Water

woensdag 09 juni 2021 00:00

Bijdrage Pieter Grinwis aan een commissiedebat met minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat en minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

9 juni 2021

Kamerstuknr. 27652

 

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. Het is mooi dat we dit debat met twee bewindspersonen voeren. Ik heb er alle vertrouwen in dat er tussen de twee aanwezige bewindspersonen vandaag minder verschil van inzicht is dan vorige week bij verkeersveiligheid. Toen waren er namelijk heel veel verschillende inzichten over wat nou herrie en wat muziek is en over voetbal.

Net als collega Boswijk kan ik zeggen dat ik van na de ramp ben. Het ging niet over Wilnis maar over de watersnoodramp. Ik kom uit een gebied waar de karakteristieke vraag is of je van voor of van na de ramp bent. Ik ben gelukkig van na de ramp, van ver daarna zelfs. Ik hoop dat iedereen dat in de toekomst kan blijven zeggen. Niet alleen in ons land, maar in de hele wereld. Dus ook in de Gangesdelta en niet alleen op Goeree-Overflakkee, waar ik vandaan kom. Dat is een belangrijke missie als het gaat om waterveiligheid.

Ik heb gelijk twee vragen. Ik ga er hink-stap-springend doorheen, want heel veel vraagstukken zijn al aan de orde gesteld, zoals over waterkwaliteit, pfas, droogte en grondwateronttrekkingen. Ik sluit mij daar kortheidshalve bij aan. Maar over waterveiligheid heb ik niet zoveel vragen gehoord.

De eerste vraag gaat over het Hoogwaterbeschermingsprogramma. In hoeverre loopt dat gevaar op vertraging door het stikstofprobleem? Welke impact heeft de stikstofcrisis op het Hoogwaterbeschermingsprogramma? Of is dat nu afdoende afgedekt?

Mijn tweede punt betreft de Afsluitdijk. We kregen daar op 28 mei een mooie brief over. Het Financieele Dagblad berichtte er ik meen vandaag of gisteren of in ieder geval heel recent ook over. Dan zie je weer een project dat met een innovatieve contractvorm is aanbesteed, in dit geval een DBFM. Op voorhand denk je dat het dan ook zo wordt verkocht. We leggen alle risico's bij de markt en dan blijkt het toch in één keer weer duurder. Wat vindt de minister hiervan? Zij zal ervan balen, maar hoe kan dat gebeuren bij zo'n innovatieve contractvorm? Welke lessen leren we hieruit? Zijn we niet een beetje klaar met deze contractvorm die aan de voorkant heel veel risico's bij de markt lijkt te leggen, maar waarbij het eind van het liedje is dat de markt niet gelukkig is, dat de belastingbetaler niet gelukkig is en dat volgens mij de minister niet gelukkig is? Alhoewel de Afsluitdijk uiteraard prachtig is en wordt. Wat gaan de minister en haar ambtenaren eraan doen om de areaaldata bij Rijkswaterstaat beter op orde te krijgen? Dat is immers een belangrijke oorzaak van het gedoe.

Dan ga ik naar "bouwen, bouwen, bouwen", zoals een collega van de VVD dat weleens pleegt te noemen. Ik heb daar dan heel veel discussies over. Maar ik voeg daaraan toe: en water. Welk woondebat ik in de campagnetijd ook voerde, met onder anderen collega Beckerman, vrijwel niemand bekommerde zich om waar te bouwen en hoe te bouwen, terwijl het klimaatvraagstuk levensgroot is en je een huis voor minstens 100 jaar en misschien wel 200 jaar bouwt. In de oude stadscentra kom je huizen tegen van 400 of 500 jaar oud. Gaan we nog extra huizen bouwen in diepe polders? Of gaan we ons in de toekomst vooral richten op bouwen in het Nederland ruim boven de zeespiegel? Is het huidige Bouwbesluit erop toegerust als we in de polders bouwen? Staat de meterkast straks bij nieuwbouw nog standaard op de begane grond of gaat die een verdieping omhoog? Gaan we eisen stellen zoals we die ook aan bouwen in diepe polders stellen, en aan buitendijks bouwen zoals in de voor de ministers welbekende oude havens van Rotterdam? Het gaat misschien wat ver om dezelfde buitendijkse eisen te stellen, maar toch. Hoe kijken zij ertegenaan? In hoeverre zitten zij op het vinkentouw bij collega Ollongren over het tot 2030 bijbouwen van 1 miljoen woningen? Het waterbelang en het belang van klimaatbestendig bouwen lijken daarbij een beetje ondergesneeuwd.

Voorzitter. Ik kom op de drinkwaterkwaliteit en de zogenaamde WACC-methodiek. Wat gaat de minister met haar bevoegdheid doen om de investeringscapaciteit bij drinkwaterbedrijven te vergroten? Er is een motie aangenomen van mijn voorganger Dik-Faber. Hoe gaat het daarmee verder?

Dan kom ik op medicijnen in drinkwater. Er zijn mooie voorbeelden van hoe de aanwezigheid daarvan kan worden teruggedrongen. De gemeente Asten heeft bijvoorbeeld afspraken gemaakt met artsen en apothekers. Die aanpak verdient eigenlijk opschaling. Er zou een afspraak gemaakt moeten worden met de zorgverzekeraars. Ik weet niet of deze minister of haar collega van VWS dat moet doen, maar mijn oproep aan het kabinet is om de zorgverzekeraars te prikkelen om het medicijngebruik en dus wat in het riool verdwijnt te verminderen.

Dan het bestuursakkoord of het waterakkoord. Ik had het het "bestuursakkoord" genoemd, maar "waterakkoord" klinkt eigenlijk mooier. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de vragen van collega Heerema.

Over de Afsluitdijk heb ik het gehad.

Dan het Waddengebied. Ik denk dat mijn tijd bijna op is. Heb ik nog een minuutje? Nee? Dan moet ik kiezen. De motie-De Groot/Dik-Faber vroeg om een jaarlijkse rapportage over de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en open landschap. Dat was het hoofddoel. De verzamelbrief die we kregen blijft wat vaag. Een meerjarige evaluatie wordt betrokken bij het uitvoeringsprogramma. Maar kunnen we nu een jaarlijkse rapportage met vorderingen en maatregelen verwachten over de voortgang met betrekking tot de hoofddoelstelling, of niet?

Ik kom op de geborgde zetels. De ChristenUnie is een groot fan van de functionele democratie en van de trits belang, betaling en zeggenschap. We staan niet te trappelen om het rapport-Boelhouwer te omarmen. Maar hoe denkt de minister over de tussenoplossing om de grootgrondbezitters landbouw en natuur ieder twee zetels te geven? Is dat iets om over na te denken of moeten we het terzijde leggen?

Als laatste punt had ik het erfgoeddeel, maar dat kan niet meer.

De voorzitter:
Nee, u bent al ruim over de tijd heen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het erfgoeddeel. Ik prijs het nog even aan. Tot zover.

De voorzitter:
U heeft een heel aantal vragen, dus de collega's geven u alle gelegenheid. Als eerste zag ik de heer Stoffer en er is een vraag van de heer De Groot. De heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):
Ik hoorde de heer Grinwis volgens mij iets zeggen over een erfgoeddeel. Wat bedoelde hij daarmee?

De voorzitter:
De heer Grinwis!

De heer Grinwis (ChristenUnie):
De ChristenUnie is een groot hoeder van ons nationale erfgoed en ik weet dat de partij van de heer Stoffer dat ook is, dus dat treft. Er zijn heel veel mooie projecten die bijdragen aan de vermindering van droogte en aan het herstel van bijvoorbeeld historische waterstructuren. Op dit moment lijkt het erfgoeddeel op een gegeven moment af te lopen. Kan dat deel worden verlengd, zo vraag ik de minister. Wat kunnen de ministers betekenen in het bevorderen van deze mooie projecten die bijdragen aan het tegengaan van verdroging én aan het bevorderen van klimaatbestendige inrichtingen én, ten derde, aan het behoud van cultureel erfgoed? Wat willen we nog meer? Dat was eigenlijk mijn vraag.

De heer Stoffer (SGP):
Helemaal helder.

« Terug