Bijdrage Eppo Bruins aan het verantwoordingsdebat over het jaar 2018

donderdag 06 juni 2019

Bijdrage Eppo Bruins aan een plenair debat met minister-president Rutte, minister Hoekstra van Financiën en minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Kamerstuknr. 35200

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Bij een Verantwoordingsdebat blikken we terug. Vandaag wil ik beginnen met iets verder terug te blikken dan 2018. Nu we op deze dag in het huis van de democratie dit debat in vrede en vrijheid mogen voeren, 75 jaar na D-Day, de beslissende dag in de bevrijding van West-Europa, voel ik diepe dankbaarheid en grote erkentelijkheid voor de bevrijdende inzet van zo veel jonge mensen, niet zelden met de dood tot gevolg. Kortom, het uitgestelde Verantwoordingsdebat is op deze 6de juni op de keper beschouwd vooral een dankbaarheidsdebat, al zal ik vandaag niet aan een elke kritisch punt in mijn bijdrage kunnen ontkomen.

Voordat ik daartoe kom een woord van dank aan de minister van Financiën en zijn medewerkers voor de grote stapel jaarverslagen en aan de Rekenkamer voor de grondige controle en de behartigenswaardige observaties en aanbevelingen. Het viel me opnieuw op dat veel indicatoren financieel en macro-economisch van aard zijn. Wel is er gelukkig sinds vorig jaar de Monitor Brede Welvaart van het CBS, met niet alleen aandacht voor het hier en nu, maar ook voor het elders en later. Maar door de nevengeschikte presentatie zou je zomaar de urgentie uit het oog kunnen verliezen dat we op een aantal vlakken van het hier en nu vooral zo goed scoren ten koste van dat elders en later. Earth Overshoot Day viel in 2018 niet op 31 december, maar op 1 augustus, en voor Nederland zelfs op 14 april. Dit ligt mede aan onze productie- en consumptiewijze. De ChristenUnie wil een samenleving én een overheid die zich inspant om te leven van de rente en niet ten koste van het kapitaal dat ons in bruikleen is gegeven. Ik verwacht van het kabinet krachtig optreden om onze ecologische voetafdruk te verkleinen en onze impact op elders en later in te dammen. Graag een reactie van de minister-president hierop.

Voorzitter. Ik zal stilstaan bij drie onderwerpen: modellen, meters maken en mensen. Bij modellen vanwege de spanning met de werkelijkheid, bij meters maken vanwege de spanning tussen onderhoud van het bestaande en aanleggen van het nieuwe, en bij mensen omdat het natuurlijk altijd om mensen moet draaien.

Eerst de modellen. De overheid en planbureaus gebruiken modellen om prognoses te maken, om te ramen, om te voorspellen. Dat gebeurt meestal met de meest actuele inzichten op basis van bewezen effecten. Goed beleid en gezonde overheidsfinanciën kunnen niet zonder modellen. Maar modellen hebben ook een minder prettige kant. Je kunt ze misbruiken. Ze zijn de gemakkelijkste manier om de werkelijkheid te vormen naar je eigen wensen. Een voorbeeld. Als revolverende fondsen al jarenlang bestaan, terwijl er ieder jaar weer nieuw geld in wordt gestopt, dan zijn het dus geen revolverende fondsen. Dan is het een verborgen subsidiepot. Een revolverend fonds kan als boekhoudtruc gebruikt worden om meer geld uit te kunnen geven, zonder dat dit volgens de modellen en regels vooraf geld kost. Niemand die na de opstart nog kijkt of het beoogde rendement binnen het fonds wel gehaald wordt. Mag ik ervan uitgaan dat de minister van Financiën als een bok op de haverkist zit en monitort hoe revolverend de revolverende fondsen die de diverse ministeries onder hun hoede hebben, werkelijk zijn? Laten we ons niet rijk rekenen als er geen rendement is te verwachten en van een olifant geen muis maken. Laten we een niet- revolverend fonds gewoon een subsidie noemen.

Dit voorbeeld is uit te breiden met vele andere voorbeelden. Denk aan hoe het jeugdbeleid is gedecentraliseerd of aan hoe met verouderde rekenmodellen geluidshinder te laag wordt berekend, terwijl er nieuwe en betere modellen zijn. Het is misschien een tikkeltje cynisch, maar zo kan je de modelmatige werkelijkheid naar je hand zetten. Dat willen we niet. Het gaat er niet om dat iets modelmatig acceptabel is. Het gaat erom dat beleid geaccepteerd wordt in de werkelijkheid.

Soms houdt de overheid vast aan een model terwijl we op onze klompen aanvoelen dat het niet zo werkt. Op dat moment vervangt het model de werkelijkheid. Dat is misschien nog wel gevaarlijker. Als een model de werkelijkheid vervangt en als er zo op wordt vertrouwd dat wij hier in de politiek er werkelijk in gaan geloven, creëren we een parallelle werkelijkheid en snappen mensen buiten deze zaal er echt niks meer van. Dan missen we de aansluiting. Zo voelt iedereen op zijn klompen aan dat meer investeren in wetenschap en innovatie dit land op lange termijn welvarend en concurrerend houdt. Maar als je als partij in een doorrekening meer wilt investeren in innovatie, word je afgestraft. De terugverdieneffecten zitten namelijk niet in die modellen. Volgens de modellen levert investeren in wetenschap niks op.

Zo voelt iedereen ook op zijn klompen aan dat de stimulering van elektrisch rijden wel heel erg over the top is geweest de afgelopen jaren en dat het alleen de zakelijke rijder in bizar dure auto's heeft geduwd. Toch wordt nog steeds vertrouwd op het model dat al jaar na jaar foute voorspellingen uitspuugt, terwijl gegevens over de werkelijke autoverkopen — de werkelijkheid dus — gewoon voor handen zijn om te gebruiken als input.

Zo voelt iedereen op zijn klompen aan dat het nog verder oppompen van heffingskortingen gericht op arbeidsparticipatie alleen modelmatig nog leidt tot meer banen. In werkelijkheid is de arbeidsmarkt overspannen en is de keuzevrijheid voor hoe je werk en zorg binnen je gezin wilt combineren al jaren verdwenen. De prikkel om als tweede verdiener te gaan werken is al jaren zo groot dat je het wel uit je hoofd laat om thuis te blijven. Het is een noodzaak geworden ten koste van keuzevrijheid en rechtvaardigheid.

Ik vraag aan de bewindspersonen hoe dit zich verhoudt tot de modelmatige werkelijkheid. Zomaar drie voorbeelden om te laten zien hoe ver de politiek van de samenleving af kan komen te staan door modelmatige spreadsheetpolitiek, als ze zich enkel door modellen laat regeren en denkt dat modellen de werkelijkheid zijn.

We hebben dit jaar opnieuw gezien hoe gevaarlijk het is om op basis van de ramingen, de beloften, de modellen, uitspraken te doen zoals: "bijna iedereen gaat erop vooruit". Nou moet gezegd dat uit de raming al gelijk duidelijk was dat er ook maar iets hoefde tegen te vallen in inflatie of loonontwikkeling of de raming kon de prullenbak in. Maar toch, op basis van de modelmatige uitkomst leek de middenklasse er na enkele decennia van schraalhans als keukenmeester eindelijk iets bij te krijgen. Vooralsnog valt de werkelijkheid voor velen in ons land nog niet mee. Het is natuurlijk nog steeds enigszins koffiedik kijken hoe dit zich in de loop van dit jaar verder gaat ontwikkelen, maar ik ben wel benieuwd naar een reflectie van de minister van Financiën hierop en op mijn cri de coeur over werkelijkheid en model.

Meters maken, aanleg en onderhoud. Onderhoud is niet sexy in de politiek. Politici willen aanleggen, nieuwe dingen maken. Onderhouden wat je voorganger heeft bedacht, daar hebben we het morgen wel over. Toch is het vreselijk belangrijk wat we hebben gehoord van de Algemene Rekenkamer, dat uitgesteld onderhoud in het hoofdvaarwegennet eind 2018 al 414 miljoen was, op een budget voor beheer en onderhoud van nog geen 300 miljoen. Er zijn niet alleen achterstanden maar ook financiële tekorten. Hoe gaat het kabinet dit oplossen? Wordt er zo nodig geld overgeheveld van aanleg naar onderhoud? Nu er toch aanleggeld met kasschuiven naar achteren gaat, gaat er dan ook alstublieft onderhoudsgeld naar voren? Ik neem in ieder geval aan dat het grote aantal stremmingen voor de binnenvaart voor het kabinet niet acceptabel is.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik wilde even terug naar die modelmatige werkelijkheid, want ik ben het daar helemaal mee eens. Ik vraag me af of de ChristenUnie hier ook in meegaat. Als dan blijkt dat die modelmatige werkelijkheid anders is dan we eerder dachten in een model, dan moeten we dat aanpassen en gelijk veranderen, zowel het model als de werkelijkheid voor mensen. Dan doel ik met name op die koopkracht, die nu tegenvalt voor de burgers. Er is wel een meevaller van 1,5 miljard in de Voorjaarsnota. Ik zie niets van een reparatie om die belofte van 1,6% extra koopkracht alsnog waar te maken, nu die modelmatige werkelijkheid niet gehaald wordt. Is de ChristenUnie bereid, even vooruitlopend op de Voorjaarsnota, om daarnaar te kijken, om dat aan te passen?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik denk dat we een aantal dingen kunnen leren. Vooraf moet je dat soort beloftes niet doen. Zeker als je modellen, die zeker naar beste inzicht zijn gemaakt, zo dicht bij nul zitten dat het bij het minste of geringste kan omslaan naar iets anders, moet je dat soort beloftes niet doen. We weten ook dat er over hoe de koopkracht zich dit jaar ontwikkelt, veel te snel conclusies worden getrokken, ook weer op basis van modellen. Er moet nog heel veel gebeuren in dit jaar. Er moeten nog cao's afgesloten worden. We weten allerlei prijsontwikkelingen nog niet. Hoe de koopkracht zich dit jaar ontwikkelt weten we eigenlijk pas als wij als burgers allemaal onze belastingaangifte invullen, laten we zeggen voor 1 mei 2020.

