Bijdrage Carla Dik-Faber aan het dertigledendebat over het bericht dat de Nederlandse veestapel moet krimpen om te voldoen aan de doelstellingen van het Klimaatakkoord

donderdag 21 september 2017

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber aan een plenair debat met minister Kamp van Economische Zaken, Kamerstuknr.  34 295

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil u voorstellen aan Piet Hermus, akkerbouwer in Zevenbergschen Hoek. Begin dit jaar stond hij met tractoren en spandoeken langs de snelweg A16. Hij wilde aandacht vragen voor de klimaatverandering waar ook hij als akkerbouwer last van heeft. Steeds vaker staan zijn gewassen onder water. Van hem is ook de uitspraak: klimaatverandering is een probleem, maar boeren hebben een oplossing. Dat was ook de tekst op het spandoek.

Dat klopt. Gewassen nemen CO2 op en de koolstofopslag in de bodem is goed voor de bodemvruchtbaarheid. Er zijn potentieel circa 1 megaton equivalenten per jaar om CO2 vast te leggen in landbouwbodems en landschapselementen. Hoe kunnen boeren dat verwaarden, vraag ik de minister. Werkt de minister eraan om CO2-vastlegging op perceelniveau ook inzichtelijk te krijgen?

Voorzitter. In dit verband wil ik ook heel graag noemen dat de landbouwsector een van de weinige sectoren is die de doelen uit het energieakkoord al heeft gehaald. De Nederlandse land- en tuinbouw heeft samen met Wageningen Universiteit veel kennis in huis om boeren in ontwikkelingslanden te helpen met landbouwtechnieken die rekening houden met milieu- en klimaatdoelstellingen.

Is dit nu allemaal voldoende? Nee, voorzitter. De sector erkent zelf dat er meer nodig is dan dit. Zo werkt de melkveehouderij in de duurzame zuivelketen aan oplossingen om de uitstoot van CO2, methaan en lachgas te beperken. Dit zijn initiatieven uit de markt die de ChristenUnie toejuicht. Ook over initiatieven waarbij de overheid en de sector samen optrekken zijn wij enthousiast. Ik denk aan het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.

Verder kijken wij naar de herziening van het nieuwe Europese landbouwbeleid. Dat is voor de ChristenUnie een belangrijke route om maatschappelijke opgaven te adresseren waarbij wij overigens ook voedselproductie zelfs als belangrijke maatschappelijke opgave zien, evenals een toekomst voor jonge boeren.

Voorzitter. De roep om krimp van de veestapel is te makkelijk en doet geen recht aan de inspanningen van de sector zelf om meer in balans met de omgeving te produceren. De ChristenUnie wil dat boeren kunnen innoveren op het boerenerf, zodat ze kunnen bijdragen aan een landbouwsysteem dat zich rekenschap geeft van klimaatverandering. Daarvoor is nodig dat ze investeringsruimte krijgen. Een krimp van de veestapel staat daar haaks op. Ik vermoed ook maar zo dat de productie zich naar het buitenland zal verplaatsen. Dat betekent een einde voor veel gezinsbedrijven en voor jonge boeren in ons land. Dat is wat de ChristenUnie beslist niet wil.

Dank u wel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Wij vestigen nogal eens onze hoop op de ChristenUnie, omdat zij in haar grondbeginstelen wel voor duurzaamheid staat en oprecht de klimaatverandering wil aanpakken. Tegelijk zien we dat dit meteen stokt als het over de landbouw gaat. Ik vraag mevrouw Dik-Faber oprecht het volgende. Wij weten dat de klimaatdoelen van Parijs heel heftig zijn. De ChristenUnie erkent dat. Dan is het toch niet in het belang om daarmee te dralen, te talmen en te wachten met maatregelen? Wij weten nu al dat krimp onontkoombaar is. Het is toch veel beter om helderheid te scheppen voor de boeren in de zin van "daar moeten wij naartoe"? Dan is er tijd om om te schakelen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Zeker klimaatverandering is iets waar de ChristenUnie zich grote zorgen over maakt. Ook de landbouw zal zich rekenschap moeten geven van klimaatverandering en moeten bijdragen aan een oplossing. Ik deel niet de opmerking van mevrouw Ouwehand dat krimp van de veestapel dé oplossing is. Wat ik zie, is een landbouwsector die bereid is om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Ik ben begonnen met het verhaal van Piet Hermus, die zelf ook last heeft van klimaatverandering en zegt: wij willen wat doen met onze gewassen, met onze bodems om die klimaatverandering een halt toe te roepen. Ik heb de duurzame zuivelketen genoemd. Lang niet alle melkveehouders zijn daar enthousiast over, maar de sector neemt zelf de verantwoordelijkheid om de maatregelen die nodig te zijn vanwege de klimaatverandering op het boerenbedrijf te implementeren. Daar ben ik blij mee. Mogen we ook een keer blij zijn met de inspanningen van de sector in plaats van alleen maar roepen dat de veestapel moet krimpen?

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, een korte aanvullende vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Maar onze verantwoordelijkheid is om zorgvuldig en gedegen beleid te voeren. Als onafhankelijke onderzoekers ons al jaren wijzen op de noodzaak om onze vleesconsumptie te verminderen en de veestapel in te krimpen omdat anders die milieu- en klimaatdoelen gewoon niet binnen bereik komen, is het natuurlijk prima als de sector in beweging komt. Maar het is toch aan ons om beleid te maken dat op lange termijn houdbaar is en om duidelijkheid te bieden aan de boeren: hier moet het heen en we gaan nu op deze manier helpen om daar te komen? Waarom weigert de ChristenUnie die helderheid voor de boeren nu te verschaffen, terwijl de onafhankelijke wetenschap ons al jaren aanwijst waar het heen moet?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zie een maatschappelijk debat in Nederland over ons voedselsysteem, de manier waarop wij eten en wat wij eten. Dat maatschappelijke debat heeft ertoe geleid dat mensen het afgelopen jaar, volgens mij voor het eerst, minder vlees zijn gaan eten dan het jaar ervoor. Daar hebben ze heus geen motie van de Partij voor de Dieren voor nodig. Dat is niet nodig.

Als het gaat om die vleesproductie en -consumptie vrees ik — ik weet het wel bijna zeker — dat de bedrijvigheid zich zal verplaatsen als wij besluiten tot een krimp van de veestapel in Nederland. Dat betekent dat de productie naar andere landen gaat, waar het dierenwelzijn niet zo goed geborgd is als hier in Nederland. Daar zal de Partij voor de Dieren toch ook niet zo blij mee zijn.

Tot slot wil ik wijzen op een ander onafhankelijk onderzoeksinstituut, dat even niet genoemd is, en dat is het PBL. Het PBL heeft ons verkiezingsprogramma doorgerekend en heeft uitgerekend en komt tot de conclusie dat wij zonder krimp van de veestapel wel aan de klimaatdoelstellingen kunnen voldoen.

De heer Grashoff (GroenLinks):
De positie van de ChristenUnie blijft mij op dit dossier ook wel wat verbazen. Er zijn allerlei analyses, tot 2030 en zeker als je nog verder kijkt, die aangeven dat deze omvang van de veestapel in een land dat het meest veedicht is van heel Europa en misschien wel het meest veedicht van zo ongeveer de hele wereld te veel en te groot is. Dat is geen politiek wensdenken. Dat is een feitelijkheid die uit wetenschappelijke hoek gewoon aan ons wordt voorgelegd, bij herhaling. Ik hoor hier mevrouw Dik-Faber reageren van: ja, dan verplaatst het gewoon naar het buitenland. Een kolencentrale die we hier sluiten — daar bent u het mee eens volgens mij, dat we dat willen — verplaatst zich ook naar het buitenland. We hebben allemaal een klimaatdoel en stellen vast dat het niet anders kan. Waarom heeft de ChristenUnie niet de moed om te zeggen: we kunnen het nog hebben over hoe snel, hoe veel en wanneer precies, maar eigenlijk is het onvermijdelijk? Dat zou getuigen van politieke moed. Zou mevrouw Dik-Faber daarop willen reageren?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie heeft vol moed haar verkiezingsprogramma laten doorrekenen door het PBL. Andere partijen in de Kamer die het klimaatakkoord ook ondersteunen, hebben dat niet gedaan. De VVD wel, de Partij voor de Dieren niet. Wij komen tot de conclusie dat je zonder krimp van de veestapel de klimaatdoelstellingen wel kunt halen. Als we het hebben over moed, zou ik willen zeggen: ík zie een moedige landbouwsector, die bereid is om ook pijnlijke stappen te zetten. Nogmaals, die duurzame zuivelketen — dat zijn initiatieven vanuit de sector zelf, gewoon marktinitiatieven — wordt heus niet door alle boeren omarmd. Ze krijgen regelgeving op regelgeving. Nederland heeft het beste milieu en dierenwelzijn. Dat komt ook door regels. Ik snap heel goed dat boeren er wel eens een keer klaar mee zijn. Nu dus nog die duurzame zuivelketen en toch zegt sector: we gaan het doen. Ik zie melkveehouders die zeggen: we hebben de moed om hieraan bij te dragen, we gaan het doen omdat we ook zien dat het nodig is en we willen onze verantwoordelijkheid nemen. Ik zou zo graag willen dat GroenLinks daar ook een keer oog voor heeft en dat niet het mantra blijft: we lossen alles op als maar die veestapel is gekrompen, dan is het probleem opgelost. Dat is echt veel te makkelijk.

De voorzitter:
De heer Grashoff, een korte aanvullende vraag.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Dat laatste zou te makkelijk zijn. Dat beweren we dus ook helemaal niet. Ik ben een groot voorstander van een duurzame zuivelketen en dit soort initiatieven. Maar ik noem maar even één punt op voor mevrouw Dik-Faber om even over door te denken. Als je werkelijk naar een duurzame zuivelketen wil, moet je erkennen dat dat niet kan met deze omvang van de veestapel. Want je krijgt het niet duurzaam voor al die koeien die bijvoorbeeld nooit in de wei komen en opgesloten zitten in megastallen. Mevrouw Dik-Faber weet dat overigens net zo goed als ik. Zou ze een keer zo ver kunnen komen om het omgekeerde mantra los te laten, namelijk: er mag niet getornd worden aan de omvang van de veestapel?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Nee. We hebben hier uitvoerig met elkaar gesproken over de positie van de melkveehouderij in ons land. We hebben het gehad over de varkenshouderij in ons land, die nu ook zelf verantwoordelijkheid neemt om te kijken hoe de varkenshouderij in ons land toekomstperspectief kan hebben. We hebben het gehad over een grondgebonden groei van de melkveehouderij. Ik denk dat er genoeg over gesproken is. Ik zie een sector die in beweging is, een sector die toekomstgericht wil zijn, ongeacht of het nu gaat om de pluimveehouderij, de varkenshouderij of de melkveehouderij. Ik zie een sector die zich ook rekenschap geeft van klimaatverandering. Het zijn initiatieven die vanuit de sector zelf worden opgepakt. Ik doe dat graag met de sector samen: de overheid als partner van de sector. Het eenzijdig afkondigen van maatregelen in de richting van krimp leidt niet tot een gewenste oplossing. Dank u wel.

Meer informatie

« Terug