RD: "Islam debet aan botsing van culturen"

Abonnement 'CU Hoofdlid - laag' op 'Contributie Hoofdleden' voor 'Dool, A.J. van den [569140]'19-11-2008 18:20 19-11-2008 18:20

„Ons multiculturele drama is vooral een religieus probleem”, stelt Gert-Jan Segers, directeur van het wetenschappelijk bureau van de ChristenUnie. In de Utrechtse Jacobikerk gingen christenen en moslims maandagavond met elkaar in debat. De kerk is goed gevuld: een paar honderd christenen, een handjevol moslims en een stuk of tien, vijftien niet-gelovigen.

Aanleiding voor de bijeenkomst, georganiseerd door het Jacobidebat in samenwerking met de uitgeverijen Mozaïek en Medema, is de presentatie van twee boeken.

In de roman ”Twee broers en een meisje met geel haar” verwerkt Gert-Jan Segers zijn ervaringen als westerling in Egypte. Zijn conclusie: „Het relatief open karakter van Egypte is veranderd, mensen zijn steeds minder vrij in hun denken, spreken en geloven. Wat overblijft is een bittere, boze, gefrustreerde Arabische wereld die niet in staat lijkt om in vrede te leven met zichzelf en de rest van de wereld. Ik geloof dat de islam daar mede debet aan is.”

Van het tweede boek, ”Jezus en/of Mohammed” van de Egyptische wetenschapper en bekeerling Mark Gabriel, is de auteur niet aanwezig. Hij leeft onder een schuilnaam om zijn familie in Egypte te beschermen. Volgens zijn uitgever geeft het boek „een schokkend relaas” van zijn leven, maar wil het vooral de verschillen tussen christendom en islam analyseren. „Jezus en Mohammed zijn uiteindelijk niet met elkaar te vergelijken.”

De gespreksleider van de avond, presentator Tijs van den Brink, dringt snel door tot de wat inconsequente opvattingen van het publiek. Een grote meerderheid ervaart de islam in Nederland als „geen verrijking” of zelfs „een bedreiging”, maar tegelijkertijd heeft bijna niemand „er last van.” Dat tekent de sfeer: mensen willen aardig zijn en ruimte bieden, maar voelen toch ook hun eigen opvattingen en levenswijze op het spel staan. Een echte theocraat had het debat wellicht kleurrijker gemaakt, nu blijft het wat steken bij „ruimte bieden aan andermans opvattingen”, „wijzen op de weg die Jezus ons wijst” en „teruggrijpen op de joods-christelijke wortels van onze cultuur.”

Vier mensen zijn aangeschoven voor het debat: behalve Gert-Jan Segers ook Nahed Selim (moslima, publiciste, afkomstig uit Egypte), Cees Rentier (directeur van Evangelie en Moslims) en Abderrahman Farsi (programmaleider van de Nederlandse Moslim Omroep). Selim begint met een heldere aanzet: „Het is jammer als wij slechts bij elkaar komen om beleefdheden uit te wisselen en tot van tevoren afgesproken conclusies te komen: dat we allemaal hetzelfde geloven en dat er geen wezenlijk verschil is tussen religies. Er zijn overeenkomsten, maar ook grote verschillen, en die mogen genoemd worden.”

Desondanks praten de vier gespreksgenoten af en toe behoorlijk langs elkaar heen. Het lukt bijvoorbeeld Farsi niet om de evangeliserende taal van Rentier te doorgronden, en andersom lukt het Rentier niet om de soms onlogische manier van redeneren van Farsi te volgen. Daar komt dan nog bij dat het gesprek van het integratiedebat naar de christenvervolging in Arabische landen schiet, van de bouw van moskeeën naar de fundamentele verschillen tussen Jezus en Mohammed, van de problemen met Marokkaanse jongeren naar de scheiding van kerk en staat.

Farsi heeft het moeilijk bij het verdedigen van de islam, maar aarzelt niet om het probleem aan de andere kant te leggen. Volgens hem is er onder moslims veel meer ruimte voor andersgelovigen dan het Westen denkt. „Hier is steeds discussie over moskeeën en oproepen tot gebed, terwijl christenen in het Midden-Oosten al eeuwenlang hun rechten hebben.” Hij vindt verder dat moslims door christenen minstens zo erg onderdrukt worden als andersom: kijk maar naar Amerika, hoe dat land zijn waarden aan de wereld opdringt. Bovendien worden de geweldsteksten uit de Koran vaak uit hun verband gerukt. We moeten niet kijken naar moslims, maar naar Mohammed, en daarbij onderscheid maken tussen Mohammed als profeet (die vrede predikte) en als staatsman (die soms oorlog moest voeren).

Het verleidt christenstudente Monique Samuel tot een felle reactie: „Het grootste probleem van moslims is hun gebrek aan zelfreflectie. We zeggen: We hebben het vroeger goed gedaan, maar het gaat nú niet goed en wat gaan we daar nú aan doen? We zeggen dat Mohammed een voorbeeld van tolerantie is als profeet, maar hij was een hard staatshoofd - welke Mohammed moet je dan volgen? We zeggen dat de islam goed is, maar ik kan niet trots zijn op de meeste moslims - kunnen we misschien iets aan ons imago doen?”

Farsi ziet het probleem niet zo, hij vindt dat de integratie het beste geholpen is als niet alleen allochtonen zich moeten aanpassen, maar ook autochtonen, zodat er een joods-christelijk-islamitische beschaving ontstaat. Maar Selim veegt daar de vloer mee aan. „De normen en waarden die in de praktijk een betere maatschappij hebben opgeleverd, mogen dominant zijn. Er moet ruimte zijn voor vrouwen, voor individuen, voor verschillen tussen mensen.”

Rentier: „Maar het debat tussen christendom en islam is niet hetzelfde als het integratiedebat. Ik vind onze westerse cultuur niet per se een afspiegeling van betere waarden, als ik kijk naar het individualisme, het hedonisme, en dat vergelijk met de aandacht voor gemeenschap en familie in veel moslimlanden.” Segers: „Er zijn aspecten van onze cultuur waar ook christenen grote moeite mee hebben. Onze status-quo valt niet samen met waar het christendom voor staat.”

« Terug

Nieuwsarchief > 2008

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari