Bijdrage Nico Drost aan het algemeen overleg Digitale overheid

donderdag 16 mei 2019 00:00

Bijdrage Nico Drost aan een algemeen overleg met staatssecretaris Knops van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Kamerstuknr. 26643

De heer Drost (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Onze samenleving wordt steeds digitaler. De wereld waar onze kinderen nu in opgroeien, is al zo anders als die van vorige generaties. Gisteren vond in dit huis een zeer informatief rondeta-felgesprek plaats met vertegenwoordigers van overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en wetenschappers, waarin we weer eens duidelijk hoorden hoe groot de uitdaging wordt om die digitale samen-leving te laten aansluiten op de uitgangspunten van onze rechtsstaat en democratie. Wie is de baas over data, hoe worden wij beïnvloed door algoritmes, zijn de grote techbedrijven niet te machtig geworden? Ik hoor bellen, voorzitter.

De voorzitter:

Nog niks aan de hand.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik ben bang gemaakt.

Het vormgeven van onze digitale samenleving is, wat de ChristenUnie betreft, een van de grotere uitdagingen voor de komende jaren. Bij het aantreden van dit kabinet is er voor het eerst één verantwoordelijk bewindspersoon voor de digitale overheid voor burgers en ondernemers. Graag hoor ik van de Staatssecretaris zijn reflectie en vooral ook welke rol hij voor zichzelf op dit punt ziet weggelegd.

De voorzitter:

Ik hoor de stemmingsbel. Ik stel voor dat de heer Drost straks de mogelijkheid krijgt om opnieuw zijn bijdrage te doen, omdat hij nu wel heel erg bruut wordt onderbroken.

De heer Drost (ChristenUnie):

Wat fijn. De voorzitter: Excuses aan de Staatssecretaris. Wij gaan stemmen. Misschien kan de Staatssecretaris nog een kopje koffie krijgen?

Staatssecretaris Knops:

Ik heb al koffie.

De voorzitter:

Dan ziet u ons zo weer terug.

De vergadering wordt van 13.17 uur tot 13.32 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Drost. U mag gewoon opnieuw beginnen of voortgaan. Wat u wilt.

De heer Drost (ChristenUnie):

Nou, laat ik opnieuw beginnen, dan maak ik er een samenhangend verhaal van.

Voorzitter. Onze samenleving wordt steeds digitaler. De wereld waarin onze kinderen nu opgroeien is al zoveel anders dan die van vorige generaties. Gisteren vond in dit huis een zeer informatief rondetafelgesprek plaats met vertegenwoordigers van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties en met wetenschappers. Daar werd maar weer eens duidelijk hoe groot de uitdaging wordt om die digitale samenleving te laten aansluiten op de uitgangspunten van onze rechtsstaat en democratie. Wie is de baas over onze data? Hoe worden wij beïnvloed door algoritmes? Zijn grote techbedrijven niet te machtig geworden?

Het vormgeven van onze digitale samenleving is wat de ChristenUnie betreft een van de grotere uitdagingen in de komende jaren. Met het aantreden van dit kabinet is voor het eerst één bewindspersoon verant-woordelijk voor de digitale overheid voor burgers en ondernemers. Graag horen wij de reflectie hierop van de Staatssecretaris, en vooral welke rol hij voor zichzelf ziet weggelegd. Onze verdere vragen stellen wij langs twee lijnen. De eerste: kan de samenleving de digitalisering aan? En de tweede: kan de overheid de digitalisering aan?

Voorzitter, de eerste. Zo’n twee jaar geleden verscheen het WRR-rapport Weten is nog geen doen. Daarin werden wij gewezen op het feit dat de overheid van burgers meer zelfredzaamheid vraagt dan zij eigenlijk zou mogen verwachten. Ik zie dat de Staatssecretaris ervan doordrongen is dat juist de toename van de digitale communicatie hiermee samenhangt. Ik wil een compliment geven voor de kabinetsbrief over digitale inclusie. Die laat zien dat het voor de overheid mogelijk is om begrijpelijk te communiceren. Mijn fractie werd daarbij ook getriggerd door de doenvermogenstoets die wordt ingevoerd voor nieuwe wetten en regels. Zou het niet een goed idee zijn om zo’n doenvermogenstoets ook in te voeren bij de digitalisering van overheidsdiensten en van overheidscommunicatie met de burgers, ook bij lagere overheden zoals provincies en gemeenten? Hoe ziet de Staatssecretaris dat?

Voorzitter. Digitalisering kan voor mensen met een cognitieve beperking, maar ook voor ouderen of laaggeletterden problemen opleveren. We zijn blij dat de nieuwe websites van overheidsinstanties vanaf 23 september moeten voldoen aan de richtlijnen voor digitale toegankelijkheid. Ik hoor wel graag hoe het staat met de voortgang daarvan. Ook met doenvermogenstoetsen en toegankelijkheidsrichtlijnen zal er altijd een groep blijven voor wie de digitale wereld toch een stap te ver en te complex is.

Voorzitter. De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat wat hem betreft niet het systeem, maar de mens vooropstaat bij de digitalisering van diensten. Maar de Raad van State stelt in zijn advies dat bij digitaliseringsprojecten juist het gemak van de overheid wordt gediend, en niet het gemak van de burger. Graag een reactie daarop. Daarbij moet dat mooie uitgangspunt om de mens voorop te stellen ook gelden voor onderliggende besluitvor-mingsprocessen. Niet algoritmische berekeningen, maar menselijke interactie moet leidend zijn. Hoe ziet de Staatssecretaris dat? Wat is zijn visie? Moeten alle door de overheid gebruikte algoritmes niet glashelder en ultratransparant zijn? Hoe borgt hij dat?

Voorzitter. De andere lijn: kan de overheid de digitalisering aan? Het is van belang dat het overheidsapparaat de digitalisering die vanuit de buitenwereld wordt gewenst, aankan. Daar maken wij ons zorgen over. Gisteren nog hoorden wij ook de Rekenkamer bij de aanbieding van het verant-woordingsonderzoek juist de ICT-trajecten het zorgenkindje noemen. Daarmee wordt voor de ChristenUnie andermaal het belang aangetoond van een goede waakhond. Het lijkt erop dat het Bureau ICT-toetsing, het BIT, daarin de afgelopen jaren een heel goede rol heeft vervuld en dat de overheid voor uitglijders is behoed. Wat ons betreft mag de Staatssecretaris op korte termijn besluiten om het BIT ook na 2020 een goede, en misschien nog wel zwaardere rol te geven.

We lezen ook dat adviezen niet altijd worden overgenomen, ook niet als zij negatief zijn. Dat roept bij mijn fractie de volgende vraag op: zijn die adviezen dan niet op orde of willen ministeries eigenlijk niet horen wat het BIT te zeggen heeft? Graag zien wij een overzicht van de stand van zaken van alle projecten waarover het BIT in de afgelopen jaren heeft geadviseerd. Welke aanbevelingen werden overgenomen of juist niet? Zijn er projecten bij die inderdaad uit de hand zijn gelopen ondanks de waarschu-wingen? Voorzitter, tot zover in eerste termijn.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

Meer informatie

« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

juli 2019

juni

mei

april