RD: ChristenUnie van woord naar daad

kleinwoensdag 10 december 2008 17:00

Het Reformatorisch Dagblad staat in een groot verhaal in de zaterdagkrant stil bij de ontwikkeling van de ChristenUnie. Directeur Gert Jan Segers van het Wetenschappelijk Instituut stelt in het artikel dat de partij geen herkersteningsideaal meer heeft. „Je kunt van een christelijke politieke partij niet verwachten dat zij een uiterlijke herkerstening van de niet christelijke samenleving bewerkstelligt. Dan overvraag je de politiek.”

De ChristenUnie is veranderd. Niet radicaal, maar subtiel. Niet in theorie, wel in de praktijk. Een mini-CDA in de dop? „De lakmoesproef is ons volgende verkiezingsprogramma.”

De overheid is geroepen God publiek te eren, was het mantra van dr. A. J. Verbrugh, politiek leider van het GPV tussen 1977 en 1981. Ook RPF-politici bezigden soortgelijk taalgebruik. De Unieverklaring van de ChristenUnie -in 2000 ontstaan uit een fusie van GPV en RPF- rept er ook van: „God behoort ook door de overheid en in de samenleving gehoorzaamd en geëerd te worden.”

Op papier staat het er nog, in de praktijk ebt de notie weg. In 1999 nam het GPV er feitelijk al afstand van, in het boekje ”De burger in beeld” van toenmalig directeur Rienk Janssens van het Wetenschappelijk Instituut (WI) van die partij. Vorig jaar concludeerde Janssens: „De gedachte dat de overheid God publiek moet eren, die hoor ik nu niet meer.”

CU-minister Van Middelkoop -leerling van Verbrugh- noemt het „een kwestie van christelijke wijsheid” om in de ontkerstende samenleving van vandaag de dag terughoudend en minder expliciet te spreken over de roeping van de overheid om God publiek te eren.

Janssens laatste opvolger, Gert-Jan Segers van het WI van de ChristenUnie, noemt het politieke ideaal van destijds „echt iets van veertig jaar geleden. Dat zullen wij nu niet meer op die manier onder woorden brengen. Op dat punt heeft er echt een verandering plaatsgevonden.” Als reden voor die verandering wijst ook hij op de radicaal geseculariseerde maatschappij. „Vroeger kon je veel helderder uitleggen hoe je het verband legt tussen de Bijbel en de politieke werkelijkheid. Nu is dat veel moeilijker. Het ideaal is veel verder achter de horizon verdwenen.”

Oud-medewerker Cors Visser van het WI vraagt zich af of de overheid in deze postchristelijke samenleving God wel kán eren. „Dat is niet meer haalbaar. Wat mij betreft moeten we van die notie af. Noem het voortschrijdend inzicht.”

Houdt fractievoorzitter Slob, net als Verbrugh, het kabinet nog voor dat het God moet eren? „Op partijbijeenkomsten sluit ik mijn toespraken wel heel vaak af met te zeggen dat Hem alleen alle eer toekomt”, zegt Slob. „Daar draait het uiteindelijk om. Zonder dat doel zou ik als christen in de politiek niet kunnen functioneren. Dat besef zit diep in de partij, het bindt ons samen.”

Antiabortuspartij
Het voorbeeld van het spreken over Gods eer toont aan hoe de ChristenUnie transformeert. De uitgangspunten blijven hetzelfde, maar de toepassing verandert. „Politiek-programmatisch gezien is er nog steeds sprake van een grote mate van continuïteit tussen de CU en de partijen waaruit ze is ontstaan”, stelt oud-CU-senator (1999-2003) Van Bruchem, die inmiddels geen lid meer is van de partij. „Tegelijkertijd is er sprake van een toenemend pragmatisme, met als achtergrond een relativering van het Woord van God als norm voor het politieke handelen.” Deels heeft dat volgens hem te maken met verschuivende theologische opvattingen in de achterban -bijvoorbeeld over homoseksualiteit- en deels met de drang in de partij om „salonfähig” te willen zijn.

Slob weerspreekt dat laatste met kracht. „Als een oud-senator dat zegt, vraag ik me af of hij wel een idee heeft wat we in het huidige politieke en maatschappelijke klimaat over ons heen krijgen, juist omdat we regeringspartij zijn. Maar schimp en smaad weerhouden ons er niet van onverstoorbaar het CU-programma uit te dragen en naar vermogen uit te voeren.”

Dat de ChristenUnie is veranderd, al voordat de partij tot de coalitie toetrad, stond ook voor oud-CDA-Kamerlid Faber vast. Nadat hij de CU-kopstukken tijdens de formatie maandenlang van zeer nabij had gevolgd en over zijn bevindingen een boek schreef, stelde hij: „De partij is de Rubicon overgetrokken: van een getuigenispartij naar een partij die graag wil meeregeren.”

Anderen stellen dat bij de ChristenUnie gaandeweg het meer getuigende geluid heeft plaatsgemaakt voor de praktische opvatting dat medeverantwoordelijkheid dragen voor het landsbestuur op zich een christelijke daad is.

Van Middelkoop is een exponent van die verandering. Van parlementariër is hij minister geworden. Of, in zijn eigen woorden: „Van een politiek christen van het woord naar een politiek christen van de daad.” Toch ziet hij het niet als een grote overgang. „Wat ik nu doe, is totaal niet vreemd aan mijn levensovertuiging. Integendeel, die kan ik als minister van Defensie juist benutten.” Verbrugh, met zijn voorliefde voor internationale zaken, „zou het wel mooi gevonden hebben”, denkt hij.

Breder profiel
De ChristenUnie meet zich de laatste jaren een breder profiel aan, ziet Van Bruchem. „Vrij systematisch wordt getracht het beeld van de CU als antiabortuspartij te corrigeren. De ethische vraagstukken komen daardoor wat op de achtergrond.”

Partijleider Rouvoet stelde in 2001 nog dat de ChristenUnie „zich niet moet laten verleiden tot het sluiten van compromissen op het terrein van leven en dood.” „Dergelijke geluiden hoor ik tegenwoordig niet meer”, concludeert Van Bruchem. Sterker nog, vlak na de laatste Kamerverkiezingen verklaarde Rouvoet dat er „geen enkel terrein bestaat waar een compromis ondenkbaar is.”

Dat de ChristenUnie zich „weigert op te sluiten in medisch-ethische thema’s”, is volgens Slob geen nieuw inzicht dat dateert van vlak voor of tijdens de regeringsdeelname van de ChristenUnie. „Christelijke politiek is net zo breed als het leven zelf.” Net als Van Middelkoop verwijst ook hij naar de vroegere partijideoloog Verbrugh. In zijn ”Universeel en antirevolutionair” deel I, II en III „beschrijft hij het héle leven van die tijd. De boodschap van het evangelie is veel breder dan alleen de medisch-ethische thema’s.”

Dat hij niet precies hetzelfde opereert als Verbrugh in zijn tijd, betekent volgens Slob niet dat de ChristenUnie wezenlijk is verschoven. „Als ik zie met welke onderwerpen de christelijke politiek zich dertig jaar geleden bezighield en met welke vraagstukken wij anno 2008 worden geconfronteerd, dan zie je dat de tijd veranderd is. Christelijke politiek moet met de tijd meebewegen in die zin dat ze antwoord moet hebben op de vragen die zich nu voordoen.”

Zou Verbrugh zich herkennen in de ChristenUnie van nu? Van Middelkoop denkt van wel. „Hij zou ook naar de huidige partij een zekere basisloyaliteit hebben. Hij zou heel goed begrepen hebben wat de spanning is tussen deze CU en de omringende politieke cultuur na zo veel jaren paars beleid.”

Begrenzen
Regeringsdeelname drukt de CU met de neus op de feiten, stelt Segers. „Wij zijn dieper gaan beseffen hoe seculier de samenleving is en dat de ruimte om bij te sturen heel gering is. De inzet van een christelijke politieke partij heeft dan als vanzelf meer het karakter van remmen, afhouden, hier en daar begrenzen.”

Foute wetten terugdraaien is geen doel op zich meer, constateert Van Bruchem. De focus ligt op praktische zaken als vermindering van het aantal abortussen en euthanasieaanvragen door flankerend beleid. „Dat komt in elk geval qua toonzetting heel anders over dan eerdere principiële kritiek op wetgeving waarin de kernwaarden betreffende leven en dood terzijde worden geschoven.”

Voor afschaffing van de abortuswet, „ons ideaal”, is „volstrekt geen draagvlak”, memoreert Segers. „In deze omstandigheid is het ook christelijk om de vraag naar abortus in te dammen, zonder ons ideaal los te laten. Je laadt een heel grote verantwoordelijkheid op je als je dat zou nalaten.” Het woord ”terugdraaien” zit niet in ons vocabulaire”, vult Van Middelkoop aan. „Dat is ahistorisch en niet-realistisch.”

Partijleider Rouvoet verzekert keer op keer dat „de macht niet ten koste van onze principes gaat. De verankering van de partij is en blijft hetzelfde Woord van God.” Ondanks dat de partijvertegenwoordigers in het kabinet medeverantwoordelijk zijn voor alle bestaande wetgeving, blijven de uitgangspunten van de CU hetzelfde, stelt ook Slob. „Onze opvatting dat het ongeboren leven een geschenk van God is dat bescherming verdient, onze opvatting dat een mens niet het recht in eigen hand mag nemen om een einde te maken aan zijn leven, onze opvatting dat het huwelijk is voorbehouden aan een man en een vrouw, daar gaat geen gram van af.”

Of afschaffing van de abortuswet en de euthanasiewet weer klip-en-klaar in het volgende verkiezingsprogramma wordt opgenomen? „Ik kan daar niet op vooruitlopen. Bij het schrijven van de teksten houd je rekening met wat wij de komende vier jaar haalbaar achten, waar we steun voor denken te krijgen.”

Slob benadrukt overigens dat de situatie waarin de CU nu zit, niet totaal anders is dan de situatie voor haar regeringsdeelname. „In de oppositie verkondigden we niet alleen maar het ’zuivere’ geluid, maar sloten we ook compromissen.”

Lakmoesproef
Regeringsdeelname maakt van de ChristenUnie geen mini-CDA, verzekeren Slob en Segers. Het CDA, stellen ze, sluit compromissen en verdedigt vervolgens de status-quo. Dat gaat de ChristenUnie niet doen. „De lakmoesproef zal ons volgende verkiezingsprogramma zijn”, zegt Segers. „Als wij daarin zouden zeggen: We willen houden wat we hebben, bijvoorbeeld als het gaat over embryoselectie, dan kun je ons verwijten een soort mini-CDA te worden.”

Bij de discussie over embryoselectie heeft de ChristenUnie „open en eerlijk” gezegd dat het bereikte compromis „niet ons einddoel is”, voegt Slob daaraan toe. „Dat heb ik het CDA niet horen zeggen.”

Van Bruchem meent dat het voor een coalitiepartij die compromissen sluit inzake ethische kwesties „lastig is om vervolgens fundamentele kritiek uit te oefenen op de achterliggende ideologie. Je hebt al snel de neiging het compromis als iets goeds te gaan verdedigen.” Regeren, concludeert hij, „zou het heldere getuigenis waar RPF-leider Leerling vroeger over sprak, wel eens in de weg kunnen staan.”

Dat de ChristenUnie mogelijk verflauwt als getuigenispartij zou dan boven op een andere verandering komen die hij constateert. Dat is de openstelling van de partij voor rooms-katholieken. „Daarmee heeft de CU -het fusieproduct van een reformatorische en een gereformeerde partij- de grens tussen een protestants-christelijke partij en een algemeen christelijke partij overschreden.”

Geen blauwdruk, wel idealen
Een blauwdruk van het ideale Nederland heeft de ChristenUnie niet, stelt CU minister Van Middelkoop. „Christelijke politiek is principieel antiutopisch. Er is niet iets als een ideaalbeeld. Levensgevaarlijk. Het communisme en het fascisme hadden een ideaalbeeld.”

De gebrokenheid van de wereld leert christenpolitici dat we „hier ver buiten Utopia blijven.” Alle politiek is „stukwerk”, aldus de bewindsman. Voor een christenpoliticus moet het niet vreemd zijn af en toe een stapje terug te doen. „Niet uit overtuiging, maar omdat je daartoe gedwongen wordt. In Nederland zijn in de afgelopen veertig jaar behoorlijke stappen terug gedaan, principieel gezien.”

Geen blauwdruk, maar de ChristenUnie heeft wel idealen. Fractievoorzitter Slob: „Wij willen heel graag dat Bijbelse waarden en normen hun doorwerking krijgen in het bestuur van Nederland. Daar werken we aan, steeds voor vier jaar vooruit.”

De perfecte samenleving zal hier op aarde nooit worden bereikt, weet Slob. „Mijn perspectief is dat er straks een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen, waar alles volmaakt is. Wij kunnen zelfs geen begin van die volmaaktheid creëren. Maar in de weg daar naartoe mogen wij in die verwachting wel bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen, om beleid te maken dat recht doet aan het perspectief.”

Directeur Gert Jan Segers van het Wetenschappelijk Instituut van de partij stelt dat de ChristenUnie geen herkersteningsideaal meer heeft. „Je kunt van een christelijke politieke partij niet verwachten dat zij een uiterlijke herkerstening van de niet christelijke samenleving bewerkstelligt. Dan overvraag je de politiek.”
Van het idee „dat wij ons inzetten voor het Koninkrijk van God, dat ergens in deze werkelijkheid ontstaat”, kan de ChristenUnie „maar beter afstand nemen.” Gods Koninkrijk zal van boven neerdalen. „Dat kunnen wij mensen nooit bewerkstelligen.” Politici „moeten wel het goede voor ons land zoeken, en wat goed is weten we alleen in het licht van Gods Woord.”

De Unieverklaring van de partij stelt dat het welzijn van de samenleving gediend is met een overheid die Gods geboden in praktijk brengt. In het Kernprogramma wordt dat nader uitgewerkt: de overheid moet het (ongeboren) leven beschermen, de goede zeden bevorderen, de zondagsrust handhaven, openbare godslastering met kracht tegengaan, verslaving bestrijden en zorgen voor een goede gezondheidszorg.

Bron: Reformatorisch Dagblad, 5 december 2008

« Terug

Nieuwsarchief > 2008

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari