Bijdrage Eppo Bruins aan de Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

woensdag 27 november 2019

Bijdrage Eppo Bruins aan een plenaire begrotingsbehandeling met minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Kamerstuknr. 35300-XV

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Wat voor samenleving willen we zijn? Wat voor arbeidsmarkt willen we hebben? Vanuit een helikopter lijkt het allemaal mooi. De koopkrachtplaatjes laten voor alle mensen een plus zien en de economie groeit nog steeds. Maar als je verder inzoomt, zie je dat een grote groep mensen in onzekerheid leeft. Kan ik nog wel rondkomen van mijn salaris? Krijg ik ooit nog een vast contract, of blijf ik van tijdelijk werk naar tijdelijk werk hoppen? Heb ik nog wel ruimte om mantelzorg te bieden of vrijwilligerswerk te doen? Hoe ziet mijn toekomst als zzp'er eruit? Kom ik ooit nog aan het werk met een beperking?

Voorzitter. Er zit een rare paradox in onze economie en in onze arbeidsmarkt. Macro ziet het er goed uit, maar micro gaat het lang niet altijd goed. Diverse groepen die vandaag al door meerdere collega's zijn genoemd, kunnen het hoofd moeilijk boven water houden. Ik wil er vandaag een paar van die groepen uitlichten. De ChristenUnie wil oog hebben voor die mensen die niet zomaar kunnen meekomen. We willen een samenleving met aandacht; een samenleving die niet alleen maar is gericht op maximale economische groei, arbeidsproductiviteit en rendement, maar een samenleving waarin er ook gewoon ruimte is voor rust en aandacht.

Voorzitter. Allereerst wil ik stilstaan bij de mensen met een beperking. Op dit moment staan nog veel mensen met een beperking langs de kant. Ze hebben een afstand tot de arbeidsmarkt, zoals dat dan heet. Maar volgens mij is het andersom en heeft de arbeidsmarkt een afstand tot deze mensen.

De evaluatie van de Participatiewet liegt er niet om. We slagen er nog veel te weinig in om deze mensen aan het werk te helpen. Ondanks lichtpuntjes hier en daar ziet het SCP toch grote structurele problemen. Dat is een quote uit het rapport van het SCP. Het stelt dat er nog flink wat werk nodig is om op lange termijn succesvol te zijn. Er is echt veel meer nodig dan er in de afgelopen jaren gebeurd is.

Eén van de frustrerende bevindingen is dat de huidige financiële prikkels ertoe leiden dat gemeenten vooral mensen met een relatief kleine afstand tot de arbeidsmarkt ondersteunen om aan het werk te komen. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. De groep die me daarbij met name aan het hart gaat, is de groep mensen die eind 2014 op de wachtlijst stond voor de sociale werkvoorziening. Voor die groep heeft de Participatiewet geen positief effect gehad, terwijl juist deze groep mensen ondersteuning nodig heeft. Er moet veel meer werk gemaakt worden van beschutte werkplekken voor deze mensen. We zien nu dat het aantal plekken voor beschut werk sterk achterblijft op de taakstellingen. Ik vraag aan de staatssecretaris of wij die achterstand volgend jaar gaan inlopen. Welke mogelijkheden hebben we om dat toch te blijven stimuleren?

Voorzitter. We moeten er wel op blijven letten dat we daarbij goedwillende werkgevers ontzorgen. Ik heb onlangs contact gehad met een ondernemer die 50 mensen uit het doelgroepregister in dienst heeft. Hij heeft voor hen een no-riskpolis bij het UWV en kreeg bij ziekte van een werknemer altijd netjes een uitkering. Maar sinds kort stelt het UWV als eis dat de werknemer eerst digitaal een formulier moet invullen, om zo te controleren of de werknemer wel echt ziek is, terwijl veel van de mensen over wie we het hier hebben digibeet zijn, of geen DigiD hebben, of het spannend vinden om te communiceren met zo'n grote instantie. Dat leidt ertoe dat de ondernemer geen uitkering meer krijgt van het UWV. Dat is een typisch voorbeeld van dat systeem, dat niet aansluit bij de mensen om wie het gaat. Wat kan de staatssecretaris in dit concrete geval doen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de voorzieningen daadwerkelijk werkgevers en werknemers ontzorgen en dat meer ondernemers geënthousiasmeerd worden om mensen met een beperking aan het werk te helpen?

De heer Jasper van Dijk (SP):
Over de sociale werkvoorzieningen. Ik weet dat de ChristenUnie een constructieve partij is, die graag wil meedenken met goede plannen. Is de heer Bruins het met mij eens dat de sluiting van de sociale werkvoorziening onverstandig was, dat dat sterfhuis niet goed is omdat mensen daardoor nu thuis in plaats van in de sociale werkvoorziening zitten, en dat we dus moeten zoeken naar een nieuwe weg, namelijk naar een nieuwe sociale werkvoorziening waar die mensen terechtkunnen? Bent u het ermee eens dat we dat sterfhuis moeten stoppen?

De heer Bruins (ChristenUnie):
We moeten inderdaad op zoek naar een nieuwe weg. Ik zie heel veel sociale ondernemers en sociale ontwikkelbedrijven die mensen mooi aan het werk zetten. Het aantal beschutte werkplekken blijft echt achter, zoals ik net heb gezegd. Daar moeten we veel meer aan doen in dit land, want mensen hebben te weinig kans. De hele gedachte achter die grote operatie is dat we deze mensen zoveel mogelijk bij reguliere bedrijven aan het werk willen hebben, daar waar dat mogelijk is. Ik denk dat dat een mooie en goede gedachte is en is geweest. Tegelijkertijd denk ik dat de mensen die hierover gingen destijds te weinig hebben nagedacht over het feit dat wanneer er geen nieuwe instroom meer is, je een soort sterfhuisconstructie, zoals de heer Van Dijk het noemt, maakt. Er is veel te weinig nagedacht over de vraag hoe je daar precies mee omgaat. Daarvoor is echt een nieuwe aanpak nodig.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Veel jongeren die van het voortgezet speciaal onderwijs of het praktijkonderwijs komen, zitten thuis. Soms hebben ze wel even werk, maar vervolgens raken ze ook gemakkelijk weer uit beeld. Afgezien van de maatschappelijke kosten is het vooral voor deze jongeren zelf natuurlijk vreselijk ontmoedigend als ze zo aan hun lot worden overgelaten. Vorig jaar heeft de ChristenUnie een financiële impuls geregeld om jongeren van het vso en het pro aan het werk te helpen. Ik wil graag dat deze middelen ook in 2020 beschikbaar zijn. Daarom heb ik vandaag een amendement op de Najaarsnota ingediend om 8,5 miljoen beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarktregio's, waarmee ze jongeren vanuit het vso en het praktijkonderwijs naar werk kunnen begeleiden. Met dit geld gebeuren mooie dingen. Zo krijgen docenten op het praktijkonderwijs de ruimte om als jobcoach te fungeren en jongeren te begeleiden. Ook worden er leerwerkplekken ingericht.

Voorzitter. Dit raakt eigenlijk ook aan de tweede groep die ik er vandaag uit wil lichten: vakmensen. Ik heb het over mensen die op school of in de praktijk een vak leren en van grote waarde zijn voor ons land. Het ontbreekt vaak aan waardering voor deze mensen, terwijl zij voor een groot deel het verdienvermogen van Nederland dragen. We hebben meer jongeren nodig die echt een vak leren waar ze trots op kunnen zijn, en we hebben werkgevers nodig die deze jongeren een plek geven en hen begeleiden.

Om nog eens extra aandacht te vragen voor het belang van vakmanschap heb ik onlangs het Actieplan vakmanschap gepresenteerd, dat ik nu laat zien. In 2016 schreef ik al een actieplan, dat heette De gouden handen van Nederland. In mijn nieuwe actieplan maak ik de balans op — wat is er inmiddels gedaan en wat doet deze regering? — en doe ik ook weer nieuwe voorstellen om technisch vakmanschap te versterken en te waarderen en de kennissector een boost te geven. Ik wil graag een exemplaar van het actieplan aan de beide ministers geven, een mooi ingebonden exemplaar. En alle collega's hier in de zaal krijgen er een met een nietje erdoorheen. Ja, verschil moet er zijn, lieve collega's.

De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik heb dit actieplan gepresenteerd in de context van de OCW-begroting, ik heb het ook bij de EZ-begroting gepresenteerd en ik presenteer het nu bij de SZW-begroting. Ik denk namelijk dat die drie ministeries nodig zijn om nu echt een duurzame duw te geven aan vakmanschap, zodat we dat opnieuw leren waarderen in ons land.

Voorzitter. Een concreet punt uit dit actieplan is: achttien jaar leerrechten voor iedereen, dus achttien jaar recht op bekostigd onderwijs voor iedereen. Dat vergt een forse investering op dit moment, maar op lange termijn levert dit geld op, zo laten berekeningen zien. Maar dan moeten er wel schotten tussen ministeries worden weggesloopt.

Voorzitter. Dan kort over arbeidsmigranten. De heer Jasper van Dijk had het daar ook al over. Vrijwel dagelijks verschijnen er berichten in het nieuws over uitbuiting, slechte arbeidsomstandigheden en erbarmelijke huisvesting. Arbeidsmigratie is gewoon een pervers verdienmodel geworden voor werkgevers en uitzendbureaus die niet van goede wil zijn. De huidige gang van zaken is niet goed voor arbeidsmigranten, niet goed voor onze samenleving en ook niet goed voor de landen van herkomst. Grote delen van Oost-Europa gaan, zoals dat heet, een demografische winter tegemoet. Het ideaal van de interne Europese markt staat door grootschalige arbeidsmigratie onder druk, omdat jonge mensen wegtrekken in plaats van hun talenten in hun thuisland in te zetten. We zien nu dat de gaten in bijvoorbeeld Polen worden opgevuld door werknemers uit Oekraïne. Zo hebben we het met z'n allen natuurlijk niet bedoeld in Europa. De heer Van Dijk en ik komen op zeer korte termijn met een initiatiefnota op dit punt.

Ik heb hierover een specifieke vraag aan de minister. Vorig jaar heb ik per motie verzocht om onderzoek te doen naar de kostenvoordelen die er voor werkgevers in de bouw-, de landbouw- en de transportsector zijn bij de inzet van arbeidsmigranten in verhouding tot de inzet van Nederlandse werknemers, en wat daaraan gedaan zou kunnen worden. Hoe staat het met dat onderzoek?

Voorzitter. Het afgelopen jaar heb ik veel met jongeren gesproken in het kader van Coalitie-Y. In ons land hebben jongeren veel kansen, maar de druk is ook heel hoog. Ze moeten snel doorstuderen om hun studielening nog een beetje behapbaar te houden, en intussen moeten ze een uitgebreid cv opbouwen en gaan ze van tijdelijk contract naar tijdelijk contract. En een woning? Probeer die nog maar eens te vinden. We zien veel afgestudeerde jongeren hoppen van werkervaringsplek naar werkervaringsplek, waar ze tegen een schamele vergoeding vaak dezelfde werkzaamheden uitvoeren als hun directe collega die wel een arbeidscontract heeft en die ten minste het wettelijk minimumloon verdient. Ook studenten die al honderden uren stage achter de rug hebben, zijn soms nog steeds aangewezen op een werkervaringsplek. Ik vraag de minister wat hij van deze constructie vindt. Wat is volgens hem de definitie van een werkervaringsplek? Is dit wel rechtvaardig? Deelt de minister de mening dat werkervaringsplekken vaak niet worden ingezet waarvoor ze bedoeld zijn?

Voorzitter. Een andere vraag aan de minister gaat over pensioenen. Ik begrijp dat het voorkomen van kortingen nodig is om rust te creëren voor het uitwerken van een pensioenakkoord, maar hoe gaat de minister aan jongeren uitleggen dat het voor hen nog aantrekkelijk is om überhaupt mee te doen aan dit pensioenstelsel? Premie opbouwen: levert dat nog wel wat op? Gaat het uitstellen van kortingen niet ook ten koste van toekomstige generaties? Graag een reflectie van de minister hierop.

Ik heb eerder ook een breed gesteunde motie ingediend om jongeren te betrekken bij de uitwerking van het pensioenakkoord. Kan de minister zorgen dat er ook andere jongeren of jongerenvertegenwoordigers aan tafel komen? Bij Coalitie-Y werken we samen met ruim 30 jongerenorganisaties. Ik doe de minister dus met alle liefde een aantal suggesties aan de hand.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Toen ik naar voren liep, ging het nog helemaal niet over pensioenen, dus ik zal verder niet op dat betoog van de ChristenUnie ingaan. Wij denken daar wel fundamenteel anders over. Ik wil de ChristenUnie vragen naar iets anders. Omdat zij oog hebben voor vakmanschap en voor mensen, en volgens mij kijken naar de kwaliteiten van mensen en ook vertrouwen hebben in mensen, zou ik van de ChristenUnie graag willen horen hoe zij aankijken tegen de spierballentaal van de VVD over de tegenprestatie. Wat is de mening van de ChristenUnie daarover?

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik heb het ook gelezen in de krant. Ik geef toe dat het woord tegenprestatie inmiddels best beladen is. Het is een beladen woord geworden sinds een week. Voor de ChristenUnie staat voorop dat de bijstand een stevig vangnet moet zijn en dat mensen die dat nodig hebben dat ook krijgen. Ik heb ook gelezen dat de brief waarmee de staatssecretaris is gekomen, gebaseerd is op de motie-Raemakers. De motie-Raemakers stelt heel duidelijk dat er een passend aanbod moet komen, dat dan niet vrijblijvend is. In die motie staat ook dat je een studie kunt doen, schuldhulp kunt aanvaarden of een stage of vrijwilligerswerk kunt doen. Ik lees in de motie zelfs dat er speciale aandacht moet zijn voor alleenstaande ouders met jonge kinderen, zodat ook dat mogelijk is. Het woord "tegenprestatie" klinkt voor mensen dus soms wat afschrikwekkend, maar zoals ik de motie lees, ligt het maatwerk bij de gemeenten en moet het mogelijk blijven om juist, hoewel het allemaal activerend bedoeld is, je leven te leven en je kinderen te kunnen verzorgen, op weg naar een betere toekomst. En daar willen we mensen bij helpen in de bijstand.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter, tot slot. Er zijn in Nederland kinderen die in armoede leven. De heer Gijs van Dijk noemde dat ook. Eigenlijk vind ik dat gewoon schandalig. Dat kan niet zo zijn. Maar gelukkig is er onder de vorige regering geld beschikbaar gekomen om armoede onder kinderen te bestrijden, de zogenaamde Klijnsmagelden. Er gebeurt veel goeds met deze middelen, maar toch is voor een deel onduidelijk waar dit geld precies aan wordt besteed en of het daadwerkelijk terechtkomt bij de doelgroep. Dat baart me zorgen. Dat moeten gemeenten beter gaan verantwoorden. Wat mij betreft moeten we ook het werk van het Jeugdeducatiefonds stimuleren. Zij weten via basisscholen heel effectief kinderen te bereiken. Ik overweeg hierover een motie in te dienen, samen met de PvdA.

Voorzitter. Helemaal tot slot een vraag over de BES-eilanden. Het kabinet treft maatregelen om de armoede daar te bestrijden. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het staat met de voortgang van de maatregelen om uitkeringen te verhogen en de kosten te verlagen?

Voorzitter. Zo zijn er heel wat groepen in de samenleving — ik ben ze langsgegaan — die allemaal onze aandacht verdienen. We willen een sociaal land zijn met elkaar. We zijn een sterk land. Dat betekent dat je kwetsbare groepen kunt beschermen. Laten we ervoor zorgen dat niemand over het hoofd wordt gezien en dat niemand in de kou hoeft te staan, maar dat we een samenleving creëren waar aandacht is voor iedereen en waar we iedereen de ruimte bieden om volop mee te doen.

Voorzitter, ik dank u wel.

Meer informatie

« Terug