Bijdrage Carla Dik-Faber aan het AO Woningcorporaties/Evaluatie van de woningwet en het huurakkoord

donderdag 12 december 2019

Bijdrage Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met minister van Veldhoven-van der Meer voor Milieu en Wonen

Kamerstuknr. 32847

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. De ChristenUnie is blij met de meer dan 300 woningcorporaties in ons land, die samen verantwoordelijk zijn voor bijna 2,5 miljoen huurwoningen, waarvan veel voor mensen die op eigen kracht geen betaalbare woning kunnen vinden. Het is goed dat er woningcorporaties zijn die deze taak op zich nemen en blijven nemen, ook waar het gaat om de bouw van nieuwe woningen voor deze doelgroep en de herstructurering van kwetsbare wijken.

Daarnaast vervullen woningcorporaties met die vele woningen en hun maatschappelijke insteek een belangrijke aanjaagfunctie in de verduurzaming van de woningvoorraad. Niet voor niets wilde de ChristenUnie in haar verkiezingsprogramma al stoppen met de verhuurderheffing en de ruimte die dit oplevert juist gebruiken om stevige ambities te formuleren voor verduurzaming, herstructurering en nieuwbouw. We zijn dan ook blij dat het kabinet deze zomer weer een verdere stap in die richting heeft gezet, maar wat de ChristenUnie betreft moet deze overbodige heffing, die immers tijdelijk zou zijn, uiteindelijk helemaal van tafel.

Voorzitter. Mijn fractie heeft zorgen over de regeldruk voor woningcorporaties. Natuurlijk is het goed dat er toezicht plaatsvindt, om te kijken of geld goed wordt uitgegeven, en dat woningcorporaties daarover verantwoording afleggen, maar met de grote bouw- en verduurzamingsopgaven moeten we ons steeds blijven afvragen of de regels de samenleving ook nog wel dienen. Wil de minister daarom bij de evaluatie van de Woningwet ook dit perspectief voor ogen houden en vermindering van regeldruk als een van de uitgangspunten hanteren?

In dat licht noem ik weer de markttoets. De ChristenUnie snapt nog steeds niet welk belang hiermee gediend is. Laat ik een voorbeeld geven dat ik van de week hoorde. Een corporatie wil een complex bouwen van 40 woningen, waarvan er 14 middelduur zijn en 26 sociaal. Daar moet dan een markttoets overheen. Dat kost tijd en een verkenning kost ook geld, terwijl iedereen weet dat er geen private partij is die hier warm voor loopt. In dat soort gevallen is een marktverkenning toch niet nodig?

Een tweede regel waarvoor ik eerder aandacht heb gevraagd met schriftelijke vragen, samen met Eppo Bruins, is de nieuw ingevoerde oob-status voor grotere woningcorporaties. Ook weer zo'n parel. De ChristenUnie is zeer kritisch over de noodzaak van deze zeer zware accountantscheck, die over drie weken ingaat. Kan de minister toezeggen dat goed zal worden gemonitord wat de gevolgen zijn van deze toets voor woningcorporaties en in hoeverre uit de oob-toets blijkt dat deze daadwerkelijk nodig is? Wil ze ons hierover na het eerste jaar informeren?

Voorzitter. Gister was er het AO Bouwopgave, waar ik helaas niet bij kon zijn. Ik heb nog één punt in relatie tot woningcorporaties, want daar hebben we het vandaag over. Ik was behoorlijk geschrokken toen ik hoorde dat woningcorporaties maar net meer dan de helft van het aantal geplande woningen in 2018 hebben kunnen realiseren. De realisatiegraad is de afgelopen jaren ook flink aan het dalen. Natuurlijk begrijpt mijn fractie heel goed dat de verhuurderheffing daarin een belangrijke rol speelt. Ik noemde daarstraks ook al dat de verhuurderheffing wat ons betreft een einde kent. Zijn er ook andere oorzaken die hieraan ten grondslag liggen? Heeft de minister inzichtelijk welke gemeenten en corporaties het wel lukt? Zijn er eventueel kansen om successen uit te wisselen?

Ik wil het ook hebben over de bestaande woningen en de mensen die daarin wonen. Ik vind het belangrijk dat sociale huurwoningen ook echt sociaal blijven. Wij zijn daarom ontzettend blij dat het kabinet over is gegaan tot de invoering van een cap op de WOZ. Kan de minister ons hierover een update geven?

Als ik het heb over de bestaande sociale woningen en de mensen die daarin wonen, maak ik me zorgen over de huurstijgingen. Er zijn ontzettend weinig woningen met een lage sociale huur, en dan heb ik het over een bedrag tot €400. Die woningen worden ook bijna niet gebouwd, terwijl ze zo belangrijk zijn voor de mensen die nu in de opvang wonen, waar ook echt doorstroming nodig is. Is het niet een idee om hierover tot kwantitatieve afspraken te komen met woningcorporaties?

Mijn laatste punt: met de schaarste op de sociale woningmarkt vindt de ChristenUnie het van belang dat mensen die echt geen kant meer op kunnen, niet acht jaar hoeven te wachten voor ze in aanmerking komen voor een sociale huurwoning. Ik vind het dan ook voorstelbaar dat het kabinet kijkt naar een differentiatie in de inkomensgrens en naar type huishouden. Kan de minister uitleggen waarom er zo veel waarde wordt gehecht aan het gelijk houden van de doelgroep? Ik ben bezorgd over wat dat betekent voor eenpersoonshuishoudens die al jaren ingeschreven staan voor een huurwoning of waarvoor particuliere verhuurders te hoge inkomenseisen stellen. De wet komt nog naar de Kamer en dan gaan we er nog uitgebreid over debatteren, maar ik denk graag met de minister mee over hoe we deze groep niet uit het oog verliezen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel.

Meer informatie

« Terug

Archief > 2019 > december