Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van aanvullende maatregelen voor het internationaal personenverkeer

woensdag 28 april 2021 00:00

Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van aanvullende maatregelen voor het internationaal personenverkeer in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19

Bijdrage Mirjam Bikker aan een wetgevingsoverleg met minister De Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat

Kamerstuknr. 35808

 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. Al een jaar lang, zij het met een pauze in de zomer, is het niet mogelijk en zeker niet gepast om internationaal te reizen. Maar toch gebeurt het nog behoorlijk vaak. Het verzoek om vervolgens in quarantaine te blijven, blijkt vrijblijvend te worden opgevat. Dat moet anders, simpelweg omdat er nog te veel brandhaarden in de wereld zijn en het coronavirus opnieuw aanwakkert als de quarantaine-adviezen niet worden opgevolgd, waarna het weer kan rondrazen en mensen die kwetsbaar zijn opnieuw in gevaar brengt. Ook treden er telkens weer mutaties op.

De fractie van de ChristenUnie begrijpt dus dat het kabinet zegt: we moeten een stap zetten, want een advies is onvoldoende. Dan heeft een wetsvoorstel als dit een normerende werking. Bij binnenkomst uit een hoogrisicogebied overtreed je een wettelijke norm als je niet in quarantaine gaat en breng je daarmee anderen in gevaar. Daar moeten mensen zich rekenschap van geven. Die hoofdgedachte in het wetsvoorstel kan mijn fractie steunen. Tegelijkertijd heeft mijn fractie toch ook wel een aantal vragen en kanttekeningen. Dat ziet op de effectiviteit, de proportionaliteit en de handhaafbaarheid van het wetsvoorstel en ook nog op het onvermogen van sommige mensen om in quarantaine te kunnen blijven.

Allereerst de effectiviteit. Hebben de ministers nu goed inzicht in de reden waarom het quarantaine-advies tot nu toe zo slecht is opgevolgd? En als dat inzicht er voldoende is, hoe is dit inzicht dan gebruikt bij het bevorderen van beter gedrag dan het gedrag dat we tot nu toe zien? Hoe wordt voorkomen dat met dit wetsvoorstel mensen vervolgens de quarantaine voor lief nemen, terwijl de norm eronder is: alsjeblieft, ga nu even niet naar het buitenland totdat de pandemie is uitgeraasd. Laten we toch ook met elkaar blijven uitdragen dat internationaal verkeer hoogst ongebruikelijk moet zijn en alleen in noodzakelijke gevallen moet plaatsvinden tot we in betere omstandigheden zijn. Hoe gaat de regering dat bevorderen, vraag ik aan deze ministers. Dit wetsvoorstel regelt de wettelijke quarantaineplicht voor zeerhogerisicolanden. Voor hogerisicolanden geldt een ander regime. Maar het gevaar is dat dat nu minder bekend en ook minder beleefd wordt omdat we alleen nog maar op zeer hoog risico en wettelijke quarantaineplicht focussen. Wat gaat de minister doen om in beide gevallen de naleving te bevorderen? En wat betekent dat bijvoorbeeld als we vooruitkijken naar de zomerperiode? Op welk moment geven de regering en deze ministers daarin ook goede communicatie en goede voorlichting aan al die Nederlanders die heel graag vakantieplannen maken en daar heel veel zin in hebben, maar die ook gewoon moeten weten hoe we dat gaan doen? Wat is de route die u daarbij voor ogen hebt? Graag helderheid op dat punt, omdat ik en mijn fractie denken dat dit de effectiviteit van dit wetsvoorstel kan bevorderen.

Voorzitter. Dan de proportionaliteit. Er is al het nodige gezegd door collega's. Daar waar ik het daar echt niet mee eens was, heb ik dat volgens mij laten merken. De Raad van State benoemt een aantal dingen waar ik op in zou willen gaan. Eén daarvan is dat categorieën die een uitzondering behoeven, dus mensen voor wie de quarantaineplicht niet zou moeten gelden en die nu al bekend zijn, in de wet moeten staan en niet in een ministeriële regeling. Juist daarom heeft mijn fractie zorgvuldig naar de huidige lijst van uitzonderingsgronden gekeken. De ChristenUniefractie vindt het erg belangrijk dat deze wet niet tot schrijnende situaties leidt die we hadden kunnen voorkomen. Er zijn onomkeerbare momenten in het leven waarop je niet alleen moet zijn. Als een kind geboren wordt, moet de vader daarbij kunnen zijn. Als een vader of moeder stervende is, moeten kinderen afscheid kunnen nemen. Het gaat om zulke situaties. We hebben dit voorgelegd. In de schriftelijke beantwoording van onze vraag of hier geen uitzondering passend zou zijn, gaf de minister aan dit op te nemen in de ministeriële regeling. Dank in elk geval voor het toevoegen, maar gezien dat advies van de Raad van State zou de ChristenUniefractie deze grond van ontheffing graag in de wettekst zien. Ook als de pandemie verergert, vindt de ChristenUnie het passend om deze mensen nog steeds ontheffing te geven van zo'n quarantaineplicht. Daarom past dit beter in een wettekst dan in een regeling. Ik heb daarom een amendement ingediend om in deze situaties een ontheffing te verlenen. Dat amendement wordt inmiddels ook ondersteund door de leden Paternotte en Kuiken.

In totaal geven het wetsvoorstel en de conceptregeling dus een enorme lijst aan categorieën waarvoor een ontheffing geldt. Dat is terecht. Bovendien kunnen via een ministeriële regeling nieuwe groepen worden toegevoegd. Maar hierbij heeft mijn fractie toch een zorg. Zijn er niet toch nog steeds onvoorziene situaties in individuele gevallen denkbaar waar snel handelen noodzakelijk is? Ik noem een enkele casus waarin heel duidelijk is dat dit echt disproportioneel uitpakt. De wet biedt nu een mogelijkheid voor de gezaghebber in Caribisch Nederland om een uitzondering te maken. Ik heb een amendement ingediend, inmiddels samen met mevrouw Kuiken, om zulk maatwerk, zo'n uiterstenoodontheffing, ook in Nederland mogelijk te maken voor een evident uitzonderlijke situatie waarin het opleggen van de quarantaineplicht echt buiten proportie gevolgen heeft en snelheid geboden is. Dan is de burgemeester het meest nabije bevoegd gezag. De burgemeester kent de lokale omstandigheden bovendien het beste om die beslissing te nemen.

Daarbij heb ik wel een aanvullende vraag aan de minister, want in de huidige wettekst lees ik dat voor de gezaghebber in Caribisch Nederland die bevoegdheid voorlopig eigenlijk nog niet van kracht is. Er staat dat er een bevoegdheid verleend kán worden. Dat zou bij ministeriële regeling moeten gebeuren. In de nu voorgelegde ministeriële regeling krijgt de gezaghebber in Caribisch Nederland deze bevoegdheid nog niet. Ik zou de minister willen vragen wanneer hij die dan wel krijgt. Van welke voorwaarden is dat afhankelijk? En wanneer zou de minister die bevoegdheid dan weer intrekken? Dus wanneer wordt dit nou wel of niet toegevoegd aan die regeling en waarom is dat niet nu al gebeurd? Ik kan u daarbij zeggen dat mijn fractie overweegt om de wet op dit punt toch alsnog te wijzigen, die kan-bepaling te schrappen en de bevoegdheid gewoon toe te kennen, juist om recht te doen aan dat punt van die proportionaliteit.

Voorzitter. Ik kom bij de handhaafbaarheid.

De voorzitter:
Mevrouw Bikker, meneer Kwint heeft een vraag.

De heer Kwint (SP):
Ja, een korte vraag, denk ik. Het gaat over het amendement dat mevrouw Bikker heeft ingediend. Ik kan met een deel, zelfs een fors deel, van de redenering meegaan om die bevoegdheid bij burgemeesters te beleggen, maar we hebben onder andere gezien dat juist op het punt van de boetes besloten is om de bevoegdheid niet helemaal bij het lokaal gezag neer te leggen om te voorkomen dat willekeur in de hand gewerkt wordt. Ook met dat argument kan ik een eind meegaan. De vraag is hoe de ChristenUnie dat argument, namelijk de vraag of er willekeur ontstaat … Ik noem maar wat: als ik om onverhoopte redenen met mijn vader op stedentrip ga, is het dan niet gek dat hij ontheffing krijgt van de burgemeester voor zijn quarantaine en ik niet, of andersom? Ziet mevrouw Bikker dat risico? Ik wil hier trouwens voor de notulen wel gezegd hebben dat ik niet zulke plannen heb en dat ik dat anders wel eerst met mijn vader zou overleggen. Het gaat even om het voorbeeld.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik durf zelfs te denken dat de vader van de heer Kwint dat voornemen nu niet heeft. Maar dat is precies het punt. Ik wil niet dat een burgemeester zomaar een ontheffing kan verlenen omdat iemand zegt dat zijn linkerteen zeer doet en dat hij daarom per se bij zijn moeder moet zitten. Nee, natuurlijk niet. Het gaat echt om evident uitzonderlijke omstandigheden. Het staat al heel mooi in de wet. Stel dat het een groep is. Er zijn heel veel mensen die op stedentrip willen. Dan kan de minister prima de afweging maken of dit noodzakelijk genoeg is om daarvoor een uitzondering te maken. Wij weten allebei het antwoord: dat zal nee zijn. Het ziet echt op die ene schrijnende situatie die niet in een regeling te vervatten is, omdat het wetboek dan onleesbaar zou worden. Dan kan de minister zeggen: oké, op dit moment heb ik de mogelijkheid om die ontheffing te verlenen. Maar het is heel duidelijk echt heel uitzonderlijk, ook om te voorkomen dat iedereen toch even bij de burgemeester gaat proberen om van zijn quarantaine af te komen. Nee, no way.

De voorzitter:
Mevrouw Palland heeft ook een vraag.

Mevrouw Palland (CDA):
Eigenlijk een beetje op ditzelfde punt. Ik heb de amendementen ook gezien. Het klinkt eigenlijk heel wenselijk om maatwerk te kunnen verlenen, maar ik vraag me af hoe dit zich verhoudt tot de verzoekschriftprocedure. Je kunt als individu natuurlijk zeggen dat je die quarantaineplicht niet wilt en dat die in jouw situatie inderdaad disproportioneel is. Dan kun je dat ook aan de rechter voorleggen, in een heel korte tijd. Verhouden die zaken zich tot elkaar?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Als het goed is … Kijk, je bent onderweg naar Nederland. Terwijl je onderweg bent, kan je dit dus al voorleggen aan de burgemeester. De verzoekschriftprocedure geldt volgens mij — maar ik laat me graag nader toelichten — als je al in die quarantaineplicht zit. Op dat moment kan je nog naar de rechter gaan om dat aan te vechten. Maar de rechter heeft dit te beoordelen op grond van de wet die er ligt. Biedt de wet dan uitkomsten voor die individuele schrijnende casus? Ik vraag het me af, want in de beantwoording wordt gezegd: de burgemeester kan natuurlijk afwegen waarop hij wel of niet laat handhaven. Dat vind ik een beetje een schimmig gebied. Ik vind dat het van tevoren helder moet zijn. Stel dat er echt iets is wat we op dit moment niet kunnen voorzien, maar wat wel disproportioneel is. Het zal een enkel geval zijn, misschien een handvol, als we vanaf nu tot november, of tot 1 juli, dit wetsvoorstel in werking hebben. Het gaat om die situaties. De rechter moet aan de hand van de wet oordelen. Mij lijkt het dat die te weinig ruimte biedt voor dat ene geval. Natuurlijk, als alles er al in zit, waarom zouden we dan een aanvulling doen? Maar ik heb het niet kunnen vinden, en de Raad van State ook niet. Anders had die dat ook wel gezegd.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik was bij de handhaafbaarheid. Daar is al het nodige over gezegd. Ik stel de aanvullende vragen. De gemeentes hebben aangegeven dat handhaven voor hen ingewikkeld wordt. Vervolgens heeft de minister gezegd: we komen met mobiele regionale teams. Mooi, maar wie gaan die bemensen? Hoe wordt de werving gedaan? Is het ook daadwerkelijk op korte termijn te regelen dat hierin deskundige mankracht, menskracht, aanwezig is? Is dat nog voorwaardelijk voor het in werking treden van deze wet?

De handhaving van deze wet is namelijk wel complex. De Raad van State wijst er terecht op dat controle aan de grens met België en Duitsland voor autoverkeer niet structureel kan zijn. Ook selectief bellen om te controleren of iemand in quarantaine is, biedt veel ruimte voor burgers die dit wat minder nauw nemen. Hoe gaat de regering bijhouden of die handhaving effectief is, of die voldoende uitwerkt wat men beoogt en of die niet een overdreven inspanning aan de andere kant oplevert voor het effect dat je ermee wilt sorteren? Dus wanneer is de wet in de ogen van de minister voldoende effectief, ook als het gaat om handhaafbaarheid? Hoe voorkomt de regering daarbij willekeur? Dat is een woord dat vandaag eerder heeft geklonken.

Voorzitter. De andere vragen over handhaving zijn gesteld, behalve die over het vliegverbod. In de afgelopen week hebben verschillende fracties al benoemd dat het verstandig zou zijn om een vliegverbod vanuit India in te stellen. Het antwoord van de minister tijdens het debat was eerlijk gezegd zeer procedureel en stelde niet helemaal gerust, maar inmiddels is er wel een vliegverbod. Is de Nederlandse procedure niet gewoon te traag? Is de minister bereid die te verbeteren? De toelichting bij dit wetsvoorstel spreekt helder uit dat invoering ook betekent dat vliegverboden niet meer nodig zijn. Is dat niet grenzeloos optimistisch als nog onduidelijk is of de naleving verbeterd wordt? Zou de minister niet eerst willen wachten tot de handhaving en naleving van de quarantaineplicht inderdaad op orde is, voordat we het instrument vliegverbod in de diepvrieskast zetten?

Voorzitter. Ik kom bij mijn vierde punt. Dat ziet op het niet thuis in quarantaine kunnen blijven. Er zijn namelijk situaties denkbaar waarin de quarantaineplicht onmogelijk te houden is voor betrokkenen. Denk aan een onveilige thuissituatie. Dan moet je weg kunnen. Ik dank de minister voor de bevestiging dat dit onder een noodsituatie valt die als uitzonderingsgrond geldt. Maar zijn deze mensen dan op zichzelf aangewezen om een andere verblijfplaats te zoeken of worden ze hierin ondersteund? Wat als ze geen alternatief hebben? Zijn er dan voorzieningen aanwezig? Zijn die voldoende bekend bij hulpverlening? Wil de minister bevorderen dat dit echt al helemaal op orde is voordat de wet in werking treedt? Ook voor mensen die hier al wonen, maar geen vaste woon- of verblijfplaats hebben, zal op lokaal niveau een voorziening moeten worden getroffen. Denk aan dak- en thuislozen. Heeft de minister er zicht op of dit op orde is als het wetsvoorstel in werking treedt? Ik vraag dat ook ten aanzien van asielzoekers. Zou bij bijvoorbeeld scheepsbemanning en arbeidsmigranten niet juist de werkgever moeten worden aangesproken op goede huisvesting? Is een quarantainehotel waar mensen in elk geval terechtkunnen dan niet een betere voorziening? In de nota naar aanleiding van het verslag gaat de minister in op onze vragen hierover. Maar wie is nu aan zet als er geen vervangende mogelijkheden zijn of de werkgever zijn plicht niet nakomt? Ik zou hier graag een helder antwoord op krijgen.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. We hopen allemaal dat het einde van de hevige fase van de coronapandemie inmiddels wel in zicht raakt. Tegelijkertijd behandelen we in de komende weken weer nieuwe tijdelijke wetgeving. Het gaat om wetgeving die grondrechten raakt en vrijheden beperkt. Dat is in het belang van de volksgezondheid, de zorg en kwetsbare mensen. Maar het is wel ingrijpende wetgeving. Ik zou de minister willen vragen om daar op twee manieren uiting aan te geven. Het klinkt klein, maar het lijkt me toch goed om ook in de titels van dergelijke wetsvoorstellen het woord "tijdelijk" op te nemen en dat niet af te doen met de dooddoener dat dit toch onder de tijdelijke coronawet valt. Dat kunnen ingewijden als de minister wel bedenken, maar het moet voor de lezer hierbuiten uit de titel gewoon helder blijken. Daarnaast zou ik willen vragen om bij de eventuele verlenging van de coronawet op 1 juli voor elk van de afzonderlijke maatregelen te beargumenteren waarom deze nog doorgang moet vinden en op welk moment, helder afgebakend in de tijd of helder afgebakend met streefcijfers, deze beëindigd kan worden.

« Terug