoop ik dat er iets meer verlegenheid was bij de indienster en bij de eerste twee fracties die hier hebben gesproken. Het is echt utopisch om te denken dat hier een blauwdruk van perfect beleid denkbaar is, dat wij zo even kunnen uitrollen, en dat dit wetsvoorstel alles onder controle krijgt. Bij eerdere gedoogsituaties en eerdere ongemakkelijke situaties, zoals bij gokken en prostitutie, hebben wij ook gedacht: ach jongens, gedogen is lastig, laten wij reguleren; dan komt alles goed. Maar dat bleek buitengewoon hardnekkig en ingewikkeld te zijn, dus iets meer verlegenheid zou mooi zijn.

Zoals ik al zei, is het huidige gedoogbeleid wat onze fractie betreft niet houdbaar. Wij keren ons daartegen. Die zorgen zijn de afgelopen jaren alleen maar bevestigd, maar anders dan de initiatiefnemers gelooft de ChristenUnie-fractie niet dat de oplossing is om nog meer te gaan gedogen en reguleren. Wij moeten juist af van het gedoogbeleid door alle drugsgerelateerde criminaliteit harder aan te pakken en drugs uiteindelijk in de ban te doen. Als wij stappen in die richting zetten, moeten de drempels voor drugsgebruik en drugshandel omhoog in plaats van omlaag. Wij moeten radicaal breken met de Nederlandse drugscultuur, met een duidelijke norm over drugs en adequaat overheidsoptreden, want softdrugs bestaan niet.

Met de fictie die wij hier in Nederland hebben gecreëerd rond romantisch wietgebruik en het idee dat een pilletje af en toe moet kunnen, houden wij onszelf voor de gek. Onze praktijk, deze praktijk is geen verworvenheid om trots op te zijn, maar leidt tot criminaliteit, verslaving en gezondheidsschade. Nou zeggen de initiatiefnemers steeds dat zij juist daarom pleiten voor het volledig gedogen van voor- en achterdeur van softdrugsondernemers. Dat doen zij vanuit de gedachte: als wij dit nou maar goed regelen, dan zijn wij straks van al die nadelige gevolgen af. Ik vind dat echt fictie, een utopie, heb ik al gezegd. De Raad van State en voorheen ook de heer Bontes zijn dat met mij eens.

Wij weten hoe schadelijk drugs zijn, in de eerste plaats voor jongeren. Er zijn gezondheidsrisico's, ook bij wiet. Zo is er gevaar voor blijvende psychische schade, zijn er effecten op onderwijs en werk, en bestaat het risico van verslaving en het gebruik van andere verslavende middelen. Is de initiatiefneemster dat met mij eens en deelt zij de zorg dat het normaliseren van wietgebruik zal leiden tot meer verslaafde jongeren? In de beantwoording van eerdere vragen geeft de initiatiefneemster aan dat zij vindt dat de overheid aan preventie rond drugsgebruik moet doen. Hoe verhouden die inspanningen zich tot dit voorstel? Graag krijg ik een reactie.

Veel gezinnen in Nederland hebben van dichtbij meegemaakt hoe verwoestend drugsgebruik kan zijn: jongeren die hun toekomst vergooien door drugs en volwassenen die vastzitten in verslaving. Wij kennen allemaal de organisatie Moedige Moeders. Zij heeft dat onder ogen gezien en heeft bij ons het indringende pleidooi gevoerd om dit niet te doen en dit voorstel niet aan te nemen. Bovendien heeft de Nederlandse drugscultuur tot veel criminaliteit geleid. Het huidige gedoogbeleid heeft ervoor gezorgd dat Nederland als poort van Europa een heel gunstig vestigingsklimaat heeft voor illegale drugshandel. Jaar op jaar laten rapporten zien dat ons land een groot doorvoerland is voor drugs en worden we dagelijks geconfronteerd met de ernstige gevolgen daarvan. Criminaliteit, ondermijning en overlast zijn aan de orde van de dag.

De wietsector is verstrengeld met de onderwereld. Uit een onderzoek uit 2006 onder Utrechtse en Amsterdamse coffeeshophouders bleek dat destijds 60% tot 70% van de coffeeshophouders een justitieel verleden had. Van de 314 opsporingsonderzoeken naar georganiseerde, ondermijnende criminaliteit in 2015 had 34% te maken met grootschalige hennepteelt. Je ziet dat onder- en bovenwereld verstrengeld zijn, bijvoorbeeld voor het witwassen van geld. Het zijn ondernemers in dat netwerk die nu de infrastructuur hebben om zichzelf toegang te verschaffen tot een gesloten systeem dat D66 voorstaat. Ik maak me daar zorgen over. De initiatiefnemer houdt ons de illusie voor dat die verbondenheid met criminaliteit zal verdwijnen als er een gesloten systeem komt. Kan de initiatiefnemer dat onderbouwen? Betekent dat ook dat de integriteit van coffeeshophouders en telers boven iedere twijfel verheven moet zijn? Moet er niet gewoon altijd een Bibob-advies komen?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Hier wordt met een doordachte onderbouwing, op een redelijke toon, een pleidooi gehouden dat een andere uitkomst oplevert dan de afwegingen van mijn partij. Dan heeft een debat ook zin. Laten we eens kijken naar de landen om ons heen. Nederland kwam als eerste met het gedoogbeleid en de landen om ons heen waren veel strenger. In Amerika was er een war on drugs. Uiteindelijk zie je dat in een heleboel van die landen geconcludeerd wordt dat die war on drugs niet te winnen is. Ik herken de geschetste problematiek, maar misschien met wat andere cijfers. Wat is dan de betere manier om het te bestrijden? Een klein landje verzet zich als laatste en blijft de war on drugs voeren? Of zeg je: eigenlijk willen we het liever niet, maar we zullen iets moeten? Wat is dan het minst schadelijke? Wat zou voor de ChristenUnie de doorslag kunnen geven om te zeggen: dan maar stoppen met die war on drugs en proberen er grip op te krijgen?

De heer Segers (ChristenUnie):
Ten eerste is de context een andere. Het is niet dit kleine landje dat in zijn eentje tegen drugs vecht, terwijl alle andere landen gaan reguleren en de sluizen open zetten en coffeeshops openen. Nee, wij zullen een uitzondering zijn. Het is juist de Europese context die dit voorstel uiterst problematisch maakt. Ik zal er zo op terugkomen. Je kunt dit namelijk niet in je eentje doen. Het heeft altijd een relatie met de landen om je heen. Dat zien we nu in de grensregio en dat zal alleen maar toenemen. Het is dus buitengewoon onverstandig om als Nederland alleen, los van de buurlanden, zo'n besluit te nemen. De context is dus een andere.

Ten tweede zal er altijd een hardnekkige praktijk zijn, maar die hebben we op veel gebieden. Ik zal een enigszins onvriendelijke vergelijking maken. Er zullen altijd inbraken zijn, er zal altijd diefstal zijn. Dan zeg je niet: ach jongens, dat is nu eenmaal zo, we zetten de achterdeur maar open zodat dieven wat makkelijker binnen kunnen komen. Nee, dan ga je je beter wapenen en hogere drempels opwerpen tegen dat wat je niet wilt. Dat is dus de richting. Ik ben het dus eens met de analyse dat het halfslachtige beleid dat we nu hebben, met een verschil tussen voor- en achterdeur, moeilijk of eigenlijk niet uit te leggen is. Dat vraagt echter om een andere oplossing dan zeggen: weet je wat, die drempels gaan omlaag, we zetten een overheidsstempel "prima" en "gecontroleerd" op drugs en creëren een sfeer eromheen dat het prima is. Dat is een verkeerd signaal aan jongeren. Ik zou dus echt een andere richting in willen slaan dan het verlagen van drempels.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik zie twee soorten argumenten. Het ene is dat er een enorme criminaliteit omheen hangt; dus willen we dit eigenlijk verbieden in de hoop dat daardoor de criminaliteit afneemt. Het andere is de zorg voor onze jongeren, volwassenen, onze volksgezondheid. Ook daarbij kun je je afvragen wat de volksgezondheid het meest helpt. Verbieden? Of reguleren, al wil je het helemaal niet? Op een heleboel zaken, zoals gokken, prostitutie en overmatig alcoholgebruik, ben ik ook niet heel dol, maar reguleren werkt op al die vlakken toch net beter dan verbieden. Hoe komt de ChristenUnie dus uit op een verbod? Ik ken geen land waar deze zaken succesvol verboden zijn. Als de heer Segers ze kent, mag hij ze noemen. Daar wordt dus op gereguleerd. Waarom zou deze sector een uitzondering moeten zijn op deze regel? Waarom zou radicaal verbieden daar wel het beste werken?

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik ga in op deze twee parallellen. De eerste is de vergelijking die ik al eerder trok met de prostitutie, een vergelijking die altijd enigszins onvriendelijk kan overkomen. Daarvan hebben we gezegd: dat is normaal werk. Wat was de hoop? Voor de legalisering waren mensenhandel en prostitutie helemaal met elkaar verweven. We zeiden: dat moeten we uit elkaar trekken. Dat is een heel nobel doel. Dat is niet gelukt. Ieder jaar zijn er 1.500 meldingen van mensenhandel in de prostitutie, ook in het gereguleerde, gelegaliseerde deel. Het is buitengewoon ingewikkeld om het in dat soort werelden helemaal te ontwarren. Ik vind het inderdaad utopisch om te denken dat dat zou lukken.

De andere parallel was: dit is slecht voor jongeren, dus moet je het dan verbieden en is dat dan de weg? Zeker wat betreft het roken komen we van een situatie vlak na de oorlog waarin zo ongeveer 90% rookte. We zaten in rookcoupés en tijdens vergaderingen stonden de sigaretten op tafel. Er is een heel brede consensus dat dit heel ongezond is. Onze inzet was: het langzaam maar zeker inperken van die praktijk, drempels verhogen en duidelijk maken dat dit niet normaal is, dat dit ongezond is. Dat was de inzet. Hier zouden we het omgekeerde doen. We weten hoe ongezond het is en dan gaan we zeggen: "Het is nu eigenlijk nog illegaal, maar we maken het legaal. Nu zeggen we dat het niet goed is, maar we gaan er wel een overheidsstempel op zetten. Nu zeggen we dat het allemaal verboden is en dat we het daarom moeten bestrijden, maar we zorgen ervoor dat het voor een deel een legale of in ieder geval een toegestane handel wordt." Dat is een verkeerd signaal. Dat is een verkeerde richting.

De heer Koolmees (D66):
In de eerste plaats complimenteer ik de heer Segers met zijn toon. Ik heb dat vandaag ook anders gezien. De heer Segers zegt duidelijk: we moeten het aanpakken. In de nota naar aanleiding van het verslag staat een mooie zin: "dat het aantal cliënten dat primair voor alcohol hulp zoekt in de versla-vingszorg bijna even hoog is als het aantal voor cannabis, cocaïne, opiaten, ecstasy, amfetamine, GHB en andere drugs bij elkaar." Dat zijn cijfers van het Trimbos-instituut. Volgens zijn eigen redenering moet de heer Segers dan ook alcohol verbieden.

De heer Segers (ChristenUnie):
Nee. Het was de ChristenUnie-fractie die samen met een heel aantal andere fracties — volgens mij is zelfs de D66-fractie erin meegegaan — het initiatief nam om de alcoholleeftijd te verhogen van 16 naar 18 jaar. Wat was de richting? De richting was: we gaan een hogere drempel opwerpen. Waarom? Omdat we weten dat de impact dramatisch is op de hersenontwikkeling van jongeren. Dus hebben wij de drempel verhoogd. Hier zouden we het omgekeerde doen. Hier zouden we de drempel verlagen. Dat is niet de richting die wij voorstaan.

De heer Koolmees (D66):
Aan de verkoopkant verandert niks. Sterker nog, er komt meer regulering. Ook de grens van 18 jaar geldt gewoon in het wetsvoorstel van mevrouw Bergkamp. Dat is dus een rare vergelijking. Als de heer Segers zegt dat we het sowieso hard moeten aanpakken omdat het slecht is voor de volksgezondheid en als ik daar cijfers van het Trimbos-instituut tegenover stel waaruit blijkt dat het met alcohol meer is dan met alle andere drugs bij elkaar, dan moet de heer Segers ook consequent zijn en zeggen: dan moeten we alcohol ook verbieden.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb de situatie geschetst waarin er ongemak is over het verschil tussen de voordeur en de achterdeur. Wat is dan de route die je kiest? Kies je de route naar normalisering? Kies je dan de route naar het verlagen van drempels? Of maak je het moeilijker? Dat laatste is een route van "stap voor stap". Ik zeg: schets nou geen utopisch beeld, schets nou niet de fictie dat je de oplossing hebt voor alle problemen, dat door het reguleren het walhalla zal uitbreken. Nee, dat is een buitengewoon riskante route. Maar ik moet dan, aan de andere kant, ook niet zeggen dat ik het procedé heb waarmee het onmiddellijk allemaal klaar is en waarmee we onmiddellijk drugs helemaal kunnen uitbannen. Dat kan niet.

Nu ga ik nog even in op uw "alcohol is toch ook heel slecht"-vergelijking. De Raad van State kijkt naar onderzoeken over de impact van drugsverslaving en verwijst daar ook naar. We zien dat de hulpvraag toeneemt en dat het probleem groeiend is. Dat is inderdaad het geval bij alcohol. Daarom zijn wij ook voorstander van een heel actief beleid van preventie, voorlichting en het moeilijker maken van het verkrijgen van alcohol. Voor roken is het idem dito. Daarin zijn wij consequent. En dat geldt ook voor drugs.

De heer Koolmees (D66):
Ik wil er alleen maar op wijzen dat de war on drugs in de hele wereld niet echt heeft gewerkt. Kijk naar alle voorbeelden van over de hele wereld waarbij er met repressie tegen drugs wordt gevochten. Daar verdienen criminelen geld met de drugshandel. Juist met dit voorstel wordt zowel de voordeur gereguleerd, wat we ook al 40 jaar hebben gedaan, als nu eindelijk ook de achterdeur. Het geeft ook handvatten om te reguleren, te controleren, aan preventie te doen, de gezondheid te bewaken en ook te handhaven op het leeftijdscriterium. Het is echt een stap in de goede richting. Ik ken de ChristenUnie als een verstandige partij, die ook weet dat het onmogelijke niet mogelijk is. Deze stap vooruit zou de ChristenUnie dus warm moeten omarmen.

De voorzitter:
Mijnheer Segers, tot slot.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb gezegd: ik trek motieven niet in twijfel. De hoop van de heer Koolmees is de mijne, namelijk dat je het beter kunt controleren, dat je iets aan de gezondheid kunt doen en dat je jongeren kunt behoeden voor drugs. Zijn hoop is de mijne, maar zijn route is niet de mijne. Ik denk echt dat het een fictie is. Ik denk echt dat het een heel naïeve hoop is. Ik help het hem hopen. Als we deze weg zouden inslaan, dan kan ik alleen maar hopen dat het jongeren ten goede komt. Maar ik houd mijn hart vast, omdat het signaal verkeerd is en — ik zei het al — omdat de drempels omlaaggaan. Wat mij betreft is dit een onverstandige route.

Ik ga verder met mijn betoog, als dat mag, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:
Nee, mijnheer Van Nispen staat er nog. Ga uw gang.

De heer Van Nispen (SP):
Ik ben zeer benieuwd naar de rest van het betoog, maar ik heb toch een vraag, als de heer Segers het niet erg vindt. Ik heb vanavond een paar keer gehoord dat er partijen zouden zijn — misschien ben ik dat wel, misschien is dat de partij van de initiatiefnemer wel — die doen alsof met dit wetsvoorstel alle problemen opgelost zouden zijn. Ik heb dat vanavond eerlijk gezegd nog niet gehoord. Ik heb het ook niet in de stukken gelezen. Dat wil ik graag rechtzetten. Mijn vraag gaat echter over het verlagen van drempels. Op welke wijze exact, dus echt heel nauwkeurig, verlaagt dit voorstel nou de drempels?

De heer Segers (ChristenUnie):
Het signaal dat wordt afgegeven, is: dit is oké, dit is legaal, dit is gereguleerd, dit is prima. Dat is het signaal dat je afgeeft. Dat is exact de vraag die Moedige Moeders ons stellen: doe dit niet; dit is niet het signaal dat mijn kinderen, die een drugsprobleem hebben, moeten krijgen. Dat is dus het verlagen van een drempel om erheen te gaan. Nu geven wij nog het signaal af: dit is niet oké; noodgedwongen gedogen we wat, maar het is niet oké. Straks wordt het signaal: het is wel oké.

De voorzitter:
Mijnheer Van Nispen, tot slot.

De heer Van Nispen (SP):
Het signaal "het is wel oké" is het stempeltje, het frame, dat de ChristenUnie op dit wetsvoorstel wil plakken. Ze moeten het wel heel zuiver houden. Volgens mij staat het nergens in de stukken en nergens in het wetsvoorstel. Volgens mij heeft tot nu toe ook niemand het gezegd vanavond. "Het is oké", "jongeren, het is oké", dat zegt helemaal niemand. Wat dit voorstel feitelijk doet is een stapje verder gaan in wat ik de goede richting vind: de richting van het gedogen. We hebben nu de vreemde situatie dat er aan de voordeur gedoogd wordt en dat we niet willen weten waar alles aan de achterdeur vandaan komt. We houden daarbij de hand voor onze ogen. Daarvoor is dit wetsvoorstel een oplossing. Ik vraag de heer Segers dus nogmaals: denk nog eens heel diep na. Ik weet dat de ChristenUnie geen voorstander is van legaliseren, maar dit wetsvoorstel gaat over gereguleerd gedogen. Het is een consequente stap …

De voorzitter:
Mijnheer Van Nispen, stelt u uw vraag. U hebt uw betoog al gehouden zonet, als eerste spreker. Misschien moet u nu dus gewoon uw vraag stellen.

De heer Van Nispen (SP):
Ik vraag de heer Segers om toch nog eens heel goed te overwegen of deze stap in de richting van het gedogen niet leidt tot een consequenter beleid en tot decriminalisering.

De voorzitter:
De heer Segers, tot slot.

De heer Segers (ChristenUnie):
Aangezien een groot deel van de productie voor het buitenland bestemd is, zal dit altijd verweven blijven met criminaliteit en zullen we het niet helemaal los kunnen koppelen. Ook zeggen we dan "dit is gecontroleerd" en "dit is gereguleerd". Ik noem een voorbeeld. Er zijn pleidooien geweest om op grootschalige dance-events pillen te controleren op kwaliteit. In dat geval is het signaal: dit is gecontroleerd, goedgekeurd en bruikbaar voor consumptie. Dat is een ander signaal dan wanneer je duidelijk zegt: wij willen dit niet, dit is slecht voor je gezondheid, dit moet je niet doen en dit is iets waar je van af moet blijven. Dat zou het signaal moeten zijn. Dat is het signaal dat de Moedige Moeders ons vragen af te geven. Dat signaal zou ik willen afgeven. We moeten niet zeggen: jongens, het is ongemakkelijk maar weet je wat, we maken het iets normaler. Want dat is het effect dat deze wet zal hebben.

De voorzitter:
Mijnheer Segers, u hervat uw betoog.

De heer Segers (ChristenUnie):
Kan de initiatiefnemer nog eens inzichtelijk maken welke maatregelen wat haar betreft verder genomen moeten worden om tot een schoon, gesloten systeem te komen? Is dat geen utopie? Wat draagt het wetsvoorstel nu werkelijk bij aan de bestrijding van de georganiseerde misdaad? Gaat die niet gewoon door ondanks dit voorstel? Ik vraag dat ook in het licht van de forse kritiek van de Raad van State op dit punt. Ik wil ook een nadere reactie op de opvatting dat het met dit wetsvoorstel moeilijker wordt om de openbareordeproblematiek van drugstoerisme aan te pakken. Dat legde de Raad van State op het bordje van de indiener.

Ik verbaas me ook over de nota van wijziging die is ingediend. Die maakt het mogelijk om in een overgangsfase nog wel van illegale aanbieders gebruik te maken. De achterdeur blijft dus nog op een kier staan. Waarom? En wat betekent het dat coffeeshophouders actief moeten streven naar inkoop bij een teler met een gedoogbesluit? Hoe toetsen we "voor zover redelijkerwijs mogelijk" precies? Hoe toetsen we dat criterium, dat nu wordt gehanteerd? Wanneer verwacht de indiener dat de overgangsperiode waarover zij spreekt, kan worden afgerond?

Dan kom ik tot de internationale wetgeving. Ik heb daar al kort iets over gezegd, maar ik heb nog wat vragen, dus daarom nog iets meer daarover. De Raad van State heeft erop gewezen dat het wetsvoorstel niet in overeenstemming is met internationale verdragen. Wiet en hasjiesj staan nog steeds op de lijsten van verboden verdovende middelen bij twee belangrijke internationale verdragen: het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen en het verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Nederland moet die verdragen te goeder trouw naleven en daar past dit wetsvoorstel niet in, aldus de Raad. Wat vinden de initiatiefnemers van die kritiek? Waarom hebben zij hun wetsvoorstel niet heroverwogen? Waarom hebben zij, nu zij toch doorzetten, in hun wetsvoorstel niet ook voorzien in een Nederlandse terugtrekking uit de door de Raad van State genoemde internationale verdragen? Ik zou daar zeer tegen zijn, maar het zou wel consequent zijn van de partij die normaal gesproken gretig met internationale verdragen schermt, maar dan richting anderen en op andere punten. Ik wil ook de minister van Veiligheid en Justitie vragen om hierop te reflecteren. Is hij het eens met de Raad van State? Wat zijn daarvan de consequenties?

Er zijn ook Europeesrechtelijke problemen. Volgens de Raad van State wordt het lastig om het ingezetenencriterium te handhaven vanwege het Europese recht. De initiatiefnemer heeft er daarom voor gekozen niet te legaliseren, maar uitzonderingen mogelijk te maken. Ik betwijfel echter of dat een overtuigende juridische constructie is, omdat het materiële gevolg ervan niet verschilt. Blijft het ingezetenencriterium in combinatie met dit wetsvoorstel niet schuren met het Europees recht? Waar baseert de initiatiefnemer de opvatting op dat dit zo wel door de beugel kan?

Van verschillende kanten is al gezegd dat regulering echt in Europees verband zou moeten plaatsvinden. Daar wil ik ook wel een reflectie van mijn Europaminnende collega op. Is de initiatiefnemer het daarmee eens? Kan Nederland dit wel alleen doen?

Wij dreigen kostbare tijd in de strijd tegen drugs te verspillen aan een wat mij betreft utopisch project dat stoelt op dezelfde denkfout als het oorspronkelijke gedoogbeleid: dat wietgebruik iets onschuldigs zou zijn en dat coffeeshops een soort snackbar zijn. Laten we onze energie niet verspillen aan het reguleren van zogenaamde softdrugs, maar laten we investeren in preventie, in meer aandacht voor verslavingszorg en in begeleiding van gezinnen bij drugsgerelateerde problematiek. Of in het verantwoordelijk houden van daders van drugsdumping en de productie van drugs, bijvoorbeeld door hen te verplichten een bijdrage te storten in het fonds dat het opruimen van afval cofinanciert, in het bestrijden van de ondermijning door drugsgerelateerde criminaliteit — mijn collega van het CDA refereerde er al aan dat het in veel gemeenten een zeer ernstig probleem is — of in het steeds verder terugdringen van het aantal coffeeshops en het steeds meer sluiten van de voordeur én achterdeur van coffeeshops.

De ChristenUnie denkt dat met dit wetsvoorstel een fout zou worden gemaakt. Ik ben niet de enige die dat denkt. Ik noemde de Raad van State al en ik noemde de heer Bontes, wiens collega ik inmiddels in de Kamer zie zitten. Laten we dit niet doen, is mijn oproep. Dat alles neemt echter niet weg dat ik uitkijk naar een verdere gedachtewisseling met de initiatiefneemster.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

september 2021

juni

mei

april

februari

december 2020