Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Maatschappelijk middenveld

donderdag 07 november 2019

Bijdrage Joël Voordewind aan een algemeen overleg met minister Kaag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Kamerstuknr. 34952

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het is goed dat we hier na een paar keer uitstel, iets waar ik ook debet aan was, nu toch over het beleidskader maatschappelijk middenveld spreken.

Voorzitter. De inzet van de minister is goed als ze zegt dat er ruimte moet zijn voor maatschappelijke organisaties om een bijdrage te leveren aan het behalen van de SDG's. Terecht zegt de minister dat het maatschappelijk middenveld hierbij een cruciale rol kan vervullen, zeker nu de ruimte voor het maatschappelijk middenveld wereldwijd sterk onder druk staat.

Tegelijkertijd hebben we ook de IOB-evaluatie gehad, Less Pretension, More Realism. Daaruit trekt de minister ook conclusies. Zij wil de fragmentatie tegengaan, het aantal activiteiten beperken, geografische spreiding ... et cetera, et cetera. Ik wil daarbij en ook bij de IOB-evaluatie toch een aantal relativeringen maken. Ik wil dat breder trekken dan waar het in eerste instantie op gericht was, namelijk op veiligheid en rechtsorde en op hulp in chronische crisisgebieden.

Voorzitter. Zijn deze kritiekpunten van de IOB ook niet het gevolg van de ingeslopen en doorgeslagen marktwerking in de ontwikkelingssamenwerkingssector? Het financieringsstelsel is van het medefinancieringsstelsel met vertrouwen in de vier grote partners, waar ook wel iets op af te dingen viel, helemaal doorgeslagen naar een tenderprocedure, waarbij organisaties met elkaar de concurrentieslag aan moeten gaan. Dat ging gepaard met een grote bezuiniging van bijna 0,5 miljard. We zitten nu op 289 miljoen per jaar en we komen van ruim 500 miljoen. Hierdoor zijn de OS-organisaties dus concurrenten van elkaar geworden en worden zij opgestuwd tot grote onrealistische doelen en resultaten in de project proposals. Zo lezen we ook bij de IOB.

Voorzitter. Ook worden de organisaties afgerekend op het beperkt halen van impact. Hoe realistisch is dat op het moment dat dat gebeurt, gezien het feit dat de evaluatie ook ging over die chronische crisisgebieden en gezien het feit dat de tijdsduur beperkt was tot drie à vier jaar? Wat vindt de minister van de aanbeveling om tot langjarige relaties met effectieve samenwerkingspartners te komen? De minister zegt in de brief hiernaar te zullen kijken, maar aan welk alternatieve vormen van partnerschappen denkt de minister dan?

Voorzitter. Tegelijkertijd kan concentratie ook weer een inperking inhouden voor partnerschappen, zowel geografisch als qua thema's. Dat hebben we gezien, want in de brief van 20 juni lag de situatie nog open als het ging om de thema's. Daar stonden ook de 25 partnerschappen nog in, maar nu zien we plotseling in de brief van 4 november allerlei beperkingen als het gaat om versterking van het maatschappelijk middenveld. Zo gaat het aantal partners van 25 naar 20. Vanwaar die inperking van de partnerschappen, zo vraag ik de minister. Is dat puur een capaciteitsprobleem op het ministerie of op de ambassades? Graag een onderbouwing van de keuzes die worden gemaakt. Ik kan dat namelijk niet goed opmaken uit de brief zelf.

In de brief van 20 juni over de thema's stonden mensenrechten en de SDG's centraal. Daarbij was er een centrale rol ingeruimd voor de ruimte voor het middenveld als breed thema. Nu zien we een inperking tot die zeven thema's. Waarom mogen partnerschappen op niet meer dan één thema inschrijven, terwijl ze op meerdere thema's actief kunnen zijn? Ondermijnt dit ook niet de autonomie van het maatschappelijk middenveld en van de ngo's? Ik vraag dat, omdat de IOB juist zegt dat we die moeten respecteren. Zijn we nog flexibel genoeg om goede voorstellen van de zuidelijke partner op hun merites te beoordelen en niet op de vraag of ze binnen de rijtjes van de zeven thema's of binnen de geografische spreiding passen, zo vraag ik de minister. Uit de vraagstelling mag blijken dat ik hier zeer kritisch tegenover sta. De minister geeft in haar brief van 4 november wel aan dat er uitzonderingen gemaakt kunnen worden als het gaat om de thema's klimaatmitigatie en -adaptatie en verduurzaming waardeketens, maar daar moet het dan waarschijnlijk ook weer bij blijven. Ik vraag de minister dus echt om flexibel te zijn, zowel bij de geografische spreiding als bij de thema's.

Voorzitter. Dan de budgetverschuiving. Ik heb het al even gehad over de begrotingen. We zien een grote afname van het budget voor de versterking van het maatschappelijk middenveld en ook een verschuiving binnen het fonds. Het SDG 5-fonds en het SDG Partnerfonds krijgen er 100 miljoen bij. Hier vindt een onderlinge verschuiving plaats in het voordeel van de SDG 5. Kan de minister deze keuze onderbouwen? De ChristenUnie pleit ervoor dat de verhoging van het SDG 5-fonds niet ten koste gaat van het budget voor Power of Voices. Graag een reactie van de minister op dat punt. Kan het SDG-fonds ook de rol erkennen van faith-based actors. Kunnen die expliciet worden meegenomen?

Voorzitter, ik sluit af, want ik zie dat ik aan de tijd ben. Het fonds Voice is gericht op het versterken van de stem van de meest gemarginaliseerden. Daarbij worden lhbti en inheemse groepen genoemd, maar waarom worden religieuze minderheden niet expliciet genoemd? Die mis ik nog als risicogroep. Graag een reactie op dat punt.

Dank u wel, voorzitter. Kan het SDG-fonds ook de rol van faith-based actors erkennen en deze expliciet meenemen?

Voorzitter, ik sluit af, want ik zie dat ik aan mijn tijd ben. Het fonds Voice is gericht op het versterken van de stem van de meest gemarginaliseerden. Lhbti en inheemse groepen worden genoemd, maar waarom worden de religieuze minderheden er niet expliciet in genoemd? Die mis ik nog als risicogroep. Graag ook een reactie op dat punt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind. Er is een interruptie van de heer Bouali.

De heer Bouali (D66):
Ik had eigenlijk twee vragen aan mijn collega Voordewind. De ene gaat over budget en de andere over focus. We hebben er samen vaak voor gepleit om het OS-budget te verhogen. Ik neem aan dat u dit ook plaatst in het licht van de enorme afname van het OS-budget in algemene zin, zoals ik net ook al opbracht. Er is door de afgelopen kabinetten natuurlijk hard bezuinigd op het OS-budget. Ik ben ook heel erg benieuwd wat de heer Voordewind zelf van het aanbrengen van focus vindt. Ikzelf vind het wel goed dat we enige focus hebben. Het IOB-rapport komt daar ook mee. Ik zou van de heer Voordewind dus ook graag een wat duidelijker specificatie op focus willen hebben.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja, die bezuinigingen zijn er geweest, maar daarvoor waren wij niet verantwoordelijk, zeg ik er tegelijkertijd bij. Toen wij in het kabinet zaten, hebben we het budget juist vergroot. Toen ging het naar 0,8%. Dat kun je je bijna niet meer voorstellen, maar toen werd 0,8% besteed aan ontwikkelingssamenwerking. We zitten inmiddels op 0,53%. We hadden toen ook speciaal een fonds georganiseerd voor internationaal klimaatbeleid. De heer Bouali zegt: dan is het toch ook logisch dat er werd bezuinigd op de maatschappelijke organisaties? Maar dat is natuurlijk altijd een keuze. Als je een budget hebt — het ging toen van 5,5 miljard terug naar 4 miljard — dan is het alsnog een kwestie van keuze: waar ga je je geld aan besteden, en hoe krijg je het meeste terug voor je ene euro? We hebben onderling natuurlijk ook wel discussies gehad over de vraag welke thema's je nou moet kiezen. Ik vond het erg jammer dat onderwijs de afgelopen jaren is afgevallen. Dat hebben we gelukkig weer op de kaart kunnen zetten. Maar dan nog is het een keuze of je het geeft via de multilaterale kanalen, de bilaterale kanalen of het maatschappelijk middenveld. Ik hoor de minister in ieder geval zeggen dat ze het heel belangrijk vindt. Dan hoop ik dat we dat ook terugzien in de totale budgetten voor het beleidskader maatschappelijk middenveld.

De tweede vraag ging over de focus. Focus is altijd goed, maar je moet ook bedenken waar je de focus legt. In de partnerschappen hebben we in de breedte een focus aangelegd als het gaat om de landen, maar hier gaat het over de versterking van het maatschappelijk middenveld. Dat is lastig te definiëren. Dat gaat over lage-, midden- en hogere-inkomenslanden. U noemt zelf Midden-Amerika. Je kunt denken aan de BRIC-landen; daar valt India ook onder. Maar als er ergens een grote kloof is tussen arm en rijk of tussen kwetsbare groepen, dan is het wel in India. Het is dus heel lastig om dat met een schaartje te knippen. Het aantal partnerschappen wordt van 25 naar 20 teruggebracht. Het was al beperkt tot 25; nu moet het nog weer verder worden teruggebracht tot 20. Ik betreur het zeer als we op deze route doorgaan.

Dan de laatste vraag, over het budget. We komen net uit de begroting van Defensie. We zien de internationale bedreiging, maar dat heeft niet alleen maar te maken met wapens of met de inzet van het Defensieapparaat. De instabiliteit in de wereld heeft tegelijkertijd te maken met armoede en klimaatvluchtelingen. Ik hoop dus dat we zowel bij Defensie als ook hier bij Ontwikkelingssamenwerking — maar daar zijn we beide ook verantwoordelijk voor en daar doen we ons best voor — zelfs nog gedurende deze kabinetsperiode geld kunnen blijplussen voor ontwikkelingssamenwerking.

Meer informatie

« Terug