Bijdrage Eppo Bruins aan het VAO Wetenschapsbeleid (AO d.d. 14/05)

woensdag 05 juni 2019

Bijdrage Eppo Bruins aan een voortgezet algemeen overleg met minister van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kamerstuknr. 29338

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister voor het goede AO over dat belangrijke onderwerp wetenschap. Ik heb drie moties in petto.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit kabinet een aantal maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën centraal stelt;

overwegende dat onderzoek en innovatie daarvoor essentieel zijn, alsmede publiek-private samenwerking;

overwegende dat de NWA volgens de kenniscoalitie bedoeld is om multidisciplinair samen te werken op een aantal thema's;

van mening dat er synergie te behalen is in de inzet van middelen voor thematisch beleid in onderzoek en innovatie;

verzoekt de regering na de zomer aan te geven hoe deze synergie wordt bereikt en bewaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193 (29338).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de NWO-transitie destijds mede is ingegeven vanuit een roep om een sterkere rol van NWO en een coördinerende rol in het wetenschappelijk landschap;

constaterende dat het nieuwe NWO zich meer zou richten op strategische financiering, zowel thematisch als samenwerking met derden;

verzoekt het kabinet aan de Kamer te melden hoe NWO de komende jaren deze sterkere coördinerende en strategische rol zal vormgeven en uitvoeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194 (29338).

De heer Bruins (ChristenUnie):
Mijn laatste motie komt misschien wat vroeg in het proces, maar er is toch wel wat onrust in het veld. Ik denk dat het goed is om dit met het indienen van de motie vast te markeren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-Van Rijn adviseert een overheveling van de tweede naar de eerste geldstroom te realiseren;

overwegende dat zo'n overheveling op meerdere manieren vormgegeven kan worden;

van mening dat alle (positieve en negatieve) gevolgen van zo'n overheveling helder moeten zijn voordat overheveling eventueel plaatsvindt;

verzoekt de regering meerdere scenario's voor een overheveling aan de Kamer voor te leggen waarin alle positieve en negatieve aspecten voor de wetenschapsdomeinen inzichtelijk worden gemaakt;

verzoekt de regering tevens in die scenario's de gevolgen voor de geesteswetenschappen, los van de sociale wetenschappen, inzichtelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (29338).

De voorzitter:
De heer Futselaar, een korte vraag.

De heer Futselaar (SP):
In alle eerlijkheid, mevrouw Van den Hul heeft gisteren bijna dezelfde motie naar mij gemaild, maar dan wat bondiger. Ik heb toen geantwoord dat die volstrekt ontijdig is. We hebben nog niet eens een reactie van het kabinet. We kunnen dit nu toch niet gaan sturen? Begrijpt de heer Bruins die houding niet?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Over welke van de drie moties praat de heer Futselaar?

De heer Futselaar (SP):
De motie die gaat over de commissie-Van Rijn.

De heer Bruins (ChristenUnie):
De laatste, oké. We moeten inderdaad nog praten over de commissie-Van Rijn. Tegelijkertijd zie ik dat er veel onrust is. Het was daarom mijn idee om in ieder geval duidelijk te maken dat alle voor- en nadelen duidelijk moeten zijn voordat je überhaupt over zo'n operatie gaat praten. En dat ook het tweede aspect wordt benoemd, dat de geesteswetenschappen los van de sociale wetenschappen ook eigenstandige aandacht behoeven. Het lijkt mij goed om dat juist zo vroeg mogelijk in het proces te markeren. Juist voordat het kabinet komt met scenario's of overwegingen die het proces al in gang zouden kunnen zetten.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):
Maar ook op dat gebied heeft de minister volgens mij al een aantal uitspraken gedaan. Ik vind het niet getuigen van enorm vertrouwen in de minister. In het algemeen vind ik trouwens tot nu zes moties van coalitiepartijen in een AO — er zullen er nog meer komen — ook niet getuigen van heel veel vertrouwen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dit heeft weinig te maken met vertrouwen in deze minister. Ik heb heel veel vertrouwen in deze minister. Tegelijkertijd zien we dat de onrust heel groot is. Ik denk dat het veld het wel verdient te weten hoe we daarin staan.

De heer Van Meenen (D66):
Mijn vraag gaat ook over de laatste motie. Dit is een VAO horende bij het AO Wetenschap. Ik vind de motie wat merkwaardig, want in het AO Wetenschap hebben we eigenlijk geen seconde over het rapport van Van Rijn gesproken, ook omdat we dat op dat moment nog niet kenden. Nu gaan we bij deze gelegenheid een motie indienen, zonder enige vorm van debat. De motie heeft nogal wat veronderstellingen in zich, terwijl we niet eens weten wat de reactie van het kabinet zal zijn. Ik vind dit dus heel voortijdig. Ik begrijp best wat de heer Bruins wil, en ben het daar zelfs misschien nog wel mee eens, maar ik zou hem toch willen vragen om de motie onmiddellijk aan te houden. Het lijkt mij raar om haar in stemming te brengen.

De voorzitter:
Dat is het advies van de heer Van Meenen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dat begrijp ik, mevrouw de voorzitter. Het belangrijkste aspect van deze motie is wel degelijk aan de orde gekomen in het AO. Misschien moet ik de eerste overweging, waarin de commissie-Van Rijn wordt genoemd, niet gebruiken. In het debat heb ik heel specifiek de suggestie gedaan om, wanneer de balans tussen de eerste en tweede geldstroom opnieuw wordt overwogen, niet zomaar geld over te hevelen van de tweede naar de eerste geldstroom, maar ook te kijken naar een scenario met een overheadvergoeding in tweedegeldstroomprojecten bij honorering door de NWO. De minister heeft al gezegd dat ze daarnaar wil kijken. Ik vind het heel belangrijk om hierbij op dit moment te markeren dat daarbij wel alle scenario's openblijven en niet alleen maar dat scenario wordt bekeken. Dat is op dit moment het doel van deze motie.

De voorzitter:
Dank u wel.

Meer informatie

« Terug