Probleem mondiale armoede niet op landbouw afschuiven

dinsdag 07 januari 2003 07:14

In het ND van 21 december stelt Niek Vogelaar, onder de kop “Overvloed, onrecht en onbehagen”, het schreeuwende onrecht van een wereld met hebzuchtige rijken en wanhopige armen aan de kaak. Op een indringende wijze tekent hij die tegenstelling.

Onderstaand opinieartikel is vandaag in ingekorte vorm verschenen in het Nederlands Dagblad onder de titel "Zij ook diensten, wij ook boeren"

In het ND van 21 december stelt Niek Vogelaar, onder de kop “Overvloed, onrecht en onbehagen”, het schreeuwende onrecht van een wereld met hebzuchtige rijken en wanhopige armen aan de kaak. Op een indringende wijze tekent hij die tegenstelling. Enerzijds massale sterfte ten gevolge van armoede, hongersnood en aids en anderzijds sterfte ten gevolge van genotzucht, overgewicht en welvaartsziekten. Met een belangrijk deel van zijn analyse zijn we het eens. Het gaat erom dat we in het persoonlijk en maatschappelijk leven een verantwoord evenwicht weten te vinden. Daarbij mogen we welvaart als zegen van onze hemelse Vader zien. Tegelijkertijd moeten we die welvaart (willen) delen en mogen we niet verslaafd zijn aan het aardse goed. Vogelaar schetst de tijdgeest, van de samenleving die van de ene flinterdunne gekte naar de andere holt, scherp. Terecht pleit hij voor het vullen van deze geestelijke leegte “…met christelijke waarden van recht en gerechtigheid.”. Daarnaast roept hij op tot verzet “…tegen gevoelens van onmacht en cynisme en de teloorgang van wereldverbeterende idealen.”. We mogen ons niet bij deze situatie neerleggen.

Met deze diagnose zijn we het van harte eens. Met de aanbevolen therapie kunnen we echter minder goed uit de voeten. Deze lijkt op gespannen voet te staan met de eigen analyse, legt het primaat teveel bij de economie en schuift (de oplossing van) het probleem te eenzijdig door naar de landbouwsector in zowel de westerse als de derde wereld. Het gevolg van deze benadering zal zijn dat nieuwe onevenwichtigheden op mondiaal niveau ontstaan, met alle gevolgen van dien. Het middel zou daardoor wel eens erger dan de kwaal kunnen zijn. Het komt ons voor dat deze spanning niet los kan worden gezien van de onderliggende visie op de functie en verantwoordelijkheid van de (grondgebonden) landbouw in de samenleving.

Vogelaar vraagt zich af in hoeverre wij collectief schuldig zijn: “is onze welvaart hun armoede?”. Zijn antwoord: “Ja, voorzover wij de milieuruimte in de wereld opmaken. Nee als wij door mondialisering en handel de arme landen ‘meetrekken’ in onze ontwikkelingsgang.”. In het licht van zijn voorgaande analyse lijkt ons dit een discutabele conclusie. Trekken we die arme landen op deze manier ten principale niet mee in de richting van de zojuist bekritiseerde welvaartsziekten, jachtigheid, gekte en het door geldzucht gedreven economisch systeem? Accepteert Vogelaar hier niet te makkelijk het huidige westerse welvaartspeil als nastrevenswaardig doel voor de hele (derde) wereld? Natuurlijk wil ook de derde wereld de westerse levensstandaard bereiken. Ook de materialistische (tijd)geest is geglobaliseerd. Deze ontwikkeling zal tot een verveelvoudiging van het energieverbruik, het grondstoffengebruik en van de milieudruk leiden Een rechtvaardiger verdeling van de welvaart zal toch ook moeten betekenen een redúctie van de milieudruk. Dat zal eerder leiden tot een verlaging dan een verdere verhoging van het welvaartspeil van de westerse wereld. Overigens hoeft dat geenszins een verlaging van het welzijn te betekenen!

Vogelaar bepleit in de strijd tegen de mondiale tweedeling een voortgaande globalisering, zij het op een ethisch verantwoorde manier. Naast vele waardevolle suggesties stelt hij daarbij een totale liberalisering van de landbouw centraal. Het is aldus Vogelaar “…dringend nodig dat we in de wereld de taken daadwerkelijk anders verdelen en de specialisatie vergroten. Zij de landbouw en wij de grootschalige diensteneconomie.”. Ons inziens scheert Vogelaar hier de landbouw op een onterechte wijze over één kam met elke willekeurige economische activiteit. Daarmee doet hij onrecht aan de eigen aard, plaats en functie die de landbouw in de samenleving heeft of zou moeten hebben.
Wij achten een dergelijke ontwikkeling ook niet wénselijk. Waarom zij niet óók de diensten en wij niet óók de landbouw, al was het alleen maar voor het waarborgen van een onafhankelijke voedselvoorziening. We mogen de landbouw niet ten behoeve van een soort mondiaal “liberaliseringsexperiment” in de waagschaal stellen. Een dergelijke ontwikkeling is immers vrijwel onomkeerbaar. Als een samenleving zijn boeren eenmaal kwijt is krijg je die niet meer terug. De (grