Economen in de strijd tegen het economisme

zaterdag 12 april 2003 11:41

Beiden professor in de economie, beiden Kamerlid in de jaren ’70, beiden actief in de wereldwijde kerk en beiden zeer geïnteresseerd in mondialisering en rechtvaardigheid. Die mondialisering is een thema waarmee dr. Bas de Gaay Fortman en dr. Bob Goudzwaard de afgelopen jaren hard aan de weg hebben getimmerd. De Gaay Fortman als hoogleraar aan het Institute of Social Studies en sinds kort als hoogleraar Politieke Economie van de Rechten van de Mens aan de Universiteit Utrecht. Goudzwaard als hoogleraar Economie aan de Vrije Universiteit.

Wat is ‘mondialisering’ precies?

Goudzwaard: Misschien is het goed als ik aangeef waarom mondialisering een betrekkelijk nieuw verschijnsel is. Het gaat over meer dan alleen de internationalisering van economieën. Historisch gezien is het eigenlijk te vergelijken met een drietrapsraket: eerst waren er de verdragen en systemen zoals GATT (General Agreement on Tariffs and Trade), daarop volgde de snelle technologische ontwikkeling van communicatiemiddelen en vervolgens – de derde trap van de raket - de wens om een groter aantal dingen meteen op mondiaal niveau te regelen, denk bijvoorbeeld aan het Kyoto-verdrag. Er zitten dus duidelijk meer dimensies aan dan alleen de economische. Internationale processen die eindigen op wereldniveau kenden we al, maar het is nieuw dat bepaalde processen nu ook op wereldniveau beginnen. Fenomenen als internet en ‘global capital’ zijn daar voorbeelden van, waarbij staten naar een nieuwe stijl moeten zoeken als gaat om het inrichten van de economie en de politiek. Mondialisering is nu dat deze drietrapsraket op eigen kracht rondvliegt, omdat ontwikkelingen op mondiaal niveau beginnen.

De Gaay Fortman: Het is ook een kwestie van een groeiende identiteit bij mensen als wereldburger. De transnationale onderneming, die we al kenden, blijkt eigenlijk het instituut te zijn dat zich het makkelijkst verhoudt tot mondialisering. Het zijn mondiale ondernemingen geworden, die veel meer horizontaal georganiseerd zijn: de Indiase tak van Unilever is bijvoorbeeld niet meer direct ondergeschikt aan het hoofdkantoor in Rotterdam. Ook bij de NGO’s (Non-gouvernmental Organisations) zoals het Rode Kruis en Novib zie je dat.

Het is opvallend dat, wanneer er in de Nederlandse media wordt bericht over het thema, het nieuws altijd van over de grens lijkt te komen. Eigenlijk lijkt het in Nederland niet echt te leven. Is dit een vertekend beeld of interesseert het Nederlanders echt niet?

De Gaay Fortman: Ik ben bij het Mondiaal Sociaal Forum geweest in Porto Allegre (Brazilië) en daar bleek dat het thema onder jongeren in ieder geval wel leeft. Er waren zo’n 100.000 jongeren uit alle hoeken van de wereld die zich daar echt als wereldburgers opstelden. De participatie vanuit de Nederlandse jongeren was inderdaad beperkt; vooral vanuit Novib en ICCO waren er mensen. Het gaat nog een beetje aan Nederland voorbij. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de manier waarop deze beweging in de media wordt gepresenteerd. Sinds de rellen in Seattle is ‘antiglobalisten’ een etiket waarmee de hele groep in een keer wordt weggezet.

Goudzwaard: En dat is niet terecht. Het zit niet allemaal in de protestsfeer, maar er wordt ook aan alternatieven gewerkt. Bij de Wereldbank bijvoorbeeld zijn ze onder de indruk van wat er uit zulke bijeenkomsten en groepen voortkomt. Aan de Nederlandse jongeren lijkt het echter grotendeels voorbij te gaan.

Wat is het gevaar van mondialisering, dat zoveel mensen daartegen te hoop lopen?

Beiden: economisme.

De Gaay Fortman: Een economist staat voor de verabsolutering van het economische principe: het doelmatig gebruik van schaarse middelen om daarmee toch optimaal de behoeften te bevredigen. Maar de zwakkeren en de natuur moeten wel beschermd worden. De nieuwe manier waarop macht zich presenteert, is in een systeem dat voortdurend gericht is op toename van de productiviteit. Als de productiviteit stijgt, moet natuurlijk ook de productie stijgen, anders houd je niet evenveel mensen aan het werk. Dat gaat dus samen. Als de materiële productie stijgt, begint dat met snellere uitputting van schaarse hulpmiddelen en eindigt het met meer afval. Dat geeft grote problemen met de natuurlijke omgeving.

Goudzwaard: Er moet sprake zijn van een simultane realisatie van normen, zoals ons beider leermeester T.P. van der Kooy al aangaf. Er zijn normen van gerechtigheid, van naastenliefde, van doelmatigheid etc. Pas als ze gelijktijdig worden gerealiseerd vaart de samenleving wel. Als de ene norm echter de andere gaat overheersen, zoals dat nu op mondiale schaal het geval is, ontstaan er verstoringen.

En neemt daardoor op mondiaal niveau de kloof tussen arm en rijk toe?

De Gaay Fortman: Het blijkt dat, als je geen corrigerend verdeelmechanisme hebt, zoals een staat die belasting heft en een sociaal vangnet garandeert, en je vermeerdert de productiviteit, dat de verhoudingen dan sterk veranderen. De kracht waarmee mensen kunnen opkomen voor hun eigen plek, wordt daardoor beïnvloed. Op wereldniveau is er sprake van een enorm vacuüm, want zo’n vangnet is er helemaal niet. Het overgrote deel van de mensen leeft al niet eens in een staat waar dat zo werkt. Dit betekent dat die wereldwijde stijging van arbeidsproductiviteit zonder meer leidt tot een armoedeval in veel landen en een toename van de kloof tussen rijk en arm. Toen de basis voor de groei nog nationaal was, ging stijging van de productiviteit nog gepaard met afname van de ongelijkheid. Ook in Europa werkte dat zo, maar mondiaal neemt de sociaal-economische ongelijkheid sterk toe.

Maar open grenzen betekent toch ook meer kansen voor Zuidelijke landen?

De Gaay Fortman: Dat is alleen zo, als je ervan uitgaat dat mensen in Zuidelijke landen zelf beter worden van de stijging van productiviteit in hun land. Maar dat gebeurt alleen met een sterk verdeelmechanisme. Daarbij komt dat het een selectieve mondialisering is. Een voorbeeld: de katoenboeren in Afrika hebben te maken met zwaar gesubsidieerde katoen vanuit het Noorden, die de prijs drukt. Die open mondiale economie is dus niet zo open als het lijkt.

Goudzwaard: Er zit een bepaalde hypocrisie aan de kant van de rijke landen. Met hun stem in IMF en Wereldbank zetten ze de arme landen op het exportscenario, maar laten dit voor henzelf niet gelden. Ze stellen dus wel eisen, maar beantwoorden zelf niet aan de eisen van het exportscenario doordat ze hun eigen markten beschermen. En als de markten in de regio van de arme landen geliberaliseerd worden, veroorzaakt dat daar door de toenemende concurrentie een prijsval, waardoor de zaken nog moeilijker worden. Als je dus zegt dat je voor een vrije ontwikkeling bent van de vrije wereldmarkt, dan moet je daar ook de consequenties voor jezelf van dragen. En dat is nu nauwelijks het geval.

Maar als die dubbele maatstaven worden weggehaald?

