Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg Voortgang voorinvesteringen op instellingen hoger onderwijs

woensdag 15 mei 2019

Bijdrage Eppo Bruins aan een algemeen overleg met minister van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kamerstuknr. 31288

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Het was een wat wrange conclusie van de Rekenkamer vorig jaar dat van de toegezegde 600 miljoen aan voorinvesteringen niet kan worden aangetoond in welke mate ze hebben plaatsgevonden. Dat komt mede doordat aan het begin geen duidelijke afspraken zijn gemaakt. Daarom is het nu onmogelijk om goed inzicht te krijgen in de voorinvesteringen die zijn gedaan. Welke lessen trekt de minister hieruit? Destijds werd verzekerd dat de huidige generatie, die nog niet kan profiteren van de investeringen, zou kunnen profiteren van die voorinvesteringen. Dat klonk goed, maar het wordt nu best een probleem om dat hard te maken. Is de minister het met mij eens dat voor de generatie 2021-2030 het probleem ook is dat zij niet volledig profiteert van de investeringen, omdat pas in 2030 het volle bedrag van 1 miljard bruto aan extra investeringen beschikbaar is?

Dan mijn tweede punt over rechtvaardigheid. De heer Van Meenen noemde net weer de bakker en de advocaat. Destijds werd als rechtvaardigingsgrond voor het leenstelsel gebruikt dat de bakker niet langer hoefde te betalen voor de advocaat. Maar wat kreeg de bakker nou precies terug voor dit leenstelsel? Eigenlijk niets. Nu blijkt zelfs dat ook de advocaat er niets voor terugkrijgt. Wat doet dat met de rechtvaardigingsgrond van de invoering van het leenstelsel destijds? Omdat de rapporten van de Algemene Rekenkamer alleen maar vertrouwelijk met de medezeggenschapsraad mochten worden besproken -- de heer Futselaar zei het al -- was er geen mogelijkheid iets in te brengen tegen het CvB. De minister geeft in haar brief aan dat er lessen zijn getrokken en dat op instellingsniveau het gesprek moet worden gevoerd. Wat vindt zij van de aanbevelingen die het ISO ons op dit punt heeft doen toekomen?

Voorzitter. Het hele verhaal maakt wel duidelijk dat we in dit dossier inmiddels verzand zijn geraakt in gesteggel over definities, waarheden, beelden en getalletjes. Dit leidt in feite af van de kern van het probleem, namelijk dat het gewoon een heel slecht idee is om de volgende generatie met steeds meer schulden op te zadelen. Deze generatie is de eerste naoorlogse generatie die het slechter heeft dan haar ouders. Dat geldt niet alleen voor onderwijs, ook op het gebied van wonen en arbeidsmarkt staan de seinen op rood.

Deze maanden praten we als ChristenUnie binnen de Coalitie-Y samen met ISO, LSVb, CNV Jongeren, JOB en de Nationale Jeugdraad op veel plekken met jongeren uit de Generatie Y over precies deze onderwerpen en hun zorgen. Wat leer ik uit die gesprekken? Mijn belangrijkste conclusie van de bijeenkomst die we op 2 mei hadden en die mij echt is bijgebleven, is dat jonge mensen het helemaal niet erg vinden om klein en sober te beginnen; ze snappen wel dat het leven klein begint. Maar voor deze generatie is het probleem dat er heel veel onzekerheid ontstaat als er geen uitzicht is op beter, op vooruitgang, als die molensteen om je nek blijft zitten. En die onzekerheid levert grote druk op bij jongeren. Ieder jaar vertraging of twijfel levert weer nieuwe schuld op. Ze vragen zich af wat hun diploma straks waard is en proberen met man en macht de waarde van hun diploma op te pompen met buitenlandervaring en prestigieuze stageplekken om zo hopelijk ooit in een situatie te komen waarin ze die schuldenberg kunnen afbetalen. Heeft de minister op het netvlies hoeveel de schuldenberg opgelopen is sinds de introductie van het leenstelsel? En dat bedoel ik macro-economisch.

Dan nog een laatste punt over de cijfers. Het leenstelsel zou 1 miljard opleveren voor investeringen in het onderwijs op lange termijn. In de loop van het proces werd dit bedrag echter minder en minder. 620 miljoen werd het toen, en ik herinner me dat een deel van dat bedrag bovendien zou komen van een versobering van de ov-jaarkaart, het studentenreisproduct. Heeft de minister al enig idee hoe het daarmee staat? Gaat ook dat nog komen? Klopt mijn redenering dat dit hele circus dan uiteindelijk hooguit 300 miljoen gaat opleveren, en dan ook nog eens pas na 2030?

Voorzitter. Ik ben ...

De voorzitter:

Meneer Bruins, mag ik u onderbreken?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik wilde eigenlijk afronden met mijn laatste zin: op welke termijn denkt de minister te kunnen komen met opties voor adequate financiële ondersteuning van onze studerende jongeren?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bruins. Er is een interruptie van mevrouw Tielen van de VVD.

Mevrouw Tielen (VVD):

Is de heer Bruins het met mij eens dat de studieschuld eigenlijk niet vergelijkbaar is met enkele andere vormen van schuld, als je denkt aan de zwaarte en de last ervan?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Als het gaat om de maandelijkse aflossing en de lengte van de termijnen, die 35 jaar, is het inderdaad een heel ander soort schuld dan andere vormen van schuld. Maar in de Coalitie-Y-gesprekken hoor ik van de jongeren dat zij zich vooral, in hun woorden, "bedonderd" voelen -- dat was hun woord, hoe zeg je dat netjes: "voor de gek gehouden voelen" -- omdat hen destijds is voorgespiegeld dat deze schuld niet van invloed zou zijn op het kunnen krijgen van een hypotheek. Ik merk dat er nu heel veel onzekerheid ontstaat omdat zij het beeld hebben dat ze straks helemaal nooit meer een huis kunnen kopen omdat 35 jaar lang het volledige bedrag van deze lening op hun conto staat. Ik denk dat als de politiek die onzekerheid kan wegnemen, er al een goede stap wordt gezet. Misschien kan de minister straks enkele woorden wijden aan de vraag in hoeverre op dit vlak beelden zijn ontstaan die waar of niet waar zijn.

Mevrouw Tielen (VVD):

Als het probleem dat doembeeld is van "ik kan nooit een hypotheek krijgen" -- dat overigens in de praktijk ook wel zo wordt ervaren, dus ik wil het niet alleen maar wegzetten als doembeeld -- dan ga daar ik graag mee aan de slag. Mijn collega Koerhuis heeft daar ook al diverse malen vanuit zijn portefeuille aan gewerkt. Dat probleem erken ik en daar ga ik graag met meneer Bruins over aan de slag. Volgens mij moeten we er eerlijk over zijn dat studieschuld echt iets anders is dan andere vormen van schuld.

De andere vraag die ik de heer Bruins wil stellen, luidt als volgt. Er leeft nu angst dat een diploma niets meer waard is, in deze tijd waarin de werkloosheid, en ook de jongerenwerkloosheid, nog nooit zo laag is geweest, in ieder geval niet sinds ik afgestudeerd ben. Is de heer Bruins het daarom met mij eens dat we de angst en de zorgen niet groter moeten maken dan ze feitelijk en reëel zijn? Als je nu afstudeert, zijn er diverse organisaties die jou een baan kunnen aanbieden, want mensen staan te springen om goede, hoogopgeleide, enthousiaste jonge mensen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Gelukkig is de werkloosheid op dit moment laag. Op dit moment! We hoorden minister Hoekstra vanochtend zeggen dat de piek van de hoogconjunctuur voorbij lijkt te zijn voor Nederland. Ik ben het zeker eens met mevrouw Tielen dat we doembeelden niet moeten aanwakkeren. Wat ik hier stelde, is iets wat ik van de jongeren zelf hoor: dat zij het gevoel hebben dat zij enorm moeten knokken om hun diploma meer waard te laten zijn dan dat van anderen, door inderdaad een heleboel ernaast te doen en een heel prestigieus CV op te bouwen. Maar daardoor loop je weer nieuwe vertraging op, en ieder jaar vertraging is weer meer schuld, meer lenen. Die combinatie geeft bij de jonge mensen waar ik mee praat, een enorm gevoel van druk. Ik denk dat we daar echt iets mee moeten.

De heer Özdil (GroenLinks):

Het zijn heel terechte punten die collega Bruins aansnijdt. Ik ben dan ook benieuwd of hij het verzoek van GroenLinks of de minister ervoor kan zorgen dat studieschulden nooit bij het BKR worden geregistreerd, kan steunen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb zelf niet op het netvlies wat er destijds precies allemaal wel en niet is toegezegd en beloofd. Maar als ik hoor dat de jongeren zelf het beeld hebben dat hun is toegezegd dat dit niet bij het BKR zou komen, dat het geen invloed zou hebben op hun mogelijkheden voor een hypotheek, dan wil ik graag hand in hand staan met de jongeren en samen met de heer Özdil onderzoeken wat de precieze situatie is.

Meer informatie

« Terug