Bijdrage Joël Voordewind tijdens spoeddebat persverklaring Minister van Middelkoop

donderdag 22 januari 2009

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Wat ons betreft, gaat dit debat niet over de discussie over het al dan niet autoriseren van een krantenartikel. Op dit punt heeft de minister de vorige week een fout van zijn ministerie, uiteraard onder zijn eigen verantwoordelijkheid, toegegeven. Hij heeft dat dezelfde avond ook rechtgezet. De informatie in de brief kleurt het een en ander nog eens in en daarmee is voor ons de kous af. Wat ons betreft, gaat het over de inhoud. Dat is nodig in een tijd, waarin onze aandacht en steun uit moeten gaan naar onze militairen en de huidige missie, de strijd onder andere in de Baluchi Vallei, ook gezien de eventuele impact van de uitspraken van de Secretaris-Generaal van de NAVO de regering van Karzai, na zijn verwijten over corruptie. Maar daarover komen wij bij een volgend debat te spreken.

 

De heer Pechtold (D66): Zei de heer Voordewind nu dat het een fout van het ministerie was?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb gezegd dat het onder verantwoordelijkheid van de minister is gebeurd. De minister is verantwoordelijk, maar hij was niet op de hoogte van een geautoriseerd artikel in de Telegraaf.

 

De heer Pechtold (D66): Ik vind het zeker uit de mond van de heer Voordewind niet zo verstandig om hier de suggestie te wekken, dat niet in de eerste plaats de minister verantwoordelijk is. Wij snappen allemaal dat je 58.000 man niet aan een touwtje hebt, maar de heer Voordewind neemt de woorden "verantwoordelijkheid van het ministerie" en "niet geautoriseerd" in de mond. Wij hebben inmiddels allemaal gehoord hoe het gebeurd is. Is iets geautoriseerd als er een paraafje bij staat? Dat is toch een Haagse werkelijkheid? Het was niet de afdeling voorlichting die het zei! De minister heeft het gezegd tegen een bevriend dagblad, terwijl er ook nog een chroniceur meeluisterde. De heer Voordewind zegt nu dus dat het een fout van het ministerie is als hij zich dat niet meer herinnert.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Wij hebben hier uitgebreide berichten in de media over gehad. Er zijn termen gevallen als zouden het leugens zijn van deze minister. Wij weten nu hoe het is gebeurd en dat de minister zelf dat artikel niet geautoriseerd heeft. Dat was een vraag aan deze minister en hij heeft toen naar eer en geweten gezegd dat hij het niet had geautoriseerd. Maar nogmaals: de minister is verantwoordelijk en dus is het onder zijn verantwoordelijkheid gebeurd.

 

De heer Pechtold (D66): Dit is wrijven in een vlek. Als een minister stoer met journalisten staat en uitroept dat Obama hem wel tien keer kan bellen, dan zou dat iets zijn wat geautoriseerd moet worden? Dan heeft hij dat gezegd. Het feit dat hij zich dat niet meer kan herinneren en het nu moet rechtzetten, is ernstig op zichzelf. Ik pas ervoor, dat de heer Voordewind dat vervolgens direct of indirect de organisatie in de schoenen schuift. Dat kan gewoon niet.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Daarmee gaat de heer Pechtold over op de inhoud en daar moet het ook om gaan in dit debat. De vraag was of de minister gezegd heeft dat wij weggaan uit Afghanistan. De minister heeft aangegeven dat hij dat niet gezegd heeft. Hij heeft dat ook herhaald en gezegd dat wij weggaan uit Uruzgan. De Taskforce Uruzgan stopt in 2010. Dat is een feitelijke herhaling van het kabinetsstandpunt dat in een eerdere brief en in eerdere debatten al aan de orde is geweest.

 

De heer Pechtold (D66): Voorzitter, voor de laatste keer want ik vind dit heel pijnlijk. Deze minister staat voor 58.000 man, niet alleen in het veld, maar ook voor degenen die nu al twee jaar proberen deze minister op de een of andere manier te redden in de pers. Om nu de eerste zin van de ChristenUnie te horen dat het een fout was van het ministerie onder verantwoordelijkheid van de minister, vind ik pijnlijk. Natuurlijk onder verantwoordelijkheid van de minister! Hij heeft het gezegd, hij heeft staan pochen en hij heeft gezegd "al belt die Obama me tien keer". Daar zat de fout en het zou de heer Voordewind sieren als hij dat gewoon erkent. Ik had het niet over liegen.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Mijnheer Pechtold, u probeert te stoken en de dingen te verdraaien. U moet zich aan de feiten houden. De vraag was toen of de minister het artikel had geautoriseerd. Hij heeft naar eer en geweten gezegd, dat hij het niet geautoriseerd had.

 

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. U kent me, ik zou niet willen stoken, maar ik wil de heer Voordewind toch even een citaat van de minister voorhouden. "Ik heb nooit een interview gegeven aan De Telegraaf. Of ik de uitspraken over Obama wel of niet heb gedaan, doet er niet toe. Ik heb ze nooit gedaan in de vorm van een interview, laat staan dat ik ze heb geautoriseerd."

            Dit is gezegd naar aanleiding van uitlatingen twee weken daarvoor, gezellig in een vliegtuig met twee journalisten. Kan de heer Voordewind mij nu met droge ogen vertellen dat het feit dat de minister hier dus duidelijk fout zit, de schuld is van die ambtenaren, die dus kennelijk iets niet geautoriseerd hebben? Maakt het überhaupt iets uit? Maakt het iets uit of wij wel of niet de kwalificatie "interview" moeten geven aan uitlatingen van de minister die zijn gedaan tijdens een gesprek met journalisten en of er überhaupt daarna nog een autorisatie moet komen? Ik hoor graag een helder en concreet antwoord.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. De vraag was toen: heeft u een interview gegeven aan De Telegraaf? De minister heeft daarop gezegd dat hij dat niet had gedaan. Vervolgens gaan wij hier natuurlijk bakkeleien over een vorm van een interview. Wanneer is er sprake van een interview: als je tegenover een mijnheer zit met wie je een afspraak heb gemaakt of als je iets in de wandelgangen zegt? Is alles nu een interview? Moet het debat nu hierover gaan? Zitten de mensen in het land nu hiernaar te kijken en betalen zij ons om te vragen of er nu wel of niet een interview is gegeven door deze minister? Het gaat er hier toch om of wij achter de mannen staan, of wij willen dat die missie slaagt en of wij een bijdrage kunnen leveren aan de situatie in Uruzgan, in Afghanistan? Ik hoop dat het daarover gaat. Daar wilde ik net mee beginnen.

 

De heer Brinkman (PVV): Precies! U slaat de spijker op zijn kop. Het gaat om de mannen. Zij zijn in dit geval dus niet schuldig aan de blunders van de minister. U behoort daar inderdaad voor te gaan staan door niet te zeggen dat de mensen op Defensie een fout hebben begaan onder verantwoordelijkheid van de minister. Dat vind ik laf.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb daar al het een en ander over gezegd. Ik heb ook richting mijn eigen minister gezegd dat ik de wijze waarop het is gegaan, niet handig vind. Maar ik heb tegelijkertijd gezegd dat ik mij zeer verbaas over bepaalde opstellingen in deze Kamer,  met name over de opstelling van de heer Brinkman die zeer kritisch was over deze missie. De minister is consequent geweest en heeft het standpunt van de regering herhaald. Op dat punt had ik in ieder geval de steun van de heer Brinkman richting de minister verwacht. Dan gaat het om de inhoud, en niet om het bakkeleien over de vraag of een autorisatie wel of niet heeft plaatsgevonden.

 

Mevrouw Verdonk (Verdonk): Ik ben het natuurlijk met de heer Voordewind eens dat de Kamer achter onze mannen moet staan. De hele Nederlandse bevolking moet achter onze mannen staan. Maar de eerste die achter zijn eigen mannen moet staan, is de minister van Defensie. Is de heer Voordewind het daarmee eens?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Uiteraard.

 

Mevrouw Verdonk (Verdonk): Is hij van mening dat dat in dit geval gebeurd is? De minister die zo'n uitlating doet! Het gaat om mensen die heel ver weg zitten, die zich in heel gevaarlijke situaties bevinden en die daarop vertrouwen. Heeft deze minister voor zijn mannen gestaan?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik ken deze minister als een zeer betrokken minister. Ik ken hem al langer dan vandaag. Hij is verschillende keren in Uruzgan geweest, ook met Kerst. Hij heeft zich de benen uit zijn lijf gelopen om meer geld te krijgen voor de vervanging van onderdelen die aan slijtage onderhevig zijn. Hij heeft er sowieso voor gezorgd dat er gedurende deze periode meer geld voor het defensieapparaat in het kabinet bij elkaar is gekregen. Er komt deze kabinetsperiode 500 mln. bij. Dat is de afgelopen vijftien jaar niet gebeurd. Ik zou willen dat die waarderende woorden ook gesproken worden over deze minister. Hij staat wel degelijk achter zijn mannen en hij probeert wel degelijk voldoende geld en materiaal voor deze mannen in een zeer gevaarlijke missie voor elkaar te krijgen.

 

Mevrouw Verdonk (Verdonk): Dat heeft de minister geprobeerd, maar dat is niet voldoende gelukt. Dat heeft hij ook zelf beaamd, want hij geeft zelf aan dat wij niet in staat zijn om nog een keer op een grote missie te gaan, omdat er sprake is van slijtend materieel en omdat er veel te veel vacatures zijn. Al belt Obama tien keer! Met die uitspraak wekt hij een bepaald vertrouwen. Hij wekt een bepaald gevoel bij zijn medewerkers, bij zijn defensiepersoneel op. Die mensen vertrouwen hun eigen minister. Zij denken: het gaat niet meer gebeuren, wij gaan eindelijk Defensie eens op orde krijgen. Wel, dat wil onze minister ook. Maar dan blijkt dat hij dat niet wil. Is dat voor zijn mannen staan?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Deze minister heeft ten enenmale gezegd: deze missie is haalbaar, zowel financieel als materieel als personeel, tot 2010. Dat heeft hij keer op keer herhaald. Wat er daarna gebeurt, is een heel andere zaak. Daar moeten wij opnieuw over praten. Dan zitten wij in een nieuwe situatie. Misschien gebeurt er elders in de wereld wel iets heel anders wat onze aandacht vraagt. De minister heeft in deze brief gerefereerd aan het feit dat hij pal achter zijn mannen staat, omdat hij zegt: ik ga mijn mannen niet op pad sturen zonder dat ik daar voldoende menskracht, materieel en geld bij kan garanderen. Ik wil niet dat zij hun levens wagen als wij niet voldoende veilig materiaal kunnen leveren om hen de missie te laten volbrengen. Dat kun je zeer waarderen van deze minister. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid, hij zorgt dat hij verantwoorde besluiten neemt. Op dit moment is dat nog niet te overzien. Wij moeten dus afwachten hoe de situatie eind 2010/begin 2011 eruitziet.

 

Mevrouw Verdonk (Verdonk): Die conclusie is ook mijn conclusie. Het is ook de conclusie van de minister, maar als hij er dan op wordt aangesproken, zegt hij dat het toch weer moet worden gewogen en dat het geen leidende missie meer zal zijn. Dat zijn toch in ieder geval uitspraken die niet eenduidig zijn. De heer Voordewind is dat toch wel met mij eens?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij hebben het dan over een eventuele nieuwe missie, als die er al komt. Natuurlijk moet je op dat moment wegen wat de aanvraag is, op welke sterkte de aanvraag doelt en of wij dat aankunnen. De minister heeft tot nu toe gezegd dat wij het tot 2010 aankunnen. De Kamer heeft daarbij geholpen door extra geld te reserveren voor slijtage. Over de periode na 2010 zullen wij opnieuw moeten wegen wat wij aankunnen en of wij eraan willen. Uiteindelijk is het aan de Kamer om hierover een finaal oordeel te geven via een artikel-100-procedure.

 

De heer Van Bommel (SP): Ik vind dit een principiële opstelling van de fractie van de ChristenUnie. Als dit allemaal juist is -- en wat mij betreft is het juist -- waarom komt de heer Voordewind dan zelf gedurende dit proces met de uitspraak dat wij eventueel een missie van tot 500 militairen in Afghanistan aankunnen? Na de onduidelijkheid vanuit het kabinet, creëert de heer Voordewind nu zelf onduidelijkheid over een eventuele verlenging met 500 man.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Op vragen van een journalist van De Pers, die mij vroeg of ik eventueel een missie na 2010 voorzag, heb ik gezegd dat ik dat niet wist en dat wij daarover een nieuwe afweging moesten maken, afhankelijk van de aanvragen. Ik zei dat als zo'n missie er zou komen, ik voorzie dat zij niet op deze sterkte kan worden gehandhaafd. Wij hebben het daar keer op keer over gehad in de Kamer. Wij hebben het over het personeelstekort en het materieeltekort gehad. Wij hebben het erover gehad dat er waarschijnlijk meer geld bij moet, mocht er een nieuwe missie komen die op dezelfde sterkte zou moeten zijn. In die context heb ik gezegd dat als er al een missie zou komen, zij niet op dezelfde sterkte kan zijn. Op de vraag hoe sterk zij dan zou moeten zijn, heb ik gezegd dat moet worden gedacht aan een derde of een vierde van de huidige missie. Toen heb ik gezegd dat het er in ieder geval onder de 500 moeten zijn. Zo is die uitspraak in de wereld gekomen.

 

De heer Van Bommel (SP): Ik weet niet wat voor planningscapaciteit er bij de fractie van de heer Voordewind bestaat als het gaat om militaire zaken. Kennelijk gaat dat zover dat hij tot zo'n toch tamelijk precieze uitspraak kan komen. Dat verbaast mij. Ik vind het een onverstandige uitspraak. In ieder geval geldt dat de heer Voordewind, in het verlengde van wat de minister van Buitenlandse Zaken en de minister-president doen, ook internationaal het signaal afgeeft dat een belangrijke coalitiepartner in de Kamer de mogelijkheid ziet om met een dusdanig stevige missie -- 500 man is niet niks -- ook na 2010 in Afghanistan aanwezig te zijn.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb verschillende keren herhaald, en dat is ook het kabinetsstandpunt, dat Nederland in 2010 weg moet uit Uruzgan. Ten aanzien van wat er na 2010 zal gebeuren, zullen wij een nieuw afwegingsmoment moeten maken. Ik wacht de notificatiebrief en de artikel-100-brief van het kabinet daarover af. Ik heb gezegd dat als er nieuwe missie komt, zij niet dezelfde sterkte kan hebben als de missie die wij nu kennen. Daar verwijst de minister ook naar in de laatste brief. Hij zegt dat als er dan een weging komt, wij moeten kijken naar de capaciteit van het defensieapparaat.

 

De heer Van Bommel (SP): Dat is wat er zal gebeuren, namelijk een nieuw weegmoment. De heer Voordewind heeft echter gesproken over wat er kan gebeuren, namelijk de uitzending van 500 man. Ik begrijp dat hij dat hier staande houdt. Ik betreur dat zeer, want daarmee wordt het beeld bevestigd dat er militair nog de mogelijkheid is van voortzetting in Afghanistan met een missie van 500 man. Ik betreur dat zeer.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb gezegd wat ik heb gezegd.

 

De heer Boekestijn (VVD): Ik ken de ChristenUnie als een partij die maar al te vaak bereid is om moreel hoog te paard te gaan zitten. Ik geloof dat dat een gerechtvaardigde stelling is. In een democratie mag dat. Wij hebben hier vrijheid van partijen. Wij hebben een Partij voor de Dieren en misschien straks ook een partij voor de planten. De ChristenUnie mag moreel hoog te paard gaan zitten. Wat mij dan zo verbaast, is dat wij feitelijk allemaal vaststellen dat de minister verschillende geluiden laat horen over de einddatum van de missie. Hoe denkt de heer Voordewind, ook in morele zin, hoe dat valt bij de militairen die elke dag hun leven wagen en die onzekerheid over de datum van deze missie kunnen missen als kiespijn?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik denk dat onze militairen van de minister en van het kabinet verwachten dat zij duidelijkheid geven over de einddatum, over wanneer de missie stopt. Dat denk ik gezien de uitzenddruk van deze militairen en gezien het gebrek aan personeel dat Defensie op dit moment heeft, met 7000 à 8000 vacatures. Er moet duidelijkheid worden gegeven aan het personeel, maar er moet ook duidelijkheid worden gegeven over het vertrek uit Uruzgan in 2010 aan andere NAVO-partners, zodat zij zich warm kunnen lopen. Zij moeten immers weten dat Nederland al verder is gegaan dan in eerste instantie de bedoeling was. Nederland is al twee jaar langer gebleven en dat hebben wij toen ook doorgegeven aan de NAVO. Dus NAVO, maak je klaar, want Nederland vertrekt uit Uruzgan in 2010. Helderder kan het niet.

 

De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Ik stel vast dat voor de ChristenUnie kennelijk "duidelijkheid" betekent: gedraai van de minister, weegmomentjes en gefilosofeer over 500 man in het noorden.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Dit is een beetje Boulevard-samenvatting. Daar heb ik helemaal niets mee.

 

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik luister met verbazing naar de uitwisseling met de collega's Van Bommel en Boekestijn. De heer Voordewind doet nu zelf helaas mee aan wat ik hem in de media hoorde betreuren, namelijk dat er nu mist over de inhoud van het kabinetsstandpunt wordt getrokken. Wat is nu volgens de ChristenUnie -- toch geen onbelangrijke partner in de vraag hoe de standpunten van het kabinet geïnterpreteerd moeten worden -- de inhoud van het kabinetsstandpunt sinds gisteravond? Is dat nu inclusief de optie dat er nog een nieuwe grote missie in Afghanistan kan komen, ja of nee, of is het exclusief die optie, zoals hij zich ook in de media daarover heeft uitgelaten?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik begrijp de verwarring en de mist ook niet. Ik heb aan de mist gerefereerd toen ik plotseling de uitspraken van de heer Verhagen, de minister van Buitenlandse Zaken, hoorde, dat alle opties open waren. Daar is mijn reactie op gevraagd, en toen heb ik gezegd: "alle opties open" lijkt mij iets te breed geformuleerd. Ik wil graag terug naar de formuleringen die het kabinet eerder heeft aangenomen in de artikel 100-brief. Daarin staat heel duidelijk: als "lead nation" vertrekken wij uit Uruzgan; de Task Force Uruzgan stopt in 2010 en de laatste militair vertrekt. Dat was het standpunt van het kabinet en daar zitten dus twee piketpaaltjes bij. In de loop van dat debat hebben wij hier met elkaar vastgesteld dat, als er dan al een nieuwe missie zou komen -- en dan gaan wij ervan uit dat dit niet in Uruzgan zou zijn, maar ergens anders -- dat die dan niet op dit niveau zou kunnen worden gehandhaafd. Wij kennen immers de beperkte capaciteit op dit moment van het defensieapparaat. Daarmee kan niet op dat niveau worden doorgegaan. Duidelijker kan ik het niet zeggen.

 

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik wil hierover geen misverstand laten bestaan. Mag ik de woorden van de fractie van de ChristenUnie zo interpreteren dat het nieuwe kabinetsstandpunt helemaal niet de laatste artikel 100-brief is waar iedereen maar de hele tijd naar verwijst, maar dat het nieuwe kabinetsstandpunt luidt: alles wordt opnieuw gewogen wanneer het moment daar is? Mag ik het zo begrijpen? Voor de fractie van de ChristenUnie mag het niet de optie inhouden van een nieuwe grote missie, waarvan Nederland de leiding heeft. Is dat correct?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij zullen straks de minister horen en wij hebben de minister al gehoord. De minister praat namens het kabinet. In de laatste brief die wij gisteren hebben ontvangen, staat heel nadrukkelijk het kabinetsstandpunt. Daar heb ik mee van doen. Daarin staat dezelfde regel die ook in de artikel 100-brief staat, namelijk dat Nederland als "lead nation" vertrekt uit Uruzgan. Als je de artikel 100-brief verder leest, dan weet je ook dat de Task Force Uruzgan stopt in 2010. Dat is het kabinetsbeleid en daar heb ik mee te maken. Dat is de laatste brief van de minister en daar heeft de fractie van de ChristenUnie vrede mee. Als er een nieuwe missie komt, dan zullen wij dat opnieuw moeten afwegen.

 

De voorzitter: Afrondend mevrouw Peters.

**

 

Mevrouw Peters (GroenLinks): Het probleem is nu juist dat die dingen allemaal niet in de laatste brief staan die wij van het kabinet hebben gekregen. Daarin staat alleen maar: opnieuw wegen. Ik vraag het niet voor niets aan u, zoals ik het ook al zelf aan de minister heb gevraagd. Wat betekent dat nou? Ik heb uw interpretatie nodig om zo meteen te kunnen beoordelen hoe sterk de minister van uw eigen partij nog staat in het kabinet, wanneer hij het standpunt dat hij eerder had ingenomen en dat ik een goed standpunt vond, moet verdedigen tegenover de kanonnen van het CDA.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Als u mij toestaat, dan maak ik mijn verhaal af en dan zult u zien wat mijn standpunt is.

 

De voorzitter: Ik stel voor dat u uw betoog vervolgt.

**

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Mijn fractie is -- dat zult u begrepen hebben uit de interrupties -- blij dat de brief van gisteren voldoende duidelijkheid heeft gegeven over het regeringsstandpunt met betrekking tot een eventuele nieuwe missie. De minister herhaalt in de brief, zoals eerder gesteld in de artikel 100-brief, dat Nederland zijn leidende militaire verantwoordelijkheid in Uruzgan zal beëindigen op 1 augustus 2010. De Task Force Uruzgan stopt dus eind 2010 en dat is essentieel. Dat hebben wij afgesproken met onze NAVO-partners. Die hebben recht op duidelijkheid en die weten nu dat er vervanging moet komen voor Nederland in Uruzgan.

Het is ook van groot voor de militairen. Zij hebben recht op die duidelijkheid. Dat heb ik ook tegen de VVD-fractie gezegd.

            Mijn fractie is ook tevreden met de opmerking van de minister dat de mogelijkheden en de onmogelijkheden van de krijgsmacht zullen worden meegewogen, alvorens met een nieuwe missie te beginnen. Dat gegeven lijkt mij zeer relevant, gezien de hoge uitzenddruk van onze militairen in Uruzgan. Er kan en mag niet uitgezonden worden indien personele, materiële of financiële tekorten dergelijke missies in gevaar brengen. Dat de minister van Defensie, dus ook het kabinet, daarvoor grote aandacht heeft, lijkt ons zeer terecht.

            Wat de fractie van de ChristenUnie betreft, hangt een nieuwe missie ook af van datgene wat er elders in de wereld gebeurt. Voor de NAVO liggen er taken in Afghanistan, maar er zijn meer brandhaarden in de wereld.

            Met deze brief is voor de fractie van de ChristenUnie de kou uit de lucht. Zij wacht een concreet voorstel van het kabinet af.

 

De heer Pechtold D66): Stelt u zich voor dat ik een van die manschappen ben in Afghanistan, of dat ik iemand ben die wil solliciteren op één van de 7000 vacatures. Welke helderheid heb ik dan? Welke helderheid heb ik als wordt gezegd dat de Taskforce Uruzgan voorbij is? Deze vier jaren waren ook twee afzonderlijke missies. In de huidige verwarring let ons kennelijk niets om van dit kabinet een voorstel te vragen met een derde taskforce die misschien anders heet. Misschien is het niet lead nation in Uruzgan, maar is Australië lead nation en zitten wij daar met 500 man. Die ruimte is er nu.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Pechtold vraagt naar de mening van de fractie van de ChristenUnie. Het standpunt van mijn fractie is heel helder. In het verlengingsdebat hebben wij gezegd dat wij instemmen met nog twee jaar maar dat het dat ook moet zijn. Ik vind het heel fair om over Uruzgan nogmaals te zeggen dat 2010 de einddatum is, ook tegenover de VVD-fractie en anderen die toen twijfelden. Op dat standpunt staan wij nog steeds.

 

De heer Pechtold D66): In 2011 zal er dus geen militair uit Nederland in Uruzgan meer zijn?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Nee, wat ons betreft niet.

 

De heer Pechtold D66): Ik vind dit heel belangrijk, want dat is niet de ruimte die het kabinet op dit moment laat. Ik wil zo meteen van de minister horen of hij zich daarbij aansluit. Alleen al praktisch vind ik het onmogelijk om dat te doen. Dat betekent immers dat je in een dag 1400 man op het vliegtuig zet en dat je die mensen daar dus weghaalt. De heer Voordewind houdt dus staande dat er in 2011 geen manschap, geen militair, meer in Uruzgan is? Ik vind het belangrijk om dat nogmaals te horen.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik kan mijn antwoord vier keer herhalen. Als wij tijdens het verlengingsdebat hebben gezegd dat wij de missie nog twee jaar doen, dan is eind 2010 de deadline voor Uruzgan. Dan hebben wij daar vier jaar gezeten. Uruzgan is een zeer gevaarlijk gebied. Wij hebben daar achttien jongens verloren. Ik geef die duidelijkheid juist aan de NAVO-partners en aan onze militairen.

 

De heer Boekestijn (VVD): Ik prijs u voor deze helderheid. Bent u zich bewust van het feit dat dit standpunt volstrekt, maar dan ook volstrekt op gespannen voet staat met de brief die de Kamer gisterenavond heeft ontvangen?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij zullen de reactie van de minister afwachten. Ik heb de brief geïnterpreteerd als dat de inhoud daarvan in het verlengde ligt van de vorige brieven, dus consistent beleid: de Taskforce Uruzgan stopt eind 2010.

 

De heer Boekestijn (VVD): Als je een leidende militaire verantwoordelijkheid afbouwt en de passage laat vervallen dat de taskforce uit Uruzgan is vertrokken, is het semantisch zo -- woorden hebben een betekenis -- dat er nog steeds soldaten in Uruzgan zullen zijn na 2010. Sorry, zo gaat dat met de Nederlandse taal.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Ik denk dat de minister van Defensie de vraag van de heer Boekestijn ook zal beantwoorden. Wij zullen horen wat het kabinet zegt, maar ik denk dat er geen licht zit tussen het standpunt van het kabinet en dat van mijn fractie.

 

« Terug