Tot een voorbeeld zult gij blijven

dinsdag 23 november 2004 14:34

LEZING PERMANENTE CAMPAGNE TEAM
Amersfoort
23 november 2004
Erik van Dijk

Mr. G. Groen van Prinsterer (1801-1876)
Dr. Abraham Kuyper (1837-1920)
 
De meeste informatie over Groen van Prinsterer komt uit de biografie door Roel Kuiper (2001), ‘Tot een voorbeeld zult gij blijven’.
 
Mr. G. Groen van Prinsterer (1801-1876)
 
Guillaume Groen van Prinsterer, kortweg: Willem Groen
 
Geboren op 21 augustus 1801
 
Het gezin Groen woonde 1805 in het statige en mooie, uit 1635 daterende herenhuis Vreugd en Rust aan de Korte Vijverberg, vlakbij het Binnenhof. Tegenwoordig Kabinet der Koningin.
 
Op zestienjarige leeftijd klaar met middelbaar onderwijs (kostschool in Utrecht)
Bij eindexamen mocht hij als een van de beste leerlingen een toespraak houden in het Latijn (over Cicero).
 
Paaszondag 1818: geloofsbelijdenis in Hervormde Kerk. Toch blijft Groen zoekende.
 
1818-1823 universitaire studies letteren en rechten
Januari 1823 doctoraal examen letteren
April 1823 doctoraal examen rechten.
 
Op 17 december 1823 promoveert Groen in beide studies, in vloeiend Latijn.
 
Vanaf 22-12-1823 werkt hij bij het Hoog Nationaal Gerechtshof in Den Haag.
 
In 1825 werd hij bijna aangesteld bij de letterenfaculteit in Leiden.
 
Vanaf zijn 25ste levert hij al politiek commentaar.
 
September 1827 nieuwe baan als referendaris bij Kabinet van de Koning, waar voorbereidend ambtelijk werk in dienst van de koning wordt gedaan.
Tegelijk dingt Groen mee naar de opdracht van Koning Willem I voor een bewerking van de Algemene Nederlandse Geschiedenis.
 
Koning Willem I stond aan het hoofd van een autocratisch, centralistisch regeringsstelsel, waarin zijn Kabinet een zeer belangrijke plaats innam.
 
12 mei 1828 huwelijk met Elisabeth Maria Magdalena van der Hoop (Betsy)
“Door haar sterke overtuiging en haar innige gevoelsmatige beleving van het christelijk geloof, haar puriteins gereformeerde inslag heeft zij het middel kunnen zijn waardoor ook Groen zelf geleid is tot de erkenning van Christus Jezus als de verlosser van zijn leven.” (Schutte, 1976, p.26)
 
Nazomer 1828: Willem en Betsy wisselen samen met koning Willem I van residentie. Ze verbleven tot september 1829 in Brussel. Midden in politieke spanningen, maar maakten ook kennis met het Réveil, de geestelijke opwekkingsbeweging in Europa, die zich vanuit Zwitserland verbreidde. Zij kwamen in de Waalse kerk daar tot een verdieping van hun geloofsleven. Terug in Den Haag gingen zij ook naar de Waalse gemeente.
Vriendschap met Isaac da Costa en Willem de Clerq. Betrokken bij Réveil in Nederland.
Het Réveil achtte niets belangrijker dan het zielenheil van de mens. Voor hen hoorde daar ook aandacht voor armen, misbruikten en ouderen bij (sociale arbeid in achterbuurten).
 
Betsy Groen en Caroline de Clerq zetten in 1831 een christelijke naaischool op voor meisjes uit armlastige kringen.
 
Schreef in 1829 zijn eerste echte politieke geschrift: Volksgeest en Burgerzin over de problematische verhouding tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden.
 
Groen gaf van oktober 1829 tot mei 1832 een politiek tijdschrift uit: Nederlandsche Gedachten. Beginselen van het blad: verdediging van de constitutionele monarchie, handhaving van het protestantisme en bewaring en versterking van hetgeen Nederlandsch is. ‘God , de Koning en het Vaderland! Van de Godsdienst zij ons begin. Nederland moet Christelijk zijn.’
 
Belgische opstand 1830 (definitieve deling pas in 1839)
 
Vanaf 1831 begint de fase van verwerking van alles wat men in de afgelopen jaren heeft beleefd. Groen geeft zich steeds meer rekenschap van de geestelijke ontwikkeling die zich bij hem heeft voorgedaan. Hij begint openlijker over zijn geloof te spreken. Hij wil steeds meer alles vanuit dit perspectief zien. Door zijn huwelijk met Betsy, de betrokkenheid bij het Réveil, maar ook zijn schrijven voor Nederlandsche Gedachten komt hij tot ontdekking van de hoofdoorzaak van al het kwaad om zich heen: de stelselmatige afval van het Christendom. “De gansche geschiedenis wordt mij eene doorgaande bevestiging der waarheden, die de H. Schrift openbaart.”
De ontdekking van Groen was dat de tegenstelling tussen geloof en ongeloof als de allesbeheersende tegenstelling in de geschiedenis moest worden beschouwd.
Achter het ‘dwaalbegrip’ van de volkssoevereiniteit stond een beheersende ‘hoofdtrek’ van een hele periode, een dynamische drijfkracht: het ongeloof. Deze heeft in de achttiende eeuw een ‘valse wijsbegeerte’ doen ontstaan en daaruit zijn de denkbeelden voortgevloeid die men sinds de Franse Revolutie op de staat en de samenleving wilde toepassen. Ze brachten echter wanorde en geweld.
De enige oplossing is het opnieuw plaatsen van de bodem van het christelijk geloof, het geloof als levensbeginsel. Tegenover de revolutionaire beginselen moeten ‘antirevolutionaire’ worden gesteld.
Dit was het begin van een geheel nieuwe, christelijk-politieke benadering.
 
Antirevolutionair is niet conservatief (contrarevolutionair), want Groen was voorstander van persvrijheid, godsdienstvrijheid en andere burgerlijke vrijheden. Groen was niet persé tegen rechtstatelijke / grondwettelijke veranderingen.
 
Oktober 1831: toezichthouder Koninklijk Huisarchief
 
Eind 1832-begin 1833: Groen ernstig ziek, bijna dood.
Na het christelijk geloof in voorgaande jaren op een breed terrein te hebben gezocht en beproefd concentreerden Willem en Betsy zich vanaf nu op één vast punt: Christus.
Vanaf 1833 zien we een Groen die de neiging tot analyseren en begrijpen achter ging stellen bij de wens getuige te zijn van Christus.
1833 was een overgangsjaar. De definitieve overgang tot het Réveil. Ze bezochten in de zomer van 1833 de bakermat daarvan: Zwitserland.
De Groens zochten een eenvoudig christelijk leven dat zich net zo min overgaf aan dogmatische als aan psychologische bespiegeling. Zij gingen dan ook niet mee in de opleving van bevindelijk-gereformeerde geloofsbeleving en de daaruit voortgekomen Afscheiding van 1834. Bijvoorbeeld het onderscheiden van ‘allerlei stadia van zielsaandoeningen’ en de uitverkiezing gingen er bij hen niet in.
Volgens Da Costa en De Groens moest er in en niet buiten de Hervormde Kerk gestreden worden
 
In januari 1835 kwam het eerste deel van de drukker van de door Groen verzamelde brieven van het vroegere Oranjegeslacht. Deel 1 besloeg 1552-1584. Voor het eerst ook persoonlijke brieven. Groen deed dit met opzet om te laten zien dat we hier maken hadden met gelovige mensen, wier politieke optreden niet afweek van hun persoonlijke overtuiging.
 
1840 troonsafstand Willem I
Het maatschappelijke leven van de jaren veertig bleef nogal onbepaald. De krachtige hand van Willem I ontbrak. De ontwikkelde burgerij wenste meer politieke invloed. De leidende elite wist niet goed meer welke kant het uitging. Hierdoor was er veel (publieke) discussie over de toekomst van het land. Er was twijfel en onzekerheid over de identiteit van Nederland. De opkomende liberalen riepen om grondwetsherziening, conservatieve krachten zagen hun kans schoon te agiteren, de Hollandse handelswereld wilde ruimere ontplooiingskansen, het Rijk moest een dreigend financieel bankroet te boven komen, etc… (klinkt een beetje als anno 2004 …)
In deze jaren ontwikkelden Thorbecke en Groen zich tot opinion leaders.
 
Maart 1840: Groen mengt zich in de publieke meningsvorming over de grondwetsherziening. Groen wilde geleidelijke wijzigingen, Thorbecke een algehele herziening.
 
Juli 1840 Groens eerste politieke optreden. Als afgevaardigde van de Staten van Holland naar de Dubbele Kamer (uitgebreide Tweede Kamer). Hoofdthema: onderwijs.
 
De strijd die vanaf 1840 ontbrandde en nog decennia zou duren ging tussen aanhangers van de gemengde school, die nationale eensgezindheid al op de schoolbank wilde aanleren (wet van 1806:”opleiden tot alle maatschappelijke en christelijke deugden”), en vertegenwoordigers van protestantse en rooms-katholieke richtingen die de kinderen in eigen godsdienstige sfeer wilden onderwijzen.
Groen kwam tot de overtuiging dat de openbare school niet in staat was het godsdienstig onderwijs te geven dat paste bij het christelijk karakter van de natie.
In de zich moderniserende staten in de 19e eeuw werd onderwijs hét instrument voor nationale cultuurpolitiek en dus ook dé inzet van politieke strijd.
Voor Groen lag onderwijsvrijheid in het verlengde van godsdienstvrijheid. Onderwijsvrijheid is godsdienstvrijheid voor kinderen, zei hij. Hij was dan ook voorstander van ruimere onderwijsvrijheid.
Groens stelling dat het openbaar onderwijs zowel onchristelijk (de Bijbel werd er niet gelezen) als anti-christelijk (het gaat over een algemene God zonder op Christus te wijzen) was baarde opzien.
In die tijd kwam het bijzonder onderwijs al een beetje op, maar zonder staatsbekostiging.
 
Dec. 1840 en jan. 1841
Groen zit in staatscommissie die de godsdienstige bezwaren tegen de inrichting van het onderwijs moest onderzoeken en de regering moest adviseren.
De katholieken wilden eigen scholen, de protestanten wilden verbetering van het bestaande systeem van de gemengde school. Groen zocht een tussenweg (splitsing van gemengde school in openbaar, protestants, katholiek en joods) en kwam met een eigen rapport. De staatscommissie kwam er niet uit. Het onderwijsconflict bleef slepen.
“De onderwijzer zij een christen; niet enkel met het verstand, maar ook met het hart. De Bijbel zij er het boek der boeken.” Al het onderwijs (zeker ook vaderlandse geschiedenis) moest in verband met de evangeliewaarheid worden gegeven.
 
1841
Groen begint aan beschrijving van hele Nederlandse geschiedenis.
Groen wilde met zijn uitgave een handreiking doen aan de christelijke school.
Als het in het onderwijs dan zo slecht gesteld was met de kennis van de Bijbl en daarmee ook van de toepassing van de Bijbel, dan moest er verantwoord christelijk lesmateriaal zijn.
Zijn Handboek der geschiedenis van het Vaderland staat vol met Bijbelteksten en aanzetten tot christelijke overdenking van de geschiedenis, maar was ook een betrouwbare, wetenschappelijk verantwoorde gids als het ging om de feiten.
Het eerste Korte Overzigt van de Geschiedenis des Vaderlands, waarin Groen in honderd bladzijden de hele Nederlandse geschiedenis behandeld was in december 1841 klaar.
Het veel omvangrijkere echte Handboek dat in afleveringen verscheen was in 1845 helemaal klaar.
Groens visie op de ‘Vaderlandse geschiedenis’ heeft generaties beïnvloed.
In die visie staat de grote betekenis van de Reformatie van de 16de eeuw voor de Nederlanden centraal. Volgens hem was de grootheid van de Republiek in de 17de eeuw het gevolg geweest van het ernstig nemen van de Bijbel in de samenleving. De geleidelijke neergang in de 18de eeuw was het gevolg van toenemend ongeloof.
 
1845
Predikant O.G. Heldring uit Hemmen stuurt in mei een lange brief aan de Réveilbroeders in Amsterdam en Den Haag, waarin hij aandrong op vereniging en samenspreking en vooral op meer sociale actie.
Heldring was op de Veluwe al jaren betrokken bij allerlei kerkelijk en sociaal werk: drankbestrijding, onderwijsachterstanden, armenopvang.
De brief maakte iets los. Dit paste helemaal bij de geest van de opwekking die men wenste. In augustus vond in Amsterdam al de eerste vergadering plaats van de Christelijke Vrienden
Willem Groen was de voorzitter. Ze kwamen twee keer per jaar een paar dagen bij elkaar.
De Christelijke Vrienden waren een los verband van christelijke broeders uit verschillende kerken en plaatsen. Ook al zaten er predikanten bij, het lekenelement domineerde en drong theologische discussies naar de achtergrond. Volgens Groen moesten theologische verschillen door broederlijke ontmoeting overstegen kunnen worden.
Van de Christelijke Vrienden ging een activerend effect uit in verschillende plaatsen. Het aantal deelnemers groeide in enkele jaren van ongeveer 40 tot 200. De vergaderingen van de Vrienden hadden kerkelijk en maatschappelijk gewicht. Het was uitwisseling, brainstormen, plannen maken … over kerk, onderwijs, zending en sociale arbeid. Een tegenbeweging.
 
Hebben we in Nederland hedentendage zo’n platform als de ‘Christelijke Vrienden’?! Is dat een gemis?
 
Winterseizoen 1845-1846
Groen houdt een vijftiental lezingen op zaterdagavond, die in 1847 gebundeld zouden worden onder de titel Ongeloof en Revolutie (hals over kop uitgegeven omdat het revolutiejaar 1848 zich aan begon te dienen.). Deze publicatie bevat de meest rijpe verwoording van Groens staatkundige, historische en wijsgerige opvattingen.
Er had zich volgens Groen (en vele anderen) een ‘omkering van denkwijs en gezindheid’ van wereldhistorisch formaat voorgedaan.
Revolutiebegrippen / revolutionaire denken: vrijheid, gelijkheid, volkssoevereiniteit, maatschappelijk verdrag, staat en overheid als menselijke scheppingen en een visie op de mens die de geschiedenis zelf ter hand neemt.
Geen geloof meer in een levende God die de geschiedenis leidt, in een goddelijke oorsprong van staat en overheid.
‘De Revolutie is de stelselmatige omkeering van begrippen, waardoor, in plaat van de ordeningen Gods, de eigenwijsheid en willekeur van den mensch ten grondslage van staat en maatschappij, van regt en waarheid, gelegd wordt.’ (citaat van Groen in Kuiper, p.179)
Ni Dieu, ni maitre
Politieke maskerade kenmerk van de Verlichtingsideologie: mensen zijn zich niet bewust van de revolutionaire veranderingen, ze laten zich misleiden en meenemen. “De liberalen stelden veranderingen voor die rationele verbeteringen van de praktijk leken. Wie kon daar tegen zijn? Onder die dekmantel werden begrippen binnengebracht die alles op hun kop zetten. Men wil de vormen veranderen, maar niet de wortel van het kwaad wegdoen.” (Kuiper, p.113) Herkennen we dit?!
Tegen de revolutie, het Evangelie!
Groen deed veel en graag een beroep op historische rechten en historische ontwikkelingen, die men had te respecteren. De geschiedenis is een goddelijk bestel. Tasten de revolutionairen met hun passie voor snelle reconstructie dit bestel aan, dan negeren zij de gegroeide verhoudingen.
Verdere ontwikkelingen moesten plaatsvinden in aansluiting op het bestaande.
Het volk is drager van de geschiedenis en heeft mede daarom recht op invloed in de publieke belangen, maar dan wel binnen de kring van de eigen bevoegdheden.
 
