Dutchbat-III

dinsdag 08 juni 2021 00:00

Bijdrage Don Ceder aan een commissiedebat met minister Bijleveld van Defensie

8 juni 2021

Kamerstuknr. 26122

 

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Het Nederlandse bataljon Dutchbat III maakte tussen januari en juli 1995 deel uit van de United Nations Protection Force in Bosnië-Herzegovina. Het is inmiddels meer dan 25 jaar geleden sinds de val van de enclave Srebrenica. Maar voor velen zijn de herinneringen nog springlevend en er zijn diepe sporen achtergelaten bij veel betrokkenen: bij de Dutchbat-veteranen, het thuisfront en zeker ook bij de nabestaanden. Onze fractie is blij dat er een onderzoeksrapport ligt waarin veteranen zich hebben kunnen uitspreken over hun behoefte aan zorg, erkenning en waardering. Ik heb voorafgaand aan dit debat een aantal veteranen, ook een Dutchbatter, gesproken. Je hoort en voelt dat dit nog steeds een ongelofelijk belangrijk en gevoelig punt is.

Het is belangrijk dat er verzoening en herstel plaatsvinden, op meerdere manieren. Twee derde van de Dutchbat III-veteranen heeft namelijk behoefte aan aanvullende initiatieven op het gebied van erkenning en waardering, blijkt uit een onderzoek. Hoewel het met de grote groep veteranen goed gaat, ervaart een kwart van de veteranen een groot aantal posttraumatische stressklachten. Een deel van de veteranen krijgt niet de hulp die ze zoeken, voegen ze eraan toe. Daarom ben ik ook blij met de aanbevelingen die er liggen en ik ben er misschien nog blijer mee dat de minister alle aanbevelingen overneemt.

Ik heb toch nog een aantal vragen over de aanbevelingen en over wat ik uit meerdere gesprekken heb gehaald. De aanbevelingen worden weliswaar overgenomen, maar ik mis nog een concrete uitwerking. Dat kan ook zijn omdat er misschien nog wat details uitgewerkt moeten worden, maar het onderwerp is zo belangrijk dat ik het wel belangrijk vind dat de politiek op de hoogte wordt gehouden. Daarom vraag ik de minister of ze ons als commissie op de hoogte wil houden, door een voortgangsbrief of een voortgangsrapportage. Het lijkt me wel belangrijk dat we echt kunnen meten en zien hoe er opvolging wordt gegeven aan deze aanbevelingen. Ik denk dat het belangrijk is dat we het nu ook goed doen.

In het kader van goed doen vraag ik me als ik de aanbevelingen lees toch af wat de rol van de Dutchbatters zelf is. Zij worden geconsulteerd, maar mogen zij ook in the lead zijn? Kan de minister beamen dat het meenemen van de Dutchbatters en hun een bepaalde verantwoordelijkheid geven in het proces op zich ook een vorm van waardering kan zijn? Ik denk dat dit belangrijk is, net als uitspreken dat de Dutchbatters in the lead zijn. Het is belangrijk dat dit gebeurt nu de programma's steeds meer vorm krijgen. Je zou daarbij kunnen denken aan het Veteraneninstituut maar ook aan de vorig jaar opgerichte Vereniging Dutchbat 3. Die zouden wat de invulling betreft kunnen helpen bij het vormgeven van bijvoorbeeld de terugkeerreizen. Ik hoop dat ik van de minister de toezegging kan krijgen dat zij niet alleen geconsulteerd worden maar ook echt betrokken kunnen zijn als het programma en de aanbevelingen worden uitgevoerd.

Ondanks de aanbevelingen maak ik me nog wel zorgen over de positie van het thuisfront en de toegang tot de zorg. Defensie heeft namelijk niet altijd een directe lijn met hen maar vaak wel met de veteranen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat ook het thuisfront de zorg krijgt die nodig is? Ik denk aan praktische zaken. Er wordt een brief aan de veteranen gestuurd. Dat heeft de minister bevestigd. Maar misschien kan daar een extra brief aan toegevoegd worden voor het thuisfront, waarbij aan de veteraan verzocht wordt om deze brief aan iemand van het thuisfront te overleggen. Erkent de minister dat het bereiken van het thuisfront ingewikkelder ligt dan het bereiken van de veteranen zelf? Kunnen we daarin ook een extra stap zetten?

Er zijn veel veteranen die zorg nodig hebben. Ik ben blij dat de minister hier ook extra op gaat inzetten. Er is ook een groep veteranen die ooit al zorg heeft gehad na de missie, maar teleurgesteld is geraakt door alle omstandigheden maar ook door hoe zij tijdens de zorg zijn behandeld. De schroom om dan nog zorg te zoeken, is groot. Is de minister van mening dat voor deze specifieke groep extra aandacht nodig is? Bent u bereid om goed te bekijken hoe we met deze specifieke groep moeten omgaan?

Voorzitter. Waardering komt in vele vormen en maten. Wat ik terug heb gekregen, is dat een belangrijke vorm van waardering voor veteranen ook in de vorm van decoreren zit. Juist op dit punt zijn er nog stappen te zetten, denk ik. Er is eerder over nagedacht. Er is ook een collectieve vorm van decoratie vormgegeven, maar ik merk uit het onderzoek en ook als ik Dutchbatters spreek dat er hier en daar behoefte is aan individuele decoratie, en dan niet specifiek voor Dutchbat III gemaakte decoraties, maar decoraties zoals die binnen het huidige defensiebestel gelden en die aan elke militair gegeven kunnen worden.

De voorzitter:
Kunt u afronden?

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik zou de minister willen vragen of zij kan bekijken of Dutchbatveteranen in het reguliere traject van decoratie kunnen komen. Is dit ook iets wat zij erkent als vorm van waardering?

Voorzitter. Ik heb nog één punt, een belangrijk punt, namelijk de uitkering van €5.000. Die is belangrijk en goed, maar we hebben bij de toeslagenaffaire gezien dat het ingewikkeld kan worden op het moment dat je geld overmaakt.

De voorzitter:
Wilt u het wel kort houden, meneer Ceder?

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja. Als je geld overmaakt, kan dat verdwijnen als iemand in de schuldsanering zit. Kunnen wij ervoor zorgen dat dat geld niet verdwijnt op het moment dat iemand in de schuldsanering of in een traject zit, zodat de veteraan er ook echt van kan genieten?

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

« Terug