Goudzwaard: Dan heb je nog steeds geen goed verdeelmechanisme, tenzij een deel van het wereldkapitaal ook ter beschikking komt van de thuismarktontwikkeling van de Zuidelijke landen. Het wereldkapitaal trekt nu maar voor amper 10% naar de armste landen. Dat kapitaal voor een gezonde ontwikkeling van de thuismarkt ontbreekt dus en dat is weer een andere eenzijdigheid van de huidige mondialisering. Je kunt dus wel voorwaarden formuleren waaronder het goed zou kunnen werken, maar dan hoort er ook een stukje bescherming van de nationale economie bij en een voorzorg naar milieu en mensen toe. Dan kan het stelsel van mondialisering, onder bepaalde voorwaarden met verdeling achteraf, goed werken.
Alleen al deze opsomming van voorwaarden maakt duidelijk dat er heus wel protest gehoord mag worden tegen de huidige ontwikkelingen.

De Gaay Fortman: Waar nog bij komt dat de netto geldstromen van Zuid naar Noord lopen. Ik denk dat ook de meeste stemmers op de ChristenUnie nog denken dat wij netto bezig zijn goed te doen voor die ‘arme sloebers’, dat wij uit barmhartigheidgevoel iets voor hen over hebben. In werkelijkheid staat het in geen verhouding tot de betalingen van rente, de overmaking van winsten e.d. die allemaal leiden tot geldstromen van Zuid naar Noord.
Het grote vacuüm ligt natuurlijk deels in het ontbreken van een publiek-politieke rechtsgemeenschap op mondiaal niveau. Ook de VN vervullen die functie niet; die zijn beperkt tot drie grote internationale projecten: internationale veiligheid, economische ontwikkeling en mensenrechten.

U pleit voor een publieke rechtsgemeenschap op mondiaal niveau?

De Gaay Fortman: Natuurlijk, maar dat gebeurt de eerste decennia nog niet. Dan moet je zoeken naar alternatieve vormen van bescherming. Die zullen zich moeten richten op kritische weerstand tegen de eenzijdige ontwikkeling van productiviteitsstijging, waarvan voorzienbaar is dat deze rechtstreeks leidt tot milieuproblemen en uitsluiting van mensen.

Goudzwaard: Als die mondiale rechtsgemeenschap ter sprake komt, wordt soms gedacht aan een wereldstaat. In de lijn van Jan Tinbergen wil ik eerder spreken van bepaalde publiekrechtelijke functies die op mondiaal niveau worden uitgeoefend. Er moet een element van autoriteit zijn naar de nationale staten toe, maar alleen op specifieke gebieden zoals milieu. Het is geen alomvattend gezag, maar het zijn vormen van dienstverlening aan de interstatelijke gemeenschap. Daarbij zij nog opgemerkt, dat als er niets gebeurt de wereldgemeenschap over 10 jaar op puur economistische wijze aan elkaar gesmeed zal zijn met een hegemonie van de VS. Je krijgt dan een wonderlijk samenvallen van economische en politieke belangen. Dan moet je toch na gaan denken over alternatieven?!

Welke alternatieven zijn er dan concreet te benoemen die ervoor kunnen zorgen dat de economistische trend bijgestuurd wordt?

Goudzwaard: Hiervoor blijft de ‘effectuering van rechten’ een belangrijke invalshoek. Ik denk zelf dat er een oproep naar de rijke landen nodig is, dat je met de huidige materialistische welvaartsopbouw op termijn zelf ook stukloopt.

De Gaay Fortman: De verbetering van het welzijn van mensen komt natuurlijk wel ten dele door de stijging van productiviteit, maar ook door het ontstaan van een emancipatiekader. Mensen werden zich bewust van hun rechten, gingen zich organiseren. Dat proces van protest, organisatie en collectieve afdwinging van rechten leidt tot emancipatie en geeft een stem aan mensen die zich kunnen beschouwen als slachtoffer van het proces van mondialisering. De ‘rechtenbenadering’ heeft als meerwaarde dat die uitgaat van mensen zelf. Er is wat dat betreft een sterke mondiale bewustwording gaande, die zich ook op lokaal en nationaal niveau manifesteert. Er is overal een groot verzet tegen machtsmisbruik, ongelijkheid en corruptie opgekomen.

Er wordt wel eens gezegd dat door het proces van mondialisering de nationale staat een beetje ‘verdampt’, doordat mondiale en regionale instituties steeds maar bepalend worden. Jullie zien de nationale staat echter wel als een zeer belangrijk instrument waardoor rechten van mensen een centrale plaats kunnen krijgen?

Goudzwaard: Je moet er eigenlijk in de gebiedende wijs over spreken. Er is weliswaar een erosie van onderaf gaande van de nationale staat. Staten zijn voor hun ontwikkeling nu eenmaal afhankelijk van kapitaal dat binnen hun grenzen blijft. Naarmate kapitaal makkelijker de grens overgaat om elders een hoger rendement te genereren, gaan staten hun belastingsystemen hervormen zodat het aantrekkelijker is voor kapitaal om binnen de grenzen te blijven, terwijl aan de andere kant arbeid steeds meer belast wordt. Johan Witteveen, oud-directeur van het IMF, heeft daar onlangs nog voor gewaarschuwd. In het kader van de Europese Unie heet dit tegenwoordig ‘beleidsconcurrentie’. Het zijn tekenen van een op kapitaal georiënteerde wereldsamenleving en dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Wat is de rol van de EU daarin?

Goudzwaard: Het probleem zit eigenlijk al in de basisformules van de Europese Unie. Het gaat terug tot het Verdrag van Rome, waarbij aan de economische ontwikkeling de leiding is gegeven en waarbij de politieke wel zou volgen.

De Gaay Fortman: Het is in de grond een economistische gemeenschap gebleven. Artikel 2 van het EEG-verdrag formuleert ‘expansie’ ook als dé doelstelling.

Goudzwaard: Je ziet nu, dat het een soort verlamming heeft opgeleverd, ook van de nationale beleidsinstrumenten. Die moeten in hun eigenheid bijvoorbeeld het milieu beschermen of sociale netwerken steunen, maar moeten tegelijk ook dienstbaar zijn aan het gelijktrekken van concurrentievoorwaarden in de gemeenschappelijke markt en het monetaire cluster dat erbij is gekomen. Er moet dan ook een fundamentele koerswijziging in de Europese constellatie plaatsvinden. Deze is nu te zeer gericht op het expansiemodel. En dat gaat verder dan de gelijkstelling van economische en andere doelstellingen. Je zult toe moeten naar een raamwerk van ecologische en sociale voorzorg, waarbinnen dan de economische ontwikkeling van de Unie een toekomst kan hebben.

Zou u dus de stelling willen poneren dat de EU de Europese staten verder wegbrengt van een verantwoordelijke economische en sociale ontwikkeling?

Goudzwaard: Ik durf de stelling wel aan dat het nu een keurslijf is voor een gezond ecologische en sociaal beleid van de lidstaten.

De Gaay Fortman: Europa wordt politiek bestuurd door staten die eigenlijk verlamd zijn, omdat ze in hun gezamenlijk bestuur geen effectief besluitvormingsmodel hebben.

Hoe kijkt u vanuit dat perspectief aan tegen de uitbreiding van de Unie? De toetredingslanden hebben juist het economische aspect voor ogen en willen juist daarbij aansluiting vinden. Zij zullen heus niet meteen gaan pleiten voor aanpassing van de Europese doelstellingen, tenzij hun markten de concurrentiedruk niet aan blijken te kunnen.

Goudzwaard: Als je met mensen uit het Brusselse apparaat praat, dan hoor je inderdaad ook die zorg. Het kan best in een aantal jaren helemaal mislopen, de combinatie van toetreding en ons economistische model. Daarbij komt de zorg voor migratiestromen en de daardoor bedreigde sociale stabiliteit. Dit model houdt het op termijn gewoon niet.

De Gaay Fortman: De economische integratie heeft wat politieke stabiliteit betreft natuurlijk ook wel heel grote verdiensten. Door de verwevenheid van economieën zal er niet snel meer oorlog komen. Dat is het grote pluspunt van de Europese integratie.

Als u nu de discussies over mondialisering en de negatieve gevolgen ervan in de verschillende werelddelen taxeert, is het dan waarschijnlijk dat in Europa de aanzet gegeven zal worden tot verandering en bezinning? Of, paradoxaal genoeg, juist in de Verenigde Staten?

Goudzwaard: Laat ik voorop stellen dat de Amerikaanse economie de meest onaangepaste is in de wereld. Het is ook de grootste schuldenaar met een blijvend tekort op de betalingsbalans. Hoewel ze enorme kapitaalstromen aantrekt, is het een kruik die slechts te water gaat tot ze barst. Ik vermoed zelfs, dat het Irak-conflict hierop zal gaan ingrijpen. Als er een blijvende oorlogsinspanning vereist is, kan het vertrouwen in de dollar wel eens wegebben en de grond voor expansie wegnemen.
Daarmee is niet gezegd dat de impulsen voor vernieuwing meteen vanuit de VS zullen komen. Er bestaan weliswaar initiatieven in de VS en vooral in Canada, maar ik denk eerlijk gezegd toch meer aan het oude Europa als bakermat van vernieuwing. Als het dan maar in samenhang met Azië en Afrika gebeurt, want op eigen houtje kan het eenvoudigweg niet meer.

In dit perspectief treden vooral staten op de voorgrond als actoren die verandering moeten en kunnen teweegbrengen. Er is natuurlijk ook nog de verantwoordelijkheid van het individu en van maatschappelijke organisaties. Hoe zit het met die noties?

De Gaay Fortman: Het moge duidelijk zijn dat er geen sterke staat kan zijn zonder een sterk maatschappelijk middenveld en geen sterke democratie zonder sterke burgers. Zij moeten zich goed bewust zijn van hun rechten en bereid zijn om ervoor op te komen. Mensen die zich geen knollen voor citroenen laten verkopen. Wil de staat goed functioneren, dan is er tussen staat en burger een krachtig middenveld nodig.

Goudzwaard: Er ontstaan nu dan ook echte netwerken van mensen en bewegingen die op elkaar zijn afgestemd. In die zin zijn ze zelf ook een voortbrengsel van ‘mondialisering’. Je kunt wel voorwaarden stellen aan economische ontwikkeling, maar je zult in je eigen samenleving ook krachten moeten mobiliseren om dat waar te maken. Dat is de harde kant van de zaak. Als je naar meer ruimte in de wereldeconomie voor arme landen wilt, zul je hier bereid moeten zijn om stappen terug te doen. Of op z’n minst je stappenpatroon hier aanpassen aan wat elders nodig is. Als je die twee niet wilt combineren, dan neemt ook een vorm van ontreddering toe.

Nu is de christenheid eigenlijk ook een mondiale beweging, met een gezamenlijk doel en een gezamenlijke drijfveer. Wat zou u als agenda voor de mondiale christenheid willen neerleggen?

De Gaay Fortman: Het christendom heeft vanaf het begin scheidsmuren geslecht tussen ‘wij’ en ‘die anderen’. Van nature keert het zich tegen het ‘wij-zij denken’. Het is echter wel zo dat het christendom zo geïnstitutionaliseerd is dat dit hieraan in de weg kan staan. Maar, we hebben een boek dat ons inspiratie geeft, en een lange geschiedenis.

Goudzwaard: We moeten ons blijven oriënteren op de weg, en minder op het doel. Het gaat erom dat we beginselen als trouw en gerechtigheid maatschappelijke betekenis kunnen meegeven, waardoor het aantrekkelijk wordt voor anderen om mee te gaan.

Door Benjamin Anker en Cors Visser

Gepubliceerd in
DenkWijzer 2003, 2

« Terug

Nieuwsarchief > 2003

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari