Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg over de toekomst van het rekenen in het vo en het mbo

woensdag 23 januari 2019

Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg met minister van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en minister Slob van minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Kamerstuknr. 31332

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met een hartenkreet over een onderwerp waar de politiek eigenlijk niet over gaat maar dat me wel na aan het hart ligt. Het betreft die realistische rekenmethode. De belangrijkste reden waarom zo veel mensen tegen de rekentoets zijn, is volgens mij niet omdat die rekentoets er is maar omdat die rekentoets bestaat uit rekensommen die worden verpakt in een verhaal. De sommen beginnen soms pas op pagina 2, zeg ik zonder overdrijving, want pagina 1 is tekst. Rekenen wordt op deze manier begrijpend lezen. Het gaat meer over taligheid dan over rekenen. Als we van rekenen weer echt rekenen zouden maken, met instructie en automatiseren, en het rekenen in context zouden neerleggen bij de schoolvakken die die context bieden — economie, aardrijkskunde en natuurkunde — dan zouden we heel veel problemen rond het rekenen oplossen. De voorstanders benadrukken dat de realistische rekenmethode beter aansluit bij de belevingswereld van kinderen en dat zij hierdoor meer gemotiveerd raken. Ik geloof daar helemaal niks van. Ik zie alleen maar kinderen die gedemotiveerd zijn, ook kinderen die heel goed kunnen rekenen.

Terug naar het onderwerp van vandaag. Ik wil eerst onderstrepen wat voor de ChristenUnie het einddoel is: rekenen als structureel en geïntegreerd onderdeel van het onderwijsaanbod. De ChristenUnie is er geen voorstander van, en is dat ook nooit geweest, om rekenen apart te zetten van andere vakken. Rekenen is het begrijpen en manipuleren van getallen. Dat is de basis van wiskunde en komt in context terug bij tal van andere vakken. Als je wilt weten wat de snelheid van een auto is, dan deel je een afstand door tijd — dat is een breuk — maar dat heet natuurkunde. Het rekenen moet dus zo snel mogelijk geïntegreerd worden, en de huidige rekentoets mag wat mij betreft verdwijnen. Ik vind het van belang dat bij het proces van curriculumherziening integraal wordt gekeken naar het hele curriculum. Ik vind het van belang dat we dat proces wel de tijd gunnen en niet overhaast stappen zetten.

De minister heeft in zijn brief een alternatief geschetst voor de tussenperiode. Rekenen wordt tijdelijk onderdeel van het schoolexamen, waardoor scholen zelf kunnen bepalen hoe ze het vormgeven. Ik vind dat een goede insteek, want het geeft scholen vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. De ChristenUnie staat voor de vrijheid en verantwoordelijkheid voor scholen. Tegelijk heb ik er nog wel vragen over, want de curriculumherziening schiet qua eerste bouwstenen al aardig op. Die zogeheten tussenperiode wordt dus met de dag korter. Acht de minister het nog wel zinvol om een alternatief in te voeren voor die korte tussenperiode? Voordat dit geïmplementeerd is, zijn we zo weer een tijd verder. Ook vraagt het weer heel wat van scholen. Is dat wenselijk voor zo'n tussenoplossing? Iedere verandering in het onderwijs is er wéér een. Die vergt tijd, geld en energie en haalt weer de aandacht weg bij het primair proces.

De voorzitter:
De heer Van Meenen heeft een vraag aan u.

De heer Van Meenen (D66):
Ik weet niet of de heer Bruins klaar is met de relatie tussen wat wij hier bespreken en Curriculum.nu? Anders moet hij eerst zijn betoog afmaken.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Misschien nog twintig seconden. Zoals gezegd, zie ik wel het belang om de curriculumherziening de tijd te gunnen: een broedende kip enzovoorts. Tegelijk verneem ik van veel kanten, bijvoorbeeld ook van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren, ideeën om rekenen nu al verder te implementeren en het rekenonderwijs te verbeteren. Als daar goede ideeën bij zitten, dan hoor ik dat graag van de minister. En als we quick wins zouden kunnen boeken, dan moeten we daar wat mij betreft zeker serieus naar kijken, zeg ik ook meteen tegen de heer Van Meenen. Ik hoor graag hoe de minister daartegen aankijkt. Laten we vooral niet vergeten waar het echt om gaat. Het gaat niet om een bepaalde vorm van toetsing of om een vinkje op een diploma, maar het gaat om goed, stevig rekenonderwijs, dat onze jongeren voorbereidt op hun vervolgopleiding en op hun werkzame leven. Ik hoop dat alle discussies over dit onderwerp uiteindelijk vooral bijdragen aan dat einddoel, en dat jongeren daartoe op goed onderwijs kunnen rekenen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. De heer Van Meenen heeft een interruptie.

De heer Van Meenen (D66):
Ik ben blij dat de heer Bruins ook wil dat die in mijn ogen oneigenlijke afslag die we tussentijds zouden nemen, overslaan en meteen richting ons einddoel van die integratie gaan. Maar ik heb toch een iets principiëlere vraag: waarom legt hij, net als de minister, de relatie tussen die twee ontwikkelingen? Wij zijn hier bezig te kijken waar we rekenen gaan onderbrengen, of we dat met wiskunde doen en of we dat met een toets doen. Is de heer Bruins het met mij eens dat dat echt iets heel anders is dan waar Curriculum.nu mee bezig is? Dat gaat namelijk alleen maar over de wat-vraag: wel of geen breuken, zoals we vanmorgen zagen, wel of geen decimale getallen? Dat heeft toch niets te maken met de inrichting van je systeem, waar je les in geeft en hoe je dat toetst?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zie de relatie met de curriculumherziening wel. We hebben, samen met sommigen hier aan tafel, ooit op de startknop gedrukt voor een beperkte start van die curriculumherziening, waarbij voor een aantal vakken bouwstenen worden gevormd. We hebben die teams aan de slag laten gaan. Er is ook een team rekenen, een team wiskunde. Ik vind wel dat we eerst moeten kijken waar die mensen nu mee komen en dat je niet halverwege ergens alweer een andere afslag moet nemen. Ik denk wel dat het einddoel dat de heer Van Meenen en ik samen voor ogen hebben, hetzelfde is, maar je interfereert met de teams die nu bezig zijn wanneer je op dit moment over al dan niet integreren praat.

De heer Van Meenen (D66):
Even op dat punt. Op dit moment zitten de totale referentieniveaus in de onderbouw van havo en vwo en voor een belangrijk deel bij de mavo. Het is goed om dat ook nog eens heel nadrukkelijk te zeggen, omdat dat ook een argument is dat de minister hanteert. Hij heeft het over wiskunde A, maar dan hebben we het over de bovenbouw. Het gaat erom dat dat hele programma al in die onderbouw zit. Als er iets in dat programma zou veranderen, dan heeft dat toch geen enkele relatie met de vraag of er al dan niet bij het schoolexamen een eindtoets is? Als die inhoud zou veranderen en je besloten zou hebben dat er een eindtoets is, dan verandert de inhoud van die eindtoets. Dat is een heel eenvoudige wijziging. Wat ik echt bestrijd, en wat ons volgens mij met z'n allen heel erg in de weg zit, is wat de minister hier stelt en wat de heer Bruins dus ook stelt, namelijk dat er een relatie zou zijn tussen inhoud en vorm. Die is er niet. Ik vraag de heer Bruins, echt ook als exacte geest, om dat nu gewoon een keer te erkennen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik heb in mijn bijdrage zojuist gezegd dat ik wel degelijk opensta voor goede ideeën en quick wins, veranderingen die we wellicht al kunnen doorvoeren zonder processen te verstoren. Wel vind ik het belangrijk om de teams die bezig zijn, niet in de weg te lopen. Ook vind ik het belangrijk dat we bij het toetsen van die ideeën bekijken of het uitvoerbaar is. Is het uitvoerbaar op de korte termijn? Zitten we scholen niet in de weg? Gaan de scholen dit trekken? Daar zal ik ideeën waar de heer Van Meenen mee zou kunnen komen om dingen wellicht sneller te doen, dus op toetsen. Het mag niet interfereren met het lopende proces en het moet uitvoerbaar zijn voor scholen en het ministerie.

De voorzitter:
Een tweede interruptie van de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):
Ja, want dit is echt een cruciale vraag in het proces: vinden wij nu wel of niet in meerderheid dat Curriculum.nu als broedende kip met rust gelaten moet worden en kunnen we nu dus wel of niet meteen kiezen voor de oplossing die de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren voorstelt? Als je dat met de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren bespreekt — een aantal van ons heeft dat vorige week gedaan — is het volstrekt helder. Zij zeggen: je kunt nú beginnen met dat programma. Als de inhoud wijzigt als gevolg van Curriculum.nu, dan wijzigt dus de inhoud van het programma. Dat hoeft niets te betekenen voor de vraag of er al dan niet een toets aan het eind zit. Dat hoeft niets te betekenen voor de vraag of je geïntegreerd je programma met wiskunde kunt geven. Sterker nog, de heer Bruins zegt dat er teams bezig zijn met rekenen en met wiskunde. Nee, er is één team bezig met rekenen en wiskunde. Dus men is al bezig om het te integreren. Ik probeer het dus nog een keer: is de heer Bruins bereid om los te komen van het beeld dat wij hier wellicht bezig zijn om een lopend proces van Curriculum.nu te verstoren? Ik vind van niet. Dat heeft geen relatie met elkaar.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik ben bereid om los te komen van allerlei beelden, maar de vraag of wij teams in de weg lopen en of plannen uitvoerbaar zijn, stel ik aan de minister omdat hij verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het proces dat hier gaande is. Die beoordeling heb ik nodig voordat ik daar verder een standpunt over kan innemen.

De heer Van Meenen (D66):
Als de minister het heeft over die verstoring, dan heeft hij het er bijvoorbeeld over dat het wiskunde A-programma onvolledig zou zijn et cetera. Is de heer Bruins het met mij eens dat in de onderbouw van havo en vwo en grotendeels voor vmbo op dit moment, de referentieniveaus waar we over spreken, daar integraal onderdeel van maken en dat dat dus niet betekent dat er een relatie gelegd moet worden tussen Curriculum.nu en de bovenbouw? Die relatie is er niet! Nou ja, laatste poging.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik snap waar de heer Van Meenen vandaan komt. Zoals hij het zegt, klinkt het ook volstrekt onlogisch, ook met mijn exacte geest, die ik daarover laat gaan. Toch heb ik de inschatting van de minister nodig om zeker te weten dat we geen processen gaan verstoren die we zelf in het land hebben neergelegd. Dus ik hoor graag de inschatting van de minister.

Meer informatie

« Terug