Bijdrage Eppo Bruins aan het plenair debat over de voorjaarsnota 2019

woensdag 03 juli 2019

Bijdrage Eppo Bruins aan een plenair debat met minister Hoekstra van Financiën

Kamerstuknr. 35210

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Tijdens het debat over de Najaarsnota stond ik hier ook en werd ik geïnterrumpeerd door mijn zeer gewaardeerde collega's van de PvdA en GroenLinks, met name over de energierekening. Ik moet zeggen: dat was terecht. Ik kon toen niet veel meer zeggen dan dat in het kader van het Klimaatakkoord onze inzet was om de ongelukkige verlaging van de korting terug te draaien en het liefst meer dan dat. Ik ben vandaag echt blij dat we het debat over de Voorjaarsnota nu kunnen voeren met én definitief meer korting op de energierekening én een verschuiving van de opslag duurzame energie richting bedrijven én een warmtefonds waaruit woningeigenaren zonder spaargeld ook kunnen gaan investeren in verduurzaming van hun huis. Ik hoop dat mijn gewaardeerde collega's nu samen met mij deze mooie ontwikkelingen op waarde weten te schatten. Het is goed om samen stil te staan bij "junimaand akkoordenmaand" en vooruit te blikken op wat nodig is.

Voorzitter. Er zit veel moois in de Voorjaarsnota. Grote bedragen, maar er worden ook grote dingen gedaan met kleine bedragen. Neem de aanpak van antisemitisme in ons land, de aanpak van jihadisme, van drugsdumpingen, de extra gelden voor het uitstappen uit de prostitutie, 41 miljoen extra voor bèta- en techniekonderwijs, en natuurlijk de eerdergenoemde 40 miljoen voor de sluis bij Kornwerderzand.

Voorzitter. Het regeerakkoord bood na jaren van schaarste eindelijk weer eens perspectief voor gemeenten. Ze zouden er fors op vooruitgaan, zodat ze hun uitgebreide takenpakket naar behoren zouden kunnen uitvoeren. Het vorige kabinet had hard ingegrepen en nu zou het anders worden. De praktijk blijkt echter weerbarstig. De heer Nijboer wees daar al op. Gemeenten hebben sinds 2015 met de Wmo en de jeugdzorg een aantal openeinderegelingen van formaat over de schutting gekieperd gekregen en ze komen er bijna zonder uitzondering schreeuwend op tekort. Het is goed dat dit kabinet in de Voorjaarsnota over de brug is gekomen met grote bedragen. Tegelijkertijd weten we dat deze bedragen voor veel gemeenten nauwelijks de helft van de problematiek oplossen, terwijl dit voor andere gemeenten weer anders ligt. Die trap-op-trap-afsystematiek, die in het regeerakkoord nog zo fijn voor de gemeenten leek, is in de praktijk op dit moment een afknapper voor hen. Ook daar wees de heer Nijboer op. Hoe kijkt de minister hier aan tegen deze problematiek? Wat kan hij gemeenten en de Kamer in het vooruitzicht stellen? Is het kabinet bereid om in de aanloop naar de augustusbesluitvorming een ronde langs de gemeenten te maken om boven water te krijgen hóé klem ze zitten in hun begrotingsvoorbereiding?

Voorzitter. Twee weken geleden kwam de Commissie Regulering van werk met haar eerste pennenvrucht met de welluidende titel In wat voor land willen wij leven? Deze vraag is een van de meest prangende vragen van deze tijd, want de arbeidsmarkt flexibiliseert als een malle. Het is niet zo dat wij erbij staan en er louter naar kijken. Ik denk aan de Wet arbeidsmarkt in balans, de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering en minimumtarieven voor zzp'ers. Maar er is meer nodig, en snel ook. Want een op de vijf werkenden werkt in een tijdelijk dienstverband en een op de acht werkenden is zzp'er. Het duurt nog een jaar of tien meer, en nog maar de helft van de werkenden heeft een vast contract. En dat is geen natuurverschijnsel, maar het gevolg van te grote verschillen tussen deze groepen. Het is een kloof, waardoor bijna ongemerkt een ongekende flexibilisering is ontstaan. Daarvan zijn vooral jongeren de dupe.

En juist de minister van Financiën moet zich hier zorgen over maken. Waarom? Wel, deze minister "dreigt", hij dreigt de eerste minister te worden met louter overschotten op de begroting als gevolg van jarenlange economische groei en een prudent begrotingsbeleid. En weliswaar investeert het kabinet weer in cruciale publieke taken waarop in de achterliggende jaren te veel was ingeteerd, maar we ondervinden dagelijks dat het niet eenvoudig is om de dienstverlening weer op een acceptabel peil te brengen. Of het nou gaat om de Belastingdienst, de Voedsel- en Warenautoriteit, het UWV: de financiële aanslagen hebben hun tol geëist en dat maak je niet zomaar in één kabinetsperiode weer goed. Alleen dat is al een reden om bij een volgende recessie de automatische stabilisatoren hun werk te laten doen, opdat publieke belangen, goede diensteverlening et cetera, niet in het gedrang komen.

Maar een van de vragen die achter de commissie-Borstlap wegkomt, is of de automatische stabilisatoren in de toekomst nog wel stabiliserend genoeg zullen zijn in tijden van recessie. Zullen ze dan nog wel stabiliserend genoeg werken? En heeft de voortgaande flexibilisering op de arbeidsmarkt niet een proces op gang gebracht waardoor bij de eerstvolgende recessie massaal flexibele arbeidskrachten zullen worden gedumpt, dan wel worden gedwongen om tegen lagere lonen te functioneren, en zzp'ers op een houtje mogen bijten? Heeft deze minister voldoende grip op de gevolgen van deze flexibiliseringstrend voor de overheidsfinanciën? Want de cijfers voor economie en samenleving zijn aan de buitenkant alweer een heel aantal jaren prachtig, sinds we na de crisis uit het diepe dal zijn gekropen, maar laten we niet vergeten dat we al die tijd op dun ijs schaatsten. Laten we na het pensioenakkoord en het Klimaatakkoord daarom aan de slag gaan om een van de grootste kloven van onze tijd, een echte sociale kwestie, te dichten met een arbeidsmarktakkoord. Want al is werk niet alleszaligmakend, werk is wel waardevol en draagt bij aan zingeving en waardigheid voor velen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag voor u van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. Ik zit ook in de commissie Handel. Daar heb ik ook met verbazing naar de VVD geluisterd. Behalve dat lonenverhaal, had de VVD daar ook de stelling dat Nederland nóg meer van zijn geld in het buitenland moest verdienen en dat dus de lonen ook weer niet te veel zouden moeten stijgen, omdat Nederlandse producten dan te duur zouden worden op de internationale markt. Is de ChristenUnie het met mij eens dat dat een bizar verhaal is? De volatiliteit van onze economie hangt samen met het feit dat we juist te veel afhankelijk zijn van de buitenlandse economieën en van wat er in het buitenland gebeurt. Is de ChristenUnie het met mij eens dat bij het verhogen van de lonen in zo'n akkoord het mes aan twee kanten zal snijden? Want dan realiseren we tegelijkertijd een economie die meer gericht is op consumptie hier in Nederland, en minder op consumptie ergens anders in de wereld.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Nederland is een klein land. We hebben dus veel buitenland. En uiteindelijk moeten we ons geld verdienen met het maken van slimme producten: low volume, high complexity, dus hightech. Dat betekent dat we moeten innoveren, dat betekent dat we slimme mensen moeten opleiden en dat we veel geld moeten stoppen in onderwijs, in vakmensen. Daar bouwen we dan slimme producten mee die we kunnen exporteren. En ja, we exporteren veel. Nederland is een hele grote exporteur. Dan moet je ook redelijke lonen hebben, maar uiteindelijk kunnen lonen omhoog als we innoveren, als we durven te investeren in wetenschap, in onderwijs en in innovatie. Als we dat doen, dan zullen ook de lonen omhoog kunnen zonder dat dat een negatief effect heeft op onze exportkwaliteit.

Meer informatie

« Terug