Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

donderdag 20 juni 2019

Bijdrage Joël Voordewind aan een algemeen overleg met minister Kaag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Kamerstuknr. 26485

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Goed dat we hierover spreken met de Minister om te achterhalen wat de stand van zaken is als het gaat om de convenanten. Uit het SER-overzicht begrijp ik dat we inmiddels negen imvo-convenanten hebben, dat er deze zomer nog eentje op stapel staat en dat we in het begin van het proces dertien risicosectoren hadden bepaald. We zijn dus in principe goed op weg. Het is ook goed dat de Minister 33 miljoen vrijmaakt voor het Fonds Verantwoord Ondernemen om het hele proces te kunnen faciliteren. Daar ben ik de Minister ook dankbaar voor. Waardering daarvoor.

Tegelijkertijd zijn er natuurlijk nog wel zorgen. Bij die zorgen hebben de collega’s al kort stilgestaan. Daarbij gaat het om het onderschrijven van de OESO-richtlijnen. We weten alleen nog maar het cijfer van 2017. Dat was 30%. Voor 2023 zouden er nog twee tussenmetingen komen: in 2019 en in 2021 geloof ik. Kan de Minister al iets zegen over de recentere cijfers van bedrijven? Hoe zitten we er nu bij? Gaan we die 90% ook inderdaad halen in 2023? Wat is voortgekomen uit de gesprekken die de Minister op dit punt heeft gehad met het bedrijfsleven? Ik hoor het graag.

Voorzitter. Wat vindt de Minister ervan dat in sectoren bedrijven niet individueel maar alleen via de brancheorganisaties deelnemen aan een convenant? Vindt zij dat voldoende? Ik noem bijvoorbeeld de hout- en de voedingsmiddelenindustrie. Daar hoor ik ook graag een reactie op. Voorzitter. De collega’s hebben het al genoemd: het tijdpad van het evaluatieonderzoek. Ik dank de Minister voor de technische briefing die we gisteren via haar ambtenaren hebben gekregen. Die was zeer verhelderend. Die was ook verhelderend over het tijdpad. We hebben het hele schema daar gezien. Ik begrijp zeer dat we in een bepaalde dwangbuis zitten, ook omdat we via alle processen, tenders et cetera tot het derde kwartaal 2020 komen. Ik heb er toch wel grote zorgen over dat we dan pas een tussenstand krijgen, want dan zitten we al heel dicht aan tegen de verkiezingen van maart 2021. Mijn grote zorg is dat we het tweede deel van het regeerakkoord dan eventueel niet tot uitvoering kunnen brengen en dat dat over deze regeerperiode heen wordt getild. Indien geen voldoende resultaten komen uit het convenant zou dat een grote vertraging zijn. Ik wil de Minister er dus toch graag toe aanzetten om mogelijk samen met haar ambtenaren te bezien of we die evaluatie voor de zomer zouden kunnen krijgen, zodat de Kamer zich kan bezinnen op hoe nu verder. Mag ik de Minister vragen of de tijd niet stilstaat op het ministerie? Wordt al nagedacht over dwingendere maatregelen indien er niet voldoende – dat blijkt ook in vele andere Europese landen op dit moment het geval te zijn – resultaten zijn? Dat kan wetgeving zijn, maar ik heb begrepen dat het ook andere regels zouden kunnen zijn. Ik hoor graag wat de gedachtes van de Minister zijn en dat het denken inderdaad niet stilstaat, want dat zou toch erg jammer zijn. Dit geldt temeer nu de invulling van de AMvB’s voor de Wet zorgplicht kinderarbeid van de Partij van de Arbeid pas plaatsvindt na die evaluatie. Dat betekent dat we die wet eigenlijk een jaar lang stilleggen. Daarmee verliezen we ook heel veel tijd. Dus ook voor die wet is het van belang dat we zo snel mogelijk tot die evaluatie komen.

Voorzitter. Dan het textielconvenant. De deelname is daarbij dus 50%, maar er zijn ook buitenlandse spelers die niet meedoen. Ik noem H&M en Primark. Deze bedrijven hebben geen zin om aan verschillende conve-nanten in verschillende landen mee te doen. Wat vindt de Minister van hun overwegingen om niet mee te doen? Hoe denkt zij deze bedrijven te verleiden om toch deel te nemen aan zo’n textielconvenant? Anders zouden we blijven steken op een deelname/participatie van 50%. Ik hoor graag haar ideeën daarover.

Dan olie en gas. Deze sector heeft duidelijk gemaakt geen zin te hebben in een convenant. Zij zeggen dat ze al voldoende doen. Collega Alkaya heeft daar ook de vinger bij gelegd. Het NCP denkt daar toch heel anders over. Dat zegt dat de sector wel degelijk een actieplan zou moeten maken. De Minister is het daar eigenlijk wel mee eens, zo lezen wij in de beant-woording. Zij heeft de sector gevraagd om alsnog met een plan van aanpak te komen. Wat doet zij nu als zij daar niet aan mee willen werken, als ze zeggen dat ze daar geen zin in hebben? Is dan de enige sanctie dat deze bedrijven uitgesloten worden van handelsmissies? Ik denk ook even aan Nigeria en Shell. Gaat Shell straks mee met die handelsmissie? Heeft Shell de OESO-richtlijnen ondertekend?

Voorzitter, ik rond bijna af. De evaluatie laat voorlopig nog op zich wachten. Ik hoop niet te lang. De beleidscriteria en de toetspunten hebben wij gisteren gepresenteerd gekregen. Het doel is uiteindelijk natuurlijk wel om tot feitelijke resultaten op de grond te komen. Dat zegt het PwC-onderzoek ook. Een laatste punt, voorzitter. Daarvoor is het belangrijk dat we niet alleen de bedrijven vragen wat zij doen, maar dat we dat ook vragen aan hun partners op de grond. Kan bij de evaluatie ook die steekproef bij de lokale organisaties worden meegenomen in het onderzoek?

Ten slotte, voorzitter. Wat kan de Minister nog zeggen over de uitkomsten van de ISEAL-conferentie over de keurmerken? Die is geloof ik twee dagen geleden gehouden.

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

Meer informatie

« Terug

Archief > 2019 > juni