Roel Kuiper: inspirator in bezinning op de samenleving

08-02-2003 10:05 08-02-2003 10:05

Zijn werk voor het Wetenschappelijk Instituut beschouwt hij als afgerond. Ook als medeauteur van de kern- en verkiezingsprogramma’s voor de ChristenUnie heeft hij ‘een cyclus doorlopen’. ‘Ik heb een prachtige kans gehad om bij te dragen aan het markeren van de christelijke politiek in onze tijd’, aldus scheidend directeur Roel Kuiper. Nu is het eerst tijd voor wat afstand; een halfjaar naar Dordt College in Iowa bij wijze van ‘een soort sabbatical’. Maar hij komt terug. ‘Als lector Social Work voor de christelijke hogescholen zoek ik straks de verbinding tussen bezinning en praktisch resultaat.’

Of het nou gaat om Roel Kuiper als denker, schrijver of spreker, de samenleving is zijn natuurlijke omgeving en de bezinning erop zijn natuurlijke aanleg. Ook in zijn werk voor de ChristenUnie heeft studie van en debat met die samenleving altijd de teneur bepaald.
Wie met hem in gesprek gaat, moet bereid zijn tot enige zelfverloochening. Althans, als het doel van dat gesprek is om in één uur een klein testament van zijn werk voor RPF en ChristenUnie op te stellen. Vanaf 1994 nam hij deel aan elke verkiezingscampagne. Geen commissie die nadacht over de samensmelting van GPV en RPF, ontsnapte aan zijn inzet. Toch was hij vooral acht jaar lang directeur van de stichting Marnix van St. Aldegonde en later van de Mr. G. Groen van Prinstererstichting.

Erfgoed

Binnen en buiten de ChristenUnie verwierf Kuiper een gezaghebbende positie als vaandeldrager van het erfgoed van christelijke politiek in de lijn van Groen, Kuyper en ook Jongeling. Maar, zegt hij zelf, ‘het gaat nooit om mijn persoon, maar om de dienst die ik de samenleving kan bewijzen. Die dienst ligt erin te wijzen op de orde die God voor mensen heeft bedacht. Dat leren we bijvoorbeeld van een bijbelse leider als Nehemia.’ Het draait voor Roel Kuiper niet om zijn eigen gevoel en persoonlijke drijfveren. De hoogleraar Reformatorische wijsbegeerte betrekt zichzelf net zo goed in de kritische analyse van hoe christenen in politiek en samenleving hun plaats mogen en ook moeten innemen. Dan komt het gesprek op krokodillentranen in het normen- en waardendebat, de nieuwe inspiratie die de ChristenUnie nodig heeft, en ook het gebrek aan zelfbewustzijn van christenen in Nederland.

Fusie

‘Toen ik in februari 1995 aantrad als directeur van het wetenschappelijk bureau van de RPF, heb ik het werkplan “Verantwoordelijkheid en samenlevingsinrichting” opgezet. Er leefde half jaren negentig een breed gevoel dat de samenleving op de schop moest. De lasten van de verzorgingsstaat bleken onze draagkracht te overstijgen. Ik vond het belangrijk om de noodzakelijke verandering te benaderen vanuit de verantwoordelijkheid van overheid en burgers. Dat is bijbels en reformatorisch.
Vrijwel tegelijk met de uitwerking van ons studieprogramma werden de voorbereidingen getroffen voor nauwere samenwerking tussen GPV en RPF. Als secretaris was ik in 1996 lid van de gezamenlijke Grondslagcommissie. Ik heb toen zelf voor het eerst het woord ‘fusie’ uit de pen laten vloeien. In de commissie bleef dat woord zonder enige discussie staan. Ons rapport werd kort na de verkiezingen van 1998 aangeboden en was het startmoment voor de verdere ontwikkelingen. Heel wat commissies en rapporten later is uiteindelijk de unie tot stand gekomen. De hoofdreden waarom het uiteindelijk een unie werd, is dat het ledenbeleid van RPF en GPV nog te ver uit elkaar lag om de brug in één keer te slaan. Tegen die achtergrond werd besloten de partijen in een unie te verbinden en de partijorganisaties te fuseren. In de organisatie brak een moeilijke periode aan als gevolg van de fusie. Op papier was de ordening voor een gezamenlijke partijorganisatie snel duidelijk. Maar de praktijk bleek voor een belangrijk deel te vragen om ‘management van emoties’, zoals ook in de afgelopen maanden wel is gebleken. Het bestuur kwam dichter op ieders huid te zitten dan ooit het geval was. Dat moest aan de ene kant om de fusie besluitvaardig te regelen. Het had wel tot gevolg dat de werkcultuur waarin mensen functioneerden, werd verstoord. Er ging te veel vrijheid en zelfsturing verloren. Ik heb daar zelf ook last van gehad. Later is dat weer goed gekomen, maar het kwam in het voorjaar van 2001 goed uit dat ik een aantal maanden studieverlof kon nemen. Dat heb ik benut voor mijn biografie over Groen.’

Zeggingskracht

‘Na de reorganisatie brak voor het WI een nieuwe fase aan. We stonden voor beantwoording van de vraag wat het samengaan betekende voor ons gedachtegoed. Er was behoefte aan een nieuw basisprogramma voor de ChristenUnie. Want hoe verhouden de voorgaande publicaties van GPV en RPF zich tot elkaar? Het is funest voor je zeggingskracht, als je blijft zitten met de vraag uit welke koker een idee voortkomt. Daarom was het nodig om gezamenlijk te markeren waar we als ChristenUnie willen staan. We wilden direct aan het begin een christelijk-staatkundige visie presenteren op de samenleving en op de overheid. In beide studies zijn volop lijnen doorgetrokken die eerder binnen GPV en RPF waren uitgestippeld. Nu ook deze ronde is afgerond, is voor mij het moment aangebroken om afscheid te nemen.
Ik ben blij met de studies en de publicaties die we hebben afgeleverd. Steeds duidelijker zie ik dat partijen die leven en werken vanuit beginselen, beter in staat zijn tot vruchtbare studies. Wijzelf, maar ook partijen als PvdA en CDA hebben een basis. Daaruit kun je blijven putten. Ik ben erg dankbaar voor wat we als de protestants-christelijke traditie mogen beschouwen. Het bewustzijn van die traditie is van groot belang om als partij overeind te blijven. Bij een partij als D66 zie je hoe de inhoud vervluchtigt. Men mist een bron vanwaaruit de analyse kan worden opgebouwd. De bron, en in moeilijke tijden ook de bodem, ligt voor de ChristenUnie in Christus zoals de Bijbel over Hem spreekt, en in de vruchtbare traditie die hieruit generatie op generatie is overgebracht. Ook voor mijzelf geeft dit grond onder mijn voeten. In wanhoopsmomenten denk ik wel eens: “Wat ploegen we op rotsen”. Maar in Christus mogen we blijven zeggen: “Hier gaat het ons om”. Mijn houvast ligt daarom altijd in het bijbellezen. God werkt in mensen, in culturen en in volken. Hij wil graag dat mensen zich richten op Hem. Ik raak elke keer weer onder de indruk van de genade die God toont in zijn houding naar de wereld.’

Marginalisatie

‘Juist door de beschikbaarheid van zo’n rijke, krachtige traditie is het jammer dat christenen in Nederland maar een zwak besef hebben van hun eigen culturele betekenis. Ik zie dat christenen gemarginaliseerd worden. Maar dat is geen natuurwet. De seculariserende samenleving speelt daarin een rol, maar ook christenen zelf zijn een factor. Zelfbewuster naar voren treden is nodig. We hebben als protestantse christenen in deze samenleving een duidelijke en historisch gemarkeerde plaats. Daarom moeten we bijvoorbeeld niet zwijgen als godsdienst tot een probleem wordt gemaakt.
De slordigheid die de samenleving laat zien in het onderhouden van de publieke waarden, treft ook christenen. Er is een patroon te zien van oppervlakkigheid. Daarom is herwaardering nodig van onze eigen achtergrond. Ook de christelijke pers kan daarin een stimulerende rol spelen. Er is te veel aandacht voor kleine interne grensconflicten en te weinig voor de grote waarden waar we samen in deze samenleving voor staan. Dat is te oppervlakkig en slordig omgaan met je mogelijkheden. Die slordigheid in het benoemen en onderhouden van waarden zie je ook terug in het integratiedebat. Ik ben ervan overtuigd dat we andere culturen en godsdiensten beter kunnen verdragen, als meer het besef wordt gevoed van een Nederlandse gemeenschappelijke cultuur. Op dit moment worden nieuwkomers publieke waarden voorgehouden die in de praktijk van ons eigen samenleven vervaagd zijn. Daar gaat het mis. We kunnen niet van een ander vragen wat we zelf laten liggen. In dat verband vind ik echt dat er krokodillentranen gehuild worden, als er geklaagd wordt over toenemende sociale hardheid, zinloos geweld etc. We hebben tien, vijftien jaar achter de rug waarin de overheid alleen dit signaal heeft afgegeven: ieder voor zich. Het gemeenschappelijke is consequent genegeerd en weggeorganiseerd. Burgerschap is geïndividualiseerd. Maar een mens is nooit een autonoom individu, zoals de liberale visie wil. Bij zo’n abstractie valt niet te leven. En nu wordt er over de gevolgen van dit beleid geweeklaagd: de samenleving verloedert en gemeenschappelijke normen en waarden moeten terugkeren. Maar dan moeten ook de keuzes van het verleden openlijker geëvalueerd en gecorrigeerd worden. Christelijke politiek kan daarover een heldere boodschap afgeven.’

Gemeenschap

‘Mijn nieuwe functie als lector Social Work (samenlevingsinrichting, participatie en preventie) ligt in het verlengde van wat ik bij het WI heb gedaan: welke problemen bestaan er voor individu en gemeenschap in onze samenleving? Die vraag blijf ik centraal stellen. De verbinding tussen individuele hulpverlening en maatschappelijke problemen wordt te weinig gelegd. Daarom ben ik binnen de opleiding sociale pedagogiek en maatschappelijk werk gevraagd aan die connectie te werken. Ik vind dat ook goed voor mezelf. Theorie en analyse wil ik dienstbaar maken aan de praktijk van hulpverleners die met beide benen in de modder staan. Eén van de projecten die op het programma staan, is studie naar de ontwikkeling van het welzijnsbeleid vanaf de jaren tachtig en de relatie die hierin te vinden is tussen individu en gemeenschap. Zo’n onderzoek doet ertoe. Door ons maatschappelijk klimaat worden mensen al snel geïsoleerd met hun eigen probleem of hulpvraag. Het is nodig mens en samenleving weer in samenhang te zien en te bestuderen. Kennis heeft relevantie als je een juiste analyse kunt verenigen met de eigenlijke nood van mensen in de samenleving.
Mijn overtuiging is dat maatschappelijke hulpverlening zich niet mag versmallen tot het individu. Door eenzijdig te benadrukken dat de mens voor zijn eigen keuzes staat, verlies je de context uit het oog. Een mens leeft in relaties en vindt daar vervulling en zingeving. Het gaat fundamenteel de verkeerde kant op als je die gemeenschap buitenspel zet. In het lectoraat wil ik aandacht besteden aan theorievorming op het terrein waar de hulpverlening aan het individu aansluiting vindt bij de inbedding in de samenleving. Een bredere connectie tussen bezinning en uitvoering. Een smaldeel bezint zich, de brede onderkant werkt zich te pletter in uitvoering. Die twee hebben elkaar zoveel te zeggen. Ik koester de wens om die uitwisseling te versterken.’

Partijcultuur

‘Om de cultuur van de ChristenUnie te typeren, zit ik er nog te dicht op. Misschien weet ik meer als ik eenmaal in Amerika zit. Toch zie ik wel dat de samensmelting nog te wensen overlaat. Het ontbreekt de ChristenUnie nog aan werkelijke inspiratie om het samen te doen. De mentale eenheid die er al wel is, moet verder groeien. Daarvoor is tijd en inzet nodig. De bestuurlijke organisatie slokt veel energie op. De cultuur blijft achter. Ik zie dat de acceptatie soms nog niet eens is begonnen. Mensen blijven refereren aan oude partij-netwerken, vertrouwde partijgangers en oud partijgedachtegoed. Het is goed dat de fusie aanstaande is. De unie heeft tot dusver het tweepartijdenken in leven gehouden. Dan blijf je hybride. Het is tijd dat we helemaal gaan kiezen voor elkaar. Dat betekent niet allebei wat toegeven, maar elkaars geestelijke erfenis voluit waarderen. En daar is alle reden toe: de kracht en helderheid van de gereformeerde, de breedte van de reformatorische en de creatieve bevlogenheid van de evangelische traditie. We hebben veel in huis. Jongeren kunnen in deze toenadering een belangrijke rol spelen.’

Uitdaging

‘De ChristenUnie kan een stap verder maken. Het is zaak om nog concreter te zeggen wat we met de samenleving willen. Ook voor het WI schuilt in dit streven de grootste uitdaging. Het slechtst denkbare is, dat we meedoen aan de algemene tendens van vervlakking. Hierin dragen wat mij betreft zeker ook jongeren een verantwoordelijkheid. Je moet niet mee willen doen met een politiek die makkelijk commentaar levert bij actualiteit en incidenten. We zouden als het aan mij ligt bewuster afstand moeten nemen van de incidentenpolitiek.
De politieke omgangsvormen zijn lelijk geworden. Daar heeft de LPF in korte tijd helaas een groot aandeel in gehad. Vanochtend hoorde ik Bomhoff nog triomfantelijk zeggen dat Zalm en Balkenende geen prettige kerstdagen zouden krijgen na lezing van zijn boek. Dat is op de man spelen, dat is de politiek beroven van inhoud en waardigheid. Een christen-politicus staat voor een andere taak. Laat zien dat je begrijpt waar het in een cultuur om gaat. En weet vervolgens wat je daarop mag zeggen vanuit de Bijbel. Uiteindelijk gaat het om het vermogen om als christen mede leiding te geven aan de samenleving.’

Politiek

‘De Tweede Kamer is het ware domein voor wie invloed wil hebben op de richting en inrichting van de samenleving. Het verlangen om mee te doen aan dat democratische proces is gaandeweg meer in me ontwaakt. Ik wil heel graag na alle studie in de concrete politiek waarmaken waar de ChristenUnie voor staat. Voor mezelf is het ook belangrijk dat de studie van de samenleving een vervolg krijgt in het doen. Bovendien houd ik van debat. Daar wil ik graag aan meedoen. De kans dat ik met een zesde plek wordt verkozen, is gering. Als Dick Stellingwerf erin komt, is het feest, als ik er in kom een wonder. Ik zou het beslist een zegen vinden als we in ieder geval een zetel mogen winnen.
Voorlopig kijk ik uit naar ons verblijf in Iowa. De contacten met Dordt College zijn er al langer. Nu ik de kans krijg om daar een periode te doceren, wil ik die graag benutten. Het is een soort sabbatical. Door helemaal weg te zijn neemt de druk van buiten even af. Dat is prettig voor mij en m’n gezin. Het lijkt me ook boeiend een andere cultuur van binnenuit te leren kennen. Hoe is het om daar te leven? Het is waarschijnlijk dat tijdens ons verblijf de oorlog met Irak uitbreekt. Ik ben benieuwd hoe deze tweede Golfoorlog daar wordt beleefd. Ik sta kritisch tegenover de hegemoniale, zo niet imperialistische rol die de Verenigde Staten spelen. Ik ga hoe dan ook mijn antennes flink gebruiken. Jullie horen nog van me.’

Door Maarten Hamelink

Gepubliceerd in DenkWijzer 2003, 1

« Terug

Nieuwsarchief > 2003

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari