Bijdrage Eppo Bruins aan het notaoverleg Strategische agenda hoger onderwijs

maandag 10 februari 2020

Bijdrage Eppo Bruins aan een notaoverleg met minister van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kamerstuknr. 31288

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Hoe moet ons onderwijsstelsel er in 2030 uitzien? Het ontbreekt in de agenda van de minister aan scherpe keuzes. Daarom noem ik noodgedwongen in vijf minuten een aantal essentiële kernpunten voor mijn fractie. Eerst de analyse van vijf punten.

1. Er heerst een cultuur van "hoe hoger, hoe beter", alsof het pas goed genoeg is als je een universitaire master hebt behaald. Dit zorgt voor grote druk en gejaagdheid. De heer Van der Molen noemde het al. Intussen dreigt het beroepsonderwijs het ondergeschoven kindje te worden. We raken overqualified but underskilled.

2. De universiteiten groeien ongewild uit hun jasje. Bij het hbo dreigt ongewild juist krimp. Dat maakt het systeem inefficiënt. En het onderscheid tussen hbo en wo is te vaag.

3. Het aantal internationale studenten blijft stijgen, ook daar waar we al te volle collegezalen hebben. Door de bekostiging per student is er een prikkel tot concurrentie en het binnenharken van zo veel mogelijk studenten.

4. Een universitair diploma in een brede, sociale opleiding is eigenlijk niet meer onderscheidend. Veel studenten hebben daardoor te kampen met prestatiedruk en onzekerheid. Daar komt voor sommigen de onzekerheid rond het leenstelsel nog bij.

5. Door de toegenomen studentenaantallen is de werkdruk voor personeel aan de universiteiten enorm. Veel colleges in de alfa- en gammastudies worden gegeven door nota bene promovendi die nauwelijks de collegebanken zijn ontgroeid. Is dát het inspirerend hoger onderwijs dat wij voor ogen hebben?

Kortom, er is nogal wat aan de hand in ons hoger onderwijs, of eigenlijk in onze samenleving. Ik denk dat de voornaamste reden voor dit alles is dat we te veel focussen op "hoe hoger, hoe beter". Laten we wijzen op het belang van vaardigheden, vakmanschap, specialisatie, praktijkervaring, vakkennis en op de rust en zekerheid die het geeft als je weet dat je met al die kennis en vaardigheden terechtkomt in een samenleving die met smart op je zit te wachten.

Ik pleit daarom vandaag bewust voor: niet steeds meer, steeds academischer. Want in de strategische agenda van de minister klinkt toch weer de ambitie door voor meer en meer hoger opgeleiden. Maar we kunnen gewoonweg niet zonder vakmensen op de werkvloer, zonder handen aan het bed of zonder leraar voor de klas. Tot zover de analyse.

Wat moet er gebeuren om ons land klaar te maken voor de toekomst? Ik denk aan de volgende drie punten.

1. We moeten investeren in de kwaliteit van het beroepsonderwijs. Ik pleit voor één doorlopende beroepsgerichte route van vmbo tot hbo, als volwaardig en aantrekkelijk perspectief voor studenten en hun ouders, maatschappelijk gelijkwaardig aan de academische leerroute. Het hbo moet weer gezien worden als de hoogst mogelijke beroepsopleiding, zoals de Fachhochschule in Duitsland. Hogescholen moeten niet de universiteit willen imiteren. Er is juist een helder onderscheid nodig tussen hbo en wo. Daarom vraag ik de minister: moet het hbo niet uit de Wet op het hoger onderwijs gehaald worden en moeten we in 2030 niet een integrale Wet op het beroepsonderwijs hebben? Staat de minister open voor meer bbl-achtige trajecten in het hbo, zodat studenten ook echt in de praktijk kunnen leren?

2. We moeten meer durven sturen op de instroom in het onderwijs. We moeten niet schuwen om numeri fixi te zetten op opleidingen die te groot dreigen te worden.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Natuurlijk moet ons onderwijs toegankelijk zijn en moet de kansengelijkheid geborgd zijn, maar we helpen jongeren niet als we alle poorten maar openzetten. Doe dat onze kinderen toch niet aan. Het zorgt voor prestatiedruk en stress. Als iedereen naar de universiteit gaat, wordt het steeds moeilijker om je te onderscheiden en heb je steeds minder perspectief. Zorg voor goede begeleiding zodat jongeren echt op hun plek komen en hun talent kunnen ontplooien. Dan geef je jongeren pas echt kansen. Het moet makkelijker zijn om snel te switchen tussen hbo en universiteit, en laten we het bij een overgang van universiteit naar hbo dan alsjeblieft niet meer hebben over "afstromen", maar over "op je plek komen".

3. We moeten op weg naar een persoonlijk ontwikkelbudget voor elke Nederlander. Dit idee van individuele leerrechten heb ik in 2016 al geopperd. We zien het terug in het rapport van de commissie-Borstlap. De minister noemt het vooral "complex", maar ik wil meer visie. Hoe gaan de bekostigde en de niet-bekostigde instellingen hieraan bijdragen? Ik zie een belangrijke rol weggelegd voor het mbo en het hbo, maar het hbo is hier niet klaar voor. Vanuit deze visie kan het hbo nog veel leren van het mbo. Moet er niet een SBB-achtige overlegstructuur tussen hogescholen en het bedrijfsleven komen, zo vraag ik de minister. Voor het hbo zou in het leven lang ontwikkelen namelijk weleens de sleutel kunnen liggen om krimp en een gebrek aan relevantie te voorkomen, en niet in het imiteren van de internationalisering aan de universiteiten.

Afrondend, voorzitter. De gemene deler in mijn betoog is dat we relevantie en rust in ons onderwijsstelsel terug moeten brengen. Dat zorgt voor zekerheid en balans voor studenten die nu gek worden van de prestatiedruk en competitie en die niet weten wat hun academische diploma waard is, dat zorgt voor rust voor medewerkers van de universiteiten die nu bezwijken onder de werkdruk, en dat zorgt voor waardering, zekerheid en stabiliteit voor beroepskrachten op alle onderwijsniveaus. We hebben iedereen hard nodig in ons land. Laten we er dan ook voor zorgen dat iedereen zijn talent optimaal kan ontplooien, niet door de bevolkingen te tweeëndelen in geschikt of ongeschikt voor de universiteit, maar door te erkennen dat we een land willen waar studeren weer de mooiste tijd van je leven is, omdat je mag bouwen aan het hoogst haalbare dat je hart je ingeeft.

Tot zover.

Meer informatie

« Terug