Zowel vooraf als achteraf vertrouwen we te veel op modellen. Hier in deze Kamer zitten we ook vaak gevangen in die modelwerkelijkheid. Ik hoop dat we daar met z'n allen los van kunnen komen. En ik hoop ook, met de PVV, dat we straks kunnen terugkijken op een 2019 dat wel degelijk heeft voldaan aan de belofte dat mensen erop vooruit zouden gaan. Dat weten we op z'n vroegst aan het eind van dit jaar.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Maar dat maakt de mensen juist zo kritisch en zo cynisch, om met het CDA te spreken, over de politiek. In 2017 werd hoog van de toren geblazen: 1% en iedereen gaat het voelen. Maar het was 0,3 en de helft van Nederland ging er, achteraf gezien, op achteruit. Vorig jaar was het idem dito: 0,6 zouden we erop vooruitgaan, maar het blijkt 0,3 te zijn en een derde van Nederland gaat erop achteruit. Dit jaar dreigt weer hetzelfde te gebeuren. Als je ziet aankomen dat de inflatie niet 2,3 maar 2,9 is — dat wordt nu opnieuw voorspeld — dan kun je daar tussentijds op ingrijpen. De ChristenUnie en de andere coalitiepartijen weigeren om tussentijds lastenmaatregelen te nemen. En volgend jaar staan we hier weer. Dat is mijn twaalfde Verantwoordingsdebat. Elk jaar sta ik hier met "de beloofde koopkracht is niet gehaald". Dat maakt mensen cynisch.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik ben het eigenlijk geheel met de collega eens dat we van dit soort cijferfetisjisme af moeten. Ik heb ook mensen gesproken die wel een koopkrachtverbetering kregen die precies overeenkwam met wat het kabinet voorspelde: 0,3%. En dan zeiden ze "Wat, is 0,3% maar zo veel? Dat valt eigenlijk hartstikke tegen", terwijl dat wel precies met de voorspellingen overeenkwam. Het cijferfetisjisme waarmee dit land gerund wordt draagt bij aan het cynisme waarmee mensen naar de politiek kijken. Ik denk dat we het meer moeten hebben over de vraag welk land we willen zijn en hoe we het een stukje beter maken.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat bedoelde ik nu net niet. Ik bedoelde dat dit kabinet en de ChristenUnie tegen iedereen in Nederland hebben gezegd: "Jullie gaan dit jaar echt voelen dat het economisch beter gaat. Elke Nederlander gaat in de portemonnee voelen dat het economisch beter gaat. Zij hebben de crisis betaald, en nu gaan ze het voelen." Maar ze gaan niks voelen! Dan kunt u wel wegduiken achter cijferfetisjisme, maar ik wil dat mensen in hun portemonnee gaan voelen dat het economisch beter gaat. Niet alleen deze minister van Financiën en niet alleen de bedrijven, maar ook de burgers van dit land verdienen extra koopkracht. Mijn vraag aan de ChristenUnie is: gaat zij mee met het repareren daarvan in de Voorjaarsnota?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik ben het geheel met de collega eens dat de mensen het moeten gaan voelen. Het kabinet neemt inderdaad juist maatregelen om de gewone werkende mensen, de middenklasse, er beter uit te laten komen. We kunnen nog geen conclusies trekken als we nog niet eens op de helft van het jaar zijn. Er gaat dit jaar nog een hoop gebeuren. Ik ben ervan overtuigd dat dit nog steeds kan, maar we moeten er echt voor zorgen dat we vooraf geen beloftes doen die we niet kunnen waarmaken. We moeten af van het cijferfetisjisme en ervoor zorgen dat de mensen gewoon hoop hebben op een betere toekomst.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. De Jan van der Heijdenstraat — hier een paar kilometer vandaan — werd op 27 januari opgeschrikt door een grote gasexplosie. Drie woningen werden compleet de straat uit geblazen. Er vielen geen doden, maar wel tien gewonden. De oorzaak was een scheur van 12 centimeter in de gietijzeren gasleiding. Ook hier gaat het om onderhoud. We lazen vanochtend in de krant dat we nog 3.830 kilometer van dit soort gevaarlijke gasleidingen hebben. Ook hier is het verhaal: de uitvoering van de vervangingsopgave blijft achter bij wat nodig is. Wat gaat het kabinet hieraan doen?

Hetzelfde geldt voor ICT. De Algemene Rekenkamer en de heer Snels spraken hier al wijze woorden over. Het is pijnlijk dat zelfs onze zeer gekwalificeerde Algemene Rekenkamer geen grip kan krijgen op wat de overheid uitgeeft aan de instandhouding van ICT. Gebrek aan een gestandaardiseerde wijze van boekhouden lijkt hieraan ten grondslag te liggen. Kan de minister nu helder uitleggen waarom één generiek kader voor governance, risk en compliance volgens het kabinet geen oplossing zou zijn? En hoe staat het met de verkenning naar andere manieren om te borgen dat de verantwoording voor het onderhoud van ICT-systemen gestandaardiseerd wordt? Daar wordt in de kabinetsreactie naar verwezen. Gaan we in de volgende staat wél lezen dat hier concrete afspraken over zijn gemaakt?

Is het denkbaar dat niet-cruciale ICT-projecten tijdelijk in de ijskast gaan totdat het onderhoud van de bestaande systemen op orde is? Is het een mogelijkheid om de bevoegdheden van het BIT als ICT-waakhond uit te breiden naar onderzoeksvraagstukken van ICT-projecten, zo vraag ik de minister van Binnenlandse Zaken. Dan kan ook daarbij tijdig aan de bel worden getrokken.

Voorzitter. Tot slot: mensen. Want het gaat om mensen. Ik wil vandaag extra op personeel ingaan: de spanning tussen genoeg geld en te weinig mensen. De heer Nijboer noemde dit al. De Algemene Rekenkamer stelt vast dat waar dit kabinet besloot te investeren, het vaak niet lukt om het extra geld daadwerkelijk uit te geven. Waar besloten was geen extra geld uit te geven, ging de dienstverlening van het Rijk soms achteruit. De Rekenkamer roept het kabinet op strategisch personeelsbeleid te voeren en daar gaat het kabinet nauwelijks op in. Bij politie en Defensie is het zelfs zo dat de uitstroom ondanks al het extra geld groter is dan de instroom van nieuwe mensen. Ook dat noemde de heer Nijboer. Als je je realiseert over welke grote aantallen het gaat in de zorg, in het onderwijs en bij de Belastingdienst, dan zijn zorgen op hun plaats voor zorgbehoevenden die goede zorg verdienen, voor kinderen die goed onderwijs verdienen en voor burgers en bedrijven die goed gecontroleerde belastingaanslagen verdienen. Met de heer Nijboer ben ik benieuwd naar de reactie van de bewindslieden hierop. Hoe pakken zij deze handschoen van de Algemene Rekenkamer op?

Voorzitter. Op D-day wil ik eindigen met Defensie. De gereedheid van het Defensiemateriaal is nog altijd niet hersteld, ook al zijn er miljarden extra bijgekomen. De Rekenkamer waarschuwt hierbij voor een vicieuze cirkel. Er is te weinig onderhoudspersoneel en er zijn te weinig ingenieurs en inkopers, waardoor het herstel niet gerealiseerd kan worden. Tegelijkertijd zorgt de slechte staat waarin onze Defensie verkeert voor uitstroom van personeel. Zie hier de vicieuze cirkel waar de Rekenkamer voor waarschuwt. Hoe gaat het kabinet deze cirkel doorbreken? Daarbij helpt het natuurlijk niet als Defensie niet eens tot een acceptabele cao weet te komen met de bonden. Aan wie dat dan ook ligt, het is onverantwoord als deze situatie bij Defensie nog langer zo blijft voortduren.

De heer Stoffer (SGP):
Ik heb de hele bijdrage van meneer Bruins gehoord, een mooie bijdrage, waarin ik hem ook iets hoorde zeggen over het onderhoud van onze vaarwegen, waarbij ik ervan uitga dat dit ook geldt voor onze wegen. Nu meen ik dat hij de suggestie deed om geld voor de aanleg van nieuwe projecten over te hevelen naar onderhoud. Klopt dat en, als dat zo is, welke aanlegprojecten gaan we dan stoppen? Bijvoorbeeld knooppunt Hoevelaken of Kornwerderzand? Daar ben ik eigenlijk nieuwsgierig naar.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Als je een kasschuif doet, waarbij projecten naar achteren worden geschoven en later worden uitgevoerd omdat men het gewoon niet redt met aanbesteden en personeel, is mijn vraag of je dan ook niet een kasschuif naar voren kunt doen voor onderhoud. Dus ik wil geen projecten niet laten doorgaan, maar als ik zie dat er toch al geld later wordt uitgegeven, dan kun je je afvragen of je dat hoognodige onderhoud, bijvoorbeeld waar we zien dat die gietijzeren gasleidingen op knappen staan, niet naar voren kunt halen waar de onderhoudsopgave zo veel groter is en zo onderschat wordt, voordat je ook nog gaat denken aan aanleg van nog meer infrastructuur.

De heer Stoffer (SGP):
Als we dit doen, zouden we volgens mij uiteindelijk projecten moeten stoppen. Is meneer Bruins, los van die aanlegprojecten, dan ook in voor extra geld voor onderhoud?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zie nog niet dat er projecten gestopt zouden moeten worden wanneer een kasschuif de ene kant of de andere kant op gaat. Ik zie op dit moment dat we meer geld hebben dan dat we qua menskracht aan projecten kunnen starten. Dat is eigenlijk heel kwalijk. Aan geld geen gebrek bij dit kabinet — daar wees de heer Nijboer ook op — maar er zijn geen mensen om het uit te voeren. Dat is eigenlijk een veel groter probleem in Nederland. Waar zijn onze vakmensen? Die hebben we nodig om al dat geld dat we in deze hoogconjunctuur hebben, daadwerkelijk te kunnen uitgeven aan investeringen die goed zijn voor de samenleving, die goed zijn voor de publieke sector en die goed zijn voor de burgers in het land.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bruins.

Meer informatie

« Terug