Bijdrage Eppo Bruins aan het plenair debat inzake een wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

dinsdag 21 november 2017

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Eppo Bruins aan een plenair debat met staatssecretaris Snel van Financiën, Kamerstuknr. 34 819

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de gedrevenheid en het uithoudingsvermogen van mijn collega's, van de staatssecretaris en, niet in het minst, de heer Van Rooijen. Chapeau!

Gister en vandaag spreken we over het geleidelijk afschaffen van de Hillensubsidie. Deze uitfasering is onderdeel van een pakket maatregelen waar bijvoorbeeld de verhoging en verbetering van de ouderenkorting en de verlaging van het eigenwoningforfait met 20% ook onderdeel van uitmaken. Toch is natuurlijk de vraag gerechtvaardigd of het geleidelijk schrappen van de Hillensubsidie rechtvaardig is. Op het beantwoorden van die vraag kom ik.

Voorzitter. Eerst even de wetsgeschiedenis, maar ik kan daar na het exposé van de heer Van Rooijen gelukkig kort over zijn. Tijdens de wetsbehandeling in 2003 werd er door de ChristenUnie-fractie op gewezen dat het initiatiefwetsvoorstel-Hillen een geïsoleerd element was in de hele discussie over de fiscale bejegening van de eigen woning en een heel dure oplossing, van toen wel 250 miljoen euro, om de nare gevolgen van die andere toen nog bijna ongebreidelde, dure fiscale subsidie, de hypotheekrenteaftrek, te verminderen. Het waren de jaren van omvangrijke aflossingsvrije tophypotheken. En hoe sympathiek het doel ook was, mijn fractie vond het onverantwoord voor een dergelijk geïsoleerd voorstel te stemmen, terwijl er niet integraler naar de woningmarkt en het eigenwoningregime werd gekeken in het betreffende wetsvoorstel. Kritiekpunt van de ChristenUnie was destijds ook al dat de aandrang tot aflossing van aflossingsvrije hypotheken met ongebreidelde hypotheekrenteaftrek er niet veel groter op zou worden. In die zin was de wet-Hillen een slecht werkende remedie voor een veel te groot probleem. Een homeopathisch middel, zeg ik maar met een knipoog naar het eerste wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2018.

Pas met de in 2013 geïntroduceerde verplichte aflossing van nieuw aangegane hypotheken, en de toen ingezette verlaging van de loan to value naar, volgend jaar, 100%, werd een krachtige remedie, een echt medicijn gevonden om overmatige hypotheekschulden te voorkomen. Dat was natuurlijk ook het meest logische moment geweest om de wet-Hillen te gaan uitfaseren, zowel om inhoudelijke als om budgettaire redenen. De budgettaire impact zou met de komst van de verplichte aflossing namelijk gaan groeien van de oorspronkelijke ongeveer 250 miljoen naar uiteindelijk zo'n 1,4 miljard.

Ondanks de tegenstem van de ChristenUnie en daarnaast ook van de collega's van PvdA, GroenLinks en de SP, werd op 1 januari 2005 toch de Hillensubsidie ingevoerd. Zo kwam een eind aan een lange periode van een vorm van eigenwoningforfait voor woningeigenaren met een bijna of geheel afgeloste hypotheek. Immers, in de periode 1893 tot 2005 hadden er, in verschillende vormen weliswaar, een vorm van eigenwoningforfait voor deze groep bestaan. Na een onderbreking van veertien jaar keren we nu weer terug naar die oude situatie. Veertien jaar hebben mensen, voor het grootste deel ouderen, gebruik kunnen maken van deze subsidie, en vanaf 2019 nog 29 jaar gedeeltelijk.

Ik noem het in mijn bijdrage een subsidie, maar ik besef zeer, zeg ik ook tegen de heer Van Rooijen, dat niet iedereen dat als zodanig gevoeld heeft of als zodanig ziet. Dat begrijp ik. Het eigen huis is vanouds dan ook een emotioneel onderwerp. Dat hebben we ook deze nacht gezien. Als ik kijk naar huizenbezitters die netjes hun hypotheek hebben afgelost, die tijdens hun werkzame leven ervoor gezorgd hebben dat ze weinig woonlasten meer over hebben en weinig schuld hebben op hun oude dag, begrijp ik dat er boosheid is. Hoe geleidelijk ook, het afschaffen van de Hillensubsidie raakt deze mensen. Mensen die altijd zuinig en spaarzaam zijn geweest.

Bovendien, stenen kun je niet eten. Je kunt met een klein pensioentje wel in een huis vrij van hypotheek zitten, maar wat heb je daaraan? In dat kader sluit ik me aan bij de vragen die zijn gesteld naar de mogelijkheden om op oudere leeftijd een hypotheek te nemen en dan deze niet helemaal af te lossen. Hoe toegankelijk zijn bijvoorbeeld de blijverslening, de verzilverhypotheek, of het overwaardeplan voor ouderen met een huis met veel overwaarde? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen vormen als een zorghypotheek of verkoop en terughuur? Is er in de praktijk sprake van een lacune of kan het issue van veel vermogen in het huis maar te weinig liquiditeit nu al goed worden opgelost door woningeigenaren? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Daarmee is het woord "vermogen" gevallen. Dat lijkt mij terecht, want het eigen huis is om in te wonen én het is vermogen. Het is echter geen vrij opneembaar vermogen, zoals spaargeld. Daar zagen mijn vragen van zojuist op. Hoe ziet de staatssecretaris dit eigenlijk? Hoe zou hij deze stap van het geleidelijk afschaffen van de wet-Hillen willen typeren? Als een noodzakelijke stap op weg naar box 3, natuurlijk met een vrijstelling en de mogelijkheid van schuldverrekeningen, aangezien het huis niet louter en alleen als vermogen mag worden beschouwd, zoals de staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het verslag reeds opmerkte? Ik ben benieuwd naar zijn visie hierop.

Voorzitter. Er zijn gisteren en vandaag veel zorgen geuit naar aanleiding van het voornemen om de wet-Hillen te schrappen. Het biedt echter ook voordelen. Eerder heeft een aantal collega's er al op gewezen dat woningeigenaren meer profiteren van het regeerakkoord dan huurders. Dat houdt natuurlijk verband met het feit dat huurders vaak een laag inkomen hebben, terwijl woningeigenaren vaak een middeninkomen hebben en de middeninkomens nou juist het meeste baat hebben bij dit regeerakkoord. Hoe dit ook zij: het schrappen van de wet-Hillen maakt de kloof in fiscale bejegening tussen kopers en huurders kleiner. In mijn schriftelijke inbreng heb ik gevraagd om inzichtelijk te maken hoe een huurder en een woningeigenaar met exact dezelfde karakteristieken fiscaal worden bejegend, waarbij de woningeigenaar heeft gespaard om zijn hypotheek af te lossen en de huurder zijn gespaarde geld op het spaarbankboekje heeft gezet en dus aangeslagen wordt in box 3.

De tabellen 11 en 12 in de nota naar aanleiding van het verslag spreken boekdelen, waarvoor dank aan de staatssecretaris. Bij een huis en een vermogen in box 3 van ruim twee ton is er ook na afschaffing van de wet-Hillen nog een verschil in belastingdruk van ruim een factor 9 voor AOW-gerechtigden. Bij duurdere huizen en grotere vermogens in box 3 neemt de factor af tot ruim 3, maar lopen de absolute verschillen verder op. Bij vijf ton hebben we het al over een verschil van €4.700. Bij 1 miljoen gaat het verschil in verschuldigde belasting richting de €10.000. Dat is onrechtvaardig. Dat zijn verschillende bases om vermogen te bekijken. Dat zijn dus de bedragen nadat de wet-Hillen volledig is uitgefaseerd en ervan uitgaand dat de waardestijging van de eigen woning niet groter is geweest dan die van het vermogen in box 3. Dat is, to put it mildly, een vrij conservatieve aanname. Hoe kijkt de staatssecretaris tegen deze redenering en deze feiten aan?

Voorzitter. Ten slotte nog even terug naar de positie van ouderen met een huis dat relatief veel waard is, maar tegelijk met een relatief laag inkomen. Ik heb al gevraagd aan de staatssecretaris of de mogelijkheid om op basis van het eigen huis extra liquiditeit te creëren voldoende geregeld is. Een andere overweging bij het afschaffen van de Hillensubsidie is natuurlijk, zoals ook naar voren kwam bij de hoorzitting, dat het een heel ongerichte maatregel is om ouderen met een laag inkomen mee tegemoet te komen. Als we deze ouderen gericht tegemoet willen komen, dan is het logisch dat te doen op een generieke manier: via de AOW, inkomensafhankelijk via de ouderenkorting, of bijvoorbeeld via de zorgtoeslag, tegemoetkoming in de Wmo, collectieve zorgverzekeringen en andere gemeentelijke armoederegelingen. Bijna op al die vlakken neemt dit kabinet maatregelen en zorgt het ervoor dat ook veel ouderen erop vooruitgaan.

Met inachtneming van alles wat tot nu toe is gewisseld, brengt dat mijn fractie tot de slotsom dat het zeer, zeer gerechtvaardigd is geleidelijk afscheid te nemen van de anomalie Hillen.

Meer informatie

« Terug