1846-1848 hoogtepunt van Groen als publicist.
 
Maart 1848
Koning Willem II benoemt een commissie voor grondwetswijziging waarin uitsluitend liberalen zaten o.l.v. Thorbecke.
Thorbecke schreef al jaren hierover. In april was het ontwerp voor een ingrijpende grondwetsherziening al klaar. Lijkt Thom de Graaf wel…
Ministeriële verantwoordelijkheid, directe verkiezingen van Tweede Kamer (i.p.v. via Provinciale Staten), vrijheid van onderwijs, godsdienst, vereniging en vergadering.
 
Van mei tot oktober besprak de TK de veranderingsvoorstellen. Hoewel de liberalen een parlementaire minderheid vormden, werd de grondwetsherziening onder druk van de omstandigheden (overal in Europa revoluties) en met steun van de koning aanvaard. De Kamerleden hadden het gevoel het onvermijdelijke te moeten aanvaarden.
Volgens Groen was het kenmerkend voor revolutionaire tijden dat een kleine minderheid, die haar wil voor de algemene wil uitgeeft, greep kan krijgen op het staatsapparaat.
Klinkt bekend …
 
Groen was op zich niet tegen de meeste van de wijzigingen, ook niet tegen de directe verkiezingen, maar hij zag er niet zoals Da Costa Gods hand in.
Twee hoofdpunten van kritiek:
-          de positie van de koning was in het geding. Groen zag de koning als drager van de soevereiniteit van NL. Vanaf 1848 was echter de knieval voor de volkssoevereiniteit gemaakt. Volgens Groen een grove miskenning van de bijzondere geschiedenis van NL.
-          het censuskiesrecht (slechts 80.000 mannen konden kiezen) was te materialistisch. Het zag het volk niet aan in zijn historische geledingen en rechten. Groen beriep zich op het volk achter de kiezers.
 
1849
Groen voor eerst in Tweede Kamer (afgevaardigd door district Harderwijk – NL was toen opgedeeld in 68 districten met elk jaar verkiezingen in een deel daarvan). Thorbecke ook.
Groen kan eerst draai niet vinden.
Sept 1850 valt kabinet. Nieuw kabinet o.l.v. Thorbecke.
Toen begon Groen op te leven.
Thorbecke concentreerde zich op Kieswet, Gemeentewet en Provinciewet.
Thorbeckes  liberalisme inspireerde Groen tot grootse oppositie. In Groens spreken over geloof en politiek zag Thorbecke niets dan ‘vroome damp en nevel’ en verklaarde het steevast buiten de politieke orde.
Groen heeft veel bijgedragen aan de cultuur van debat en oppositie en hij legde de kiem voor partijvorming. Groen meende – dwars tegen de heersende mening in, die partijen associeerde met tweedracht en zwakheid uit het verleden - dat in het parlement partijen naar voren moesten treden die de verschillende beginselen die in de natie leefden vertegenwoordigden.
 
Groen had beter en eerder dan zijn tijdgenoten de consequenties van het parlementaire stelsel begrepen. "Het eerst heeft hij gezien, dat de invoering van het directe kiesrecht de landsaangelegenheden tot volkszaak maakte (...) De nieuwe Staten-Generaal hadden zich voortaan te ontwikkelen tot het geweten van volk en regering beide (...) Dat dit vanzelf moest leiden tot het openbaar worden van de verschillende rechts- en levensovertuigingen, stond voor hem van den aanvang vast. Dat de botsing daartussen niet buiten maar juist in het parlement plaats vond (...) Dat dit vanzelf tot partijformatie in en buiten het parlement moest voeren was zijn gerechtvaardigde conclusie."
 
- belangenafweging en inhoudelijk debat hoort binnen de volksvertegenwoordiging thuis
- vraag in het debat naar de achterliggende principes
 
10 april 1850
Groen stelt partijvorming aan de orde bij de Christelijke Vrienden en legt uit dat dat dus lokale kiesverenigingen, beginselprogramma’s en propaganda veronderstelt. Hij achtte actieve ondersteuning van zijn Kamerwerk noodzakelijk. De antirevolutionairen moesten zich aaneensluiten.
Ondanks veel discussie ontstond een jaar later toch de eerste lokale antirevolutionaire kiesvereniging. Voorjaar 1851: in Amsterdam werd Nederland en Oranje opgericht, de moeder aller AR-kiesverenigingen.
 
1851 sterk verzet van Groen tegen Gemeentewet, die volgens hem geen rekening hield met de eigen aard en historie van gemeenten. Het was centralistisch, staatsdwang en deed geen recht aan de autonomie van gemeenten.
 
1852
Thorbecke durft zich niet te wagen aan een nieuwe onderwijswet, maar jaagt alle protestanten tegen zich in het harnas met zijn ontwerp voor een armenwet.
 
Juni 1853
Verkiezingen waren anti-Thorbecke, anti-katholiek en gaven een electorale ruk naar rechts.
 
Het parlementaire jaar 1853-1854 rampjaar voor antirevolutionairen. Ze kwamen in een isolement. Dieptepunt was behandeling van de Armenwet, die in de ogen van de Aren nog altijd het eigen recht van de kerk op dit gebied miskende. Groen werd in 1854 niet herkozen. Hij dacht dat zijn politieke loopbaan ten einde was. Da Costa schreef ter bemoediging: ‘Tot een voorbeeld zult gij blijven’.
1854 was ook het einde van de Christelijke Vrienden o.a. omdat de predikanten in het gezelschap geen partijvorming wilden. De druppel was een vlammend betoog van baptist en evangelist in de volksbuurten ds. De Liefde tegen de Hervormde kerk en de hypocrisie van de predikanten.
 
1855
Groen toch weer in de Kamer dankzij een conservatieve KV in Den Haag.
 
Toen begon de strijd tegen de onderwijswet van minister Van Reenen. Het neteligste politieke probleem van die tijd.
Bijzondere scholen hadden een grote groei doorgemaakt in het land. (bijna 800 in 1849, bijna 900 in 1854), mede bekostigd door ouders of gesticht en gefinancierd door kerkenraden.
Groen kreeg predikanten zover dat ze een petitie-acite tegen het wetsvoorstel ontketenden. De petitie verzocht de openbare school niet van het christendom en de natie niet van haar christelijk karakter te beroven. Tienduizenden handtekeningen van kerken, scholen en verenigingen kwamen bij de Kamer binnen. Groen drong er in de Kamer op aan de petitie serieus te nemen. Hij maakte zich zo oppositieleider tegen het kabinet en hoofd van de nationale beweging voor de christelijke school.
De Kamer negeerde het.
 
Mei 1856
Groen leek eventjes zelf premier te kunnen worden. De koning vroeg zijn advies over een nieuw kabinet. Groen aarzelde, stelde zich erg principieel op, wilde later alleen in het kabinet als minister van onderwijs, maar werd uiteindelijk gepasseerd door een andere AR-man, Van der Brugghen.
 
1857 nieuwe onderwijswet van Van der Brugghen. Gezwicht voor liberale druk, die een relatieve neutraliteit van de openbare school wilden. Zijn enige persoonlijke clausule dat er subsidie zou komen voor de bijzondere school sneuvelde in het debat.
De nieuwe wet werd aangenomen en bevatte geen enkele tegemoetkoming voor het bijzonder onderwijs. De antirevolutionairen stonden met lege handen. Groen nam ontslag als Kamerlid.
Een waterscheiding in Groens leven. Het einde van een ideaal waar hij 17 jaar in had geloofd. Zijn visie op de ‘christelijk staat’, dat een fundament had in de Nederlandse geschiedenis. Nu geen politieke erkenning van God en Oranje.
In dit laatste jaar had Groen de steun van vooraanstaande predikanten zeer gemist.
De dreun van 1857 sloeg het Réveil in NL definitief uit elkaar.
Groen keert terug naar Koninklijk Huisarchief.
 
Een deel van de miskenning van het antirevolutionaire denken was volgens Groen een gevolg van gebrekkige steun. De ontwikkelde christenen lazen met onstilbare honger de stichtelijke werken die verschenen, maar over politiek en de schoolstrijd konden ze niet meepraten …
 
1860
Er ontstaat toch en organisatie ter ondersteuning van het bijzonder onderwijs.
Groen werd gevraagd voorzitter te worden van de vereniging, want hij was het nationale gezicht van de schoolstrijd. Voorjaar 1861 wordt de vereniging Christelijk-Nationaal Schoolonderwijs opgericht.
Predikanten deden slechts ten dele mee (vooral Veluwse predikanten vonden het niet nodig, omdat ook de meesten op de openbare school toch wel christelijk waren).
De CNSO steunde vooral scholen die door kerken waren opgericht.
 
1862 Groen weer in Kamer, Thorbecke weer premier.
Nieuwe strategie van Groen: hij wilde dat het woord ‘christelijk’ uit de schoolwet van 1857 verdween en dat alles werd gedaan om het bijzonder onderwijs een gelijkwaardige positie te geven.
Groen was nu uit op publieke waardering van het christelijk onderwijs, naast de neutrale openbare school.
Buiten de Kamer was Groen steeds meer de volkstribuun van de orthodoxe protestanten, maar in de Kamer stuitte hij op steeds meer weerstand. Dat kwam vooral omdat hij discussies wilde heropenen die volgens de meesten niet meer aan de orde waren. Anno 2004: Euthanasie, homohuwelijk, etc!
 
Na 1857 en zeker na 1862 ging Groen de scheiding van kerk en staat bepleiten, omdat hij meende "dat wanneer de overheid liberaal of anti-christelijk was, het maar beter was dat zij zich totaal niet met de kerk bemoeide."
Vandaar ook dat hij in 1872 `theocratie' als volgt omschreef: "Niet de onderwerping van de staat aan de kerk, noch van de kerk aan de staat, maar beide aan God en zijn eeuwige wet."
Hij sprak ook niet meer over een christelijke staat op de manier zoals hij dat vóór 1857 wel deed.
 
De liberalen werden door de anti-revolutionairen wel "afgeschilderd als de doodgravers van christelijk Nederland"
 
Vanaf 1864 contact tussen Groen en de jonge predikant A. Kuyper uit Beesd.
 
Voorjaar 1865 Ontslag als Kamerlid naar veel ziekte
 
1867 Groen stuurt Ongeloof en revolutie en foto naar Kuyper.
Vanaf deze tijd zouden Groen en Kuyper bondgenoten zijn in de strijd tegen het conservatisme, eerst in de kerk, later ook in de politiek.
 
Najaar 1867 Kuyper verruild Beesd voor Utrecht
 
1868 Groen is ontevreden met de zittende AR-Kamerleden en probeert zelf weer gekozen te worden, maar zonder succes.
Groen maakte zich hiermee niet geliefd en komt aan de zijlijn, maar de verkiezingen van 1868 waren voor de ARen wel het teken dat er voortaan centrale aansturing nog was.
In 1869 werd een centraal comité opgericht en kwam er een programma met één punt: de strijd voor het christelijk onderwijs.
 
Mei 1869 Groen en Kuyper drukken elkaar voor het eerst de hand.
 
1871
Kuyper wil een breder programma
Conflict tussen Groen en Kuyper over kandidaatstelling
=> Verkiezingen worden ramp
Kuyper vatte snel weer moed en makte plannen voor een dagblad en een landelijke kiezersbond
 
Groens betrekking bij het Koninklijk Huisarchief eindelijk ten einde
 
1 april 1872 Dagblad de Standaard verschijnt
 
Juni 1872 Oprichting van het Anti-Schoolwetverbond, een landelijke actiebeweging die het opnam voor de bijzondere school. De steun kwam van onderop, een echte volksbeweging, waarin nu ook de Afgescheidenen meededen.
Kuyper en De Geer zaten in het bestuur en probeerden de beweging samen te laten vallen met de antirevolutionaire politiek in de Kamer. Dat lukt: in 1873 treedt het bestuur op als centraal comité bij de verkiezingen.
 
1874 Kuyper komt voor ’t eerst in de Tweede Kamer
Einde tijdperk Groen.
 
Groens levensgeheim:
Het dieperliggende motief in zijn leven was het geloof in de bekeerde persoonlijkheid, die op God vertrouwt en zich daarom door geen nederlaag of tegenslag laat ontmoedigen. Dat zag hij ook bij bijvoorbeeld Willem van Oranje.
Groen geloofde dat iedere christen, als deze karaktervast bleef en van zich liet horen, een begin kon zijn van nieuwe ontwikkelingen.
Voor Groen kon persoonlijke geloofsbeleving nooit zonder daden blijven.
 
Februari 1876 Kuyper overspannen naar het buitenland.
 
19 mei 1876 overlijden Willem Groen
14 maart 1879 overlijden Betsy Groen
 
3 april 1879 oprichtingsvergadering van de ARP.
In de openingsrede besteedde Kuyper uitgebreid aandacht aan Willem én Betsy Groen.
 
 
1837-1920
Dr. Abraham Kuyper
geboren: 29 oktober 1837 te Maassluis
overleden: 8 november 1920 te Den Haag
 
Dominee Abraham Kuyper zou de opvolger worden van Groen van Prinsterer in politiek, maatschappij en kerk.
Kuyper wist zowel theologisch als organisatorisch (in beiden was Groen niet sterk) zeer goed in te spelen op de nieuwe situatie in Nederland, zowel op politiek/maatschappelijk als op kerkelijk terrein.
Kuyper wist de protestants-christelijke politieke strijd met het oprichten (in 1879) van de Antirevolutionaire Partij doeltreffend te organiseren.
 
Groen van Prinsterer "een scherpe tegenstelling tussen `droit divin' en `contrat social', tussen de geopenbaarde soevereiniteit Gods en revolutionaire volkssoevereiniteit."
Ook Kuyper vereenzelvigde de volkssoevereiniteit sterk met de ‘diep-zondige opvatting: Niet God, de mensch regeert'.
Kuyper had een duidelijk theoretisch en praktisch antwoord, "een min of meer aan Groen van Prinsterer ontleend alternatief": `soevereiniteit in eigen kring'. "Kuypers leer van de souvereiniteit in eigen kring is de eerste poging van het herlevend Calvinisme om in de gewijzigde situatie tot klaarheid te komen en eigen positie te bepalen tegenover de staat." 
 
Kuyper constateerde, dat het maatschappelijk leven zich steeds wijdvertakter had ontplooid. Elk samenlevingsverband heeft zijn eigen aard en daarom soevereiniteit in eigen kring, hetgeen wil zeggen "dat bevoegdheden binnen deze verbanden rechtstreeks voortvloeien uit Gods macht, zonder tussenkomst van (met name) de overheid. (...) Alle kringen hebben hun eigen, direct van God afhankelijke souvereiniteit."
Ook de overheid heeft soevereiniteit, maar dan alleen binnen haar eigen kring. Die grens mag de overheid niet overschrijden. Vooral tegen dergelijke grensoverschrijding van de overheidsmacht trok Kuyper fel van leer. "Veel van wat hij organisatorisch tot stand gebracht heeft, staat daarmee in verband."  Zijn strijd was voor vrije christelijke scholen (scholen van de ouders en niet van de overheid), een vrije universiteit , een vrije kerk (de kerk moet haar inrichting, opleiding en financiering zelf kunnen behartigen) en ook (!) voor vrije individuen.
 
Kuypers pleidooien beoogden niet alleen de vrijheid van levensontplooiing voor orthodox-protestanten, maar in principe vrijheid voor iedereen; niet alleen voor een verscheidenheid van levensverbanden, maar ook voor die van levensovertuigingen. De verschillende levensovertuigingen moeten zich vrij kunnen ontwikkelen. Het vrije geweten vraagt om een vrije ontplooiing. Net als Groen van Prinsterer zag hij een onverbrekelijke band tussen de vrijheid van geweten, vrijheid van godsdienstoefening, vrijheid van onderwijs en vrijheid van levensontplooiing.
 
Kuyper verdedigde dus een vèrgaande tolerantie, niet meer in de zin van ‘dulden', maar van ‘gelijke rechten'. Daarbij zag hij het calvinisme als de "oorsprong en waarborg onzer constitutionele vrijheden"
 
Abraham Kuyper was dus sterk voor een scheiding van kerk en staat, voor een vrije kerk in een vrije staat.
Hierbij moet een belangrijk `maar' geplaatst worden, namelijk dat Kuyper beslist geen neutrale overheid wilde. Hoewel hij veel van wat de Franse Revolutie had bewerkstelligd niet graag teruggedraaid zou willen zien, keerde hij zich wel fel tegen het beginsel van deze revolutie, ni Dieu ni maître. Centraal stond voor Kuyper Groens - anti-revolutionaire - gedachtengang: "in de franse revolutie werd God in zijn vrijmacht onttroond, en de mensch met zijn vrijen wil op den troon geplaatst."
Het ontbinden van de band tussen kerk en staat heeft voor Kuyper allerminst de consequentie dat ook de band die het staatsleven aan God verbindt doorgesneden moet worden. Dit gebeurde wel in de Franse Revolutie, waarna de staat werd onderworpen aan "de zichzelf als God aanbiddende menselijke geest."
 
Volgens Kuyper hebben kerk èn staat echter beide, elk op hun eigen terrein God te gehoorzamen en zijn eer te dienen.
 
___________________________________________
 
Tijdlijn Groen, Kuyper en ARP
 
Guillaume Groen van Prinsterer, kortweg: Willem Groen
 
Geboren op 21 augustus 1801
 
Het gezin Groen woonde sinds 1805 in het statige en mooie, uit 1635 daterende herenhuis Vreugd en Rust aan de Korte Vijverberg, vlakbij het Binnenhof. Tegenwoordig Kabinet der Koningin.
 
Paaszondag 1818: geloofsbelijdenis in Hervormde Kerk.
 
1818-1823 universitaire studies letteren en rechten
Januari 1823 doctoraal examen letteren
April 1823 doctoraal examen rechten.
 
Op 17 december 1823 promoveert Groen in beide studies, in vloeiend Latijn.
 
Vanaf 22-12-1823 werkt hij bij het Hoog Nationaal Gerechtshof in Den Haag.
 
In 1825 werd hij bijna aangesteld bij de letterenfaculteit in Leiden.
 
Vanaf zijn 25ste levert hij al politiek commentaar.
 
September 1827 nieuwe baan als referendaris bij Kabinet van de Koning, waar voorbereidend ambtelijk werk in dienst van de koning wordt gedaan.
 
12 mei 1828 huwelijk met Elisabeth Maria Magdalena van der Hoop (Betsy)
 
1828-1829 verblijf in Brussel, kennismaking met Réveil
 
Betsy Groen en Caroline de Clerq zetten in 1831 een christelijke naaischool op voor meisjes uit armlastige kringen.
 
1829 Groen schrijft zijn eerste echte politieke geschrift: Volksgeest en Burgerzin over de problematische verhouding tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden.
 
Groen gaf van oktober 1829 tot mei 1832 een politiek tijdschrift uit: Nederlandsche Gedachten.
 
1830 Belgische opstand (definitieve deling pas in 1839)
 
Oktober 1831 toezichthouder Koninklijk Huisarchief
 
Eind 1832-begin 1833 Groen ernstig ziek, bijna dood.
 
1833 definitieve overgang van de Groens tot het Réveil.
 
In januari 1835 kwam het eerste deel van de drukker van de door Groen verzamelde brieven van het vroegere Oranjegeslacht.
 
1840 troonsafstand Willem I
 
Maart 1840: Groen mengt zich in de publieke meningsvorming over de grondwetsherziening.
 
Juli 1840 Groens eerste politieke optreden. Als afgevaardigde van de Staten van Holland naar de Dubbele Kamer (uitgebreide Tweede Kamer). Hoofdthema: onderwijs.
 
Dec. 1840 en jan. 1841 Groen in staatscommissie onderwijs.
 
1841 Groen begint aan beschrijving van hele Nederlandse geschiedenis.
Het eerste Korte Overzigt van de Geschiedenis des Vaderlands, waarin Groen in honderd bladzijden de hele Nederlandse geschiedenis behandeld was in december 1841 klaar.
Het veel omvangrijkere echte Handboek dat in afleveringen verscheen was in 1845 helemaal klaar.
 
Augustus 1845 Eerste vergadering van de Christelijke Vrienden
 
Winterseizoen 1845-1846
Groen houdt een vijftiental lezingen op zaterdagavond, die in 1847 gebundeld zouden worden onder de titel Ongeloof en Revolutie
 
1846-1848 hoogtepunt van Groen als publicist.
 
1848 Europees revolutiejaar
 
Maart 1848 Koning Willem II benoemt een commissie voor grondwetswijziging waarin uitsluitend liberalen zaten o.l.v. Thorbecke. In april was het ontwerp voor een ingrijpende grondwetsherziening al klaar. In oktober aangenomen. Nederland kent sindsdien ministeriële verantwoordelijkheid, directe verkiezingen van Tweede Kamer, vrijheid van onderwijs, godsdienst, vereniging en vergadering.
 
1849 Groen voor eerst in Tweede Kamer.
 
1850 Kabinet Thorbecke
Thorbecke concentreerde zich op Kieswet, Gemeentewet en Provinciewet.
 
10 april 1850 Groen stelt partijvorming aan de orde bij de Christelijke Vrienden en legt uit dat dat dus lokale kiesverenigingen, beginselprogramma’s en propaganda veronderstelt. Hij achtte actieve ondersteuning van zijn Kamerwerk noodzakelijk. De antirevolutionairen moesten zich aaneensluiten.
 
Voorjaar 1851: in Amsterdam werd Nederland en Oranje opgericht, de moeder aller antirevolutionaire kiesverenigingen.
 
1851 Sterk verzet van Groen tegen Gemeentewet.
 
1852 Thorbecke durft zich niet te wagen aan een nieuwe onderwijswet, maar jaagt alle protestanten tegen zich in het harnas met zijn ontwerp voor een armenwet.
 
Juni 1853 Verkiezingen waren anti-Thorbecke, anti-katholiek en gaven een electorale ruk naar rechts.
 
Het parlementaire jaar 1853-1854 rampjaar voor antirevolutionairen.
1854 Groen werd niet herkozen.
1854 was ook het einde van de Christelijke Vrienden
 
1855 Groen toch weer in de Kamer. Strijd tegen de onderwijswet van minister Van Reenen.
 
Mei 1856 Groen bijna premier of minister.
 
1857 nieuwe onderwijswet van Van der Brugghen. Groen neemt ontslag als Kamerlid. Het Réveil in Nederland definitief uit elkaar. Groen keert terug naar Koninklijk Huisarchief.
 
Voorjaar 1861 Oprichting vereniging Christelijk-Nationaal Schoolonderwijs. Groen voorzitter.
 
1862 Groen weer in Kamer, Thorbecke weer premier.
 
Vanaf 1864 contact tussen Groen en de jonge predikant A. Kuyper uit Beesd.
 
Voorjaar 1865 Ontslag als Kamerlid naar veel ziekte
 
1867 Groen stuurt Ongeloof en revolutie en foto naar Kuyper.
Najaar 1867 Kuyper verruilt kleine Beesd voor grote Utrecht
 
1868 Groen is ontevreden met de zittende AR-Kamerleden en probeert zelf weer gekozen te worden, maar zonder succes.
 
1869 Oprichting centraal comité voor verkiezingen met één programmapunt: de strijd voor het christelijk onderwijs.
 
Mei 1869 Groen en Kuyper drukken elkaar voor het eerst de hand.
 
1871 Kuyper wil een breder programma. Conflict tussen Groen en Kuyper over kandidaatstelling. Verkiezingen worden ramp
Groens betrekking bij het Koninklijk Huisarchief eindelijk ten einde
 
1 april 1872 Dagblad de Standaard verschijnt
 
Juni 1872 Oprichting van het Anti-Schoolwetverbond, een landelijke actiebeweging die het opnam voor de bijzondere school.
 
1874 Kuyper komt voor ’t eerst in de Tweede Kamer.
 
Februari 1876 Kuyper overspannen naar het buitenland.
 
19 mei 1876 overlijden Willem Groen
14 maart 1879 overlijden Betsy Groen
 
 
3 april 1879 oprichtingsvergadering van de ARP.
In de openingsrede besteedde Kuyper uitgebreid aandacht aan Willem én Betsy Groen.
Het richtlijnenprogramma van de eerste Nederlandse politieke partij heet ´Ons Program´
 
1886 Grote groep ´dolerenden´ verlaat de Nederlandse Hervormde Kerk o.l.v. Kuyper
1888-1891 Confessionele meerderheid in de Tweede Kamer o.l.v. ARP-er mr. A.E. baron Mackay. Subsidie voor christelijke scholen.
1892 Dolerenden en een deel van de afgescheidenen (die de Hervormde Kerk in 1834 verlaten hadden) richten de Gereformeerde Kerken in Nederland op
1901-1905 Abraham Kuyper minister-president
 
1901-1940 ARP vrijwel onafgebroken in de regering
 
1905 De Synode van de Gereformeerde Kerken haalt ‘de 21 woorden’ uit artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis
1908 Oprichting Christelijk-Historische Unie (CHU), bestaande uit de Christelijk-Historische Kiezersbond, de Bond van Kiesverenigingen op Christelijk-Historische grondslag en de Vrije Antirevolutionairen
1908-1913 ARP-er Th. Heemskerk minister-president
1917 ‘Pacificatie’: recht op bijzonder (christelijk) onderwijs en algemeen kiesrecht constitutioneel vastgelegd
 
8 november 1920 Overlijden (te Den Haag) van Abraham Kuyper, staatsman, politicus, journalist, theoloog, oprichter van de ARP en van de VU, en kerkhervormer
 
Zie voor meer o.a. data Aangeenbrug en Valkenburg, Inschikken en opschuiven (Amsterdam 2002)

« Terug

Nieuwsarchief > 2004

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari