Wet Maatschappelijke Ondersteuning

vrijdag 17 september 2004 15:48

Zoals bekend heeft het kabinet besloten een nieuw stelsel voor langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning te ontwerpen. Daarbij zal de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de zogenaamde Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) bij de gemeenten komen te liggen.

De inhoud van de Wet
 
Een nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning zal de lichtere vormen van hulp en ondersteuning door gemeenten laten organiseren. De AWBZ komt straks pas in beeld als “zware zorg” is vereist: professionele zorg en verpleging. Het kabinet wil vanaf 2006 met de invoering van de WMO een strikt onderscheid maken tussen  “zorg” en “maatschappelijke ondersteuning”. Zorg komt te vallen onder de AWBZ en behelst alleen nog de langdurige zorg voor chronische zieken, gehandicapten, chronisch psychiatrische patiënten en ouderen. Maatschappelijke ondersteuning valt, als de plannen doorgaan, onder de nieuwe WMO en gaat over de ondersteuning en begeleiding die het mensen mogelijk moet maken om volwaardig aan de maatschappij deel te nemen.
Het kabinet vindt dat mensen zolang mogelijk zelfstandig moeten kunnen functioneren. Daarvoor is het belangrijk dat de verschillende zorg- en ondersteuningsvoorzieningen samenhang vertonen en in de directe omgeven van mensen te krijgen zijn. Ook als er als gevolg van de vergrijzing, de extramuralisering en de vermaatschappelijking van de zorg, meer mensen een beroep doen op zorg, moet de kwaliteit behouden blijven. De overheid moet dit streven zien te rijmen met oplossingen voor de sterk groeiende uitgaven in de zorg en een druk op de arbeidsmarkt in de zorgsector.
 
De relatie tussen de WMO en de AWBZ:
 
  • De WMO regelt vormen van maatschappelijke ondersteuning die het mensen mogelijk maken om zo lang mogelijk zelfstandig te functioneren. Bijvoorbeeld begeleiding  en huishoudelijke verzorging. Maar ook welzijnsactiviteiten, opvoedingsondersteuning, woningaanpassingen en informatie en advies. De Wvg, De Welzijnswet en delen van de AWBZ vallen straks onder de WMO.
  • De AWBZ is er in de eerste plaats voor zorg die zoveel koste dat ze moeilijk te verzekeren is bij een zorgverzekeraar. Met de volksverzekering AWBZ wil het kabinet in elk geval de zorg behouden voor ernstig en chronisch zieken, dementerende ouderen, zwaar gehandicapten en chronisch psychiatrische patiënten.
  
 
Standpunt ChristenUnie
 
De Tweede Kamerfractie is kritisch over de plannen. In principe vindt de fractie dat het idee achter de WMO dicht in de buurt komt van een christelijke maatschappijvisie, waarin mensen zorgzaam omgaan met hun naasten. Toch is men kritisch: “Wat het kabinet zal moeten verdisconteren is dat het niveau van de mantelzorg in Nederland al heel hoog ligt en dat door de druk om allemaal te werken de rek er zo langzamerhand uit is. Het lijkt er wel eens op dat de Nederlandse bevolking na 40 jaar individualisering het zorgdragen voor de ander verleerd is” aldus Tweede Kamerlid Arie Slob. Slob richt zich ook tot het kabinet: “Om ervoor te zorgen dat de samenleving weer meer eigen verantwoordelijkheden oppakt, zullen er eerst extra investeringen nodig zijn. Denk bijvoorbeeld aan professionele training en begeleiding van mantelzorgers en extra middelen voor gemeenten om deze nieuwe verantwoordelijkheid op een verantwoorde manier waar te maken”.
 
Arie Slob roept op om het enorme potentieel aan netwerken van christelijke vrijwilligers dienstbaar te maken aan de hele samenleving: “Is het niet de tijd om als kerken, patiëntenverenigingen, vakbewegingen en zorgverleners de handen ineen te slaan? Ik roep op tot een gezamenlijke bezinning op de taak die ons staat te wachten als het zo ver komt dat de WMO daadwerkelijk zijn beslag krijgt. We zullen weer moeten leren om te zorgen voor elkaar”. De ChristenUnie wil een impuls geven aan dit proces. Het Wetenschappelijk Instituut zal daarbij een belangrijke rol spelen. Arie Slob vindt dat het kabinet de WMO niet overhaast kan invoeren: “Het kabinet wil verantwoordelijkheden overhevelen, maar moet de samenleving wel de tijd en de mogelijkheden gunnen om die op te pakken. Anders krijgen we een Wet Maatschappelijke Ontwrichting”.  
 
Terwijl gemeenten minder mogelijkheden krijgen om belasting te innen, krijgen zij wel steeds meer taken op hun bordje. Op dit moment is het nog niet duidelijk of de rijksbijdragen voor de uitvoering van de WMO in de vorm van specifieke of generieke bijdragen richting de gemeenten komen. Is het laatste het geval, dan wordt de zorg voor de hulpbehoevenden wel erg aan de willekeur van de plaatselijk politiek overgelaten.
 
De fractie heeft recent in 56 vragen haar inbreng in het debat geleverd. Het gaat dan met name om de waarborging van de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg en de vraagtekens rondom de financiering van het geheel. Blijft de Rijksoverheid minimumvereisten stellen voor de kwaliteit en de rechtsgelijkheid? Het kabinet stelt immers dat de WMO geen bezuinigingsmaatregel is. Echter, er zijn geen enkele garanties genoemd omtrent de betaalbaarheid van het nieuwe stelstel. Ook vraagt de fractie hoe de WMO kan bijdragen aan de omslag naar “zo licht mogelijke vormen van zorg”.
Zorgen zijn er verder rondom de mensen van wie de omgeving geen ondersteuning kan geven. Immers, deze hele gedachtegang van de ‘civil society’- die in zichzelf zeer nastrevenswaardig is - wringt met andere maatschappelijke tendensen: van 24 uurseconomie tot individualisering en economische zelfstandigheid voor iedereen. Daarnaast wijst de fractie op de identiteitsgebonden instellingen met een landelijke functie. Als gemeenten straks zaken moeten doen met de instanties met de gunstigste offerte, wat betekent dit dan voor de identiteitsgebonden instellingen? De fractie vraagt ook aandacht voor de rol van de Provincie. Zij zou graag zien dat de ministers de ondersteunende rol van de provincie voor het uivoerende beleid in het kader van de WMO nader uitwerkt. Tenslotte vraagt de fractie aandacht voor de relatie met de AWBZ en de verwachtingen ten aanzien van de regierol van de gemeenten.
 
 
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Raad (VNG) voor de Financiële verhoudingen (Rfv)
Zowel de VNG als de Rfv zijn kritisch als het gaat om de WMO. Op dit moment heeft het algemeen bestuur van de VNG besloten alle onderhandelingen over de WMO vooralsnog op te schorten. Dit op basis van financiële overwegingen en ontwikkelingen op andere dossiers zoals de OZB en het EMU-saldo. “De nieuwe taken die het kabinet nu richting de gemeenten wil sturen behelzen aanzienlijke financiële risico’s”, aldus de VNG. De VNG wil onder anderen dat de gemeenten gecompenseerd worden voor de exogene factoren die het beroep bepalen op de WMO. Daarnaast pleit zij voor een specifieke uitkering voor de eerste jaren die het mogelijk maakt inkomsten en uitgaven goed in beeld te houden en waarbij de financiële risico’s voor gemeenten worden beperkt.  De Rfv vindt dat het te vroeg is om tot financiering van WMO-taken via het Gemeentefonds over te gaan, omdat er nu onvoldoende inzicht is in de omvang van de kosten die samenhangen met de voorgestelde decentralisatie van taken. De Raad vindt dat het niet mogelijk is om zo snel al de uitkering op basis van passende structuurfondsen via de algemene uitkering te verdelen. Zij pleit dus ook voor tijdelijke specifieke uitkeringen voor het huidige AWBZ deel, totdat aan een aantal voorwaarden is voldaan. Ook pleit de Rfv voor een gemeentelijke zorgplicht voor een geïntegreerd aanbod van preventie, dienstverlening, woon- en zorgvoorzieningen, waarbij minimumvereisten worden vastgesteld.
 
Advies voor lokale en provinciale bestuurders
 
Volgens de staatssecretaris sluit de WMO al ten dele aan bij wat er in de praktijk gebeurd. Zij noemt Dirksland en Almelo als gemeenten waar al één loket is voor het gehele zorgbeleid. De WMO biedt zeker positieve zaken. Zij legt meer eigen verantwoordelijkheid bij de burger en is gericht op zoveel mogelijk participatie van mensen in de samenleving. Er wordt weer een beroep gedaan op de zorg voor de naasten. De beleidsvrijheid die gemeenten krijgen kan daarbij als een uitdaging gezien worden. Er zijn mogelijkheden om meer samenhang en afstemming tussen de diverse voorzieningen te scheppen. Het feit dat er minder verticale (naar Rijk toe) en meer horizontale (naar raad, naar burgers, benchmarking tussen gemeenten) verantwoording moet worden afgelegd kan bijdrage aan een doelgerichter beleid. Echter, er is ook de hierboven geschetste keerzijde.  
 
Het is daarom aan te bevelen om het college zo snel mogelijk een commissie WMO te laten benoemen. Deze commissie kan verkennend werk leveren en al met zorgaanbieders om de tafel gaan zitten. De identiteitsgebonden instellingen en de positie van instanties die een landelijk belang beogen maar in één gemeente gehuisvest zijn, verdienen daarbij bijzondere aandacht. Het is daarnaast aan te bevelen om de problematiek regionaal in kaart te brengen. Zoek als gemeente contact met gemeenten in de regio, en ga eventueel al gesprekken aan met de provincie.
 
De staatssecretaris wil met de Wet de sector niet dicht organiseren. “Daarmee zou je gemeentebesturen van hun creativiteit beroven.” Zij noemt de verschillen tussen de gemeenten wenselijk. Er moet immers maatwerk worden geleverd. Op zich is dit een prima uitgangspunt. Steden met veel daklozen zullen andere voorzieningen aanbieden dan plattelandsgemeenten. Als de verschillen echter de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg gaan betreffen, dan is er geen sprake meer van maatwerk maar van willekeur. Volgens Mevrouw Ross zijn gemeenten straks regisseur in een veld van private partijen. Echter, de afwegingen die er binnen een gemeente zijn, zeker in een tijd van bezuinigingen, zullen zorg tot een politiek gekleurd thema in de lokale democratie maken. Dat betekent dat de lokale fracties op tijd moeten weten wat zij aan minimale zorg willen bieden, en hoe zij de mantelzorg en het vrijwilligerswerk willen organiseren. Want de WMO is er straks niet alleen voor de ouderen en gehandicapten, maar ook voor de jongeren, de vrijwilligers etc. Een goede afstemming met de WWB is hierbij aan te bevelen. Theoretisch zou het immers kunnen voorkomen dat iemand gebruik moet maken van de gelden van de WMO omdat de mantelzorger die voor deze persoon zorgde in het kader van de WWB een sollicitatieplicht heeft.
 
De gemeente zouden niet alleen de loketfunctie moeten hebben; zij hebben ook een zogenaamde  “outreach” opdracht. Dat betekent dat zij instanties opdracht moeten geven om actief naar de burgers moeten optreden en preventief beleid moeten voeren. Om een contractpartner te zijn voor de gemeenten moeten instanties concurreren met elkaar. Zij moeten efficiënt opereren. Het gevaar van een versnipperd beleid is daarmee aanwezig. Landelijke instellingen krijgen te maken met gemeenten die alles weer op een andere wijze georganiseerd hebben. Het is wenselijk dat de banbreedte waartussen ondersteuning wordt aangeboden overzichtelijk blijft. Een protocol zal daarbij toch een minimum moeten zijn.
 
Tenslotte wil ik de oproep van Arie Slob onderstrepen: We zullen weer moeten leren om te zorgen voor elkaar. Dat mogen we ook als een roeping ervaren. Kerken, patiëntenverenigingen, vakbewegingen en zorgverleners dienen de handen ineen te slaan! Wellicht zouden de Provinciale  ChristenUnies initiatieven hiertoe kunnen nemen en daarmee gehoor geven aan de oproep tot een gezamenlijke bezinning op de taak die ons staat te wachten als het zo ver komt dat de WMO daadwerkelijk zijn beslag krijgt.
Wij ontmoeten u graag op het congres van het Wetenschappelijk Instituut!
 

« Terug

Nieuwsarchief > 2004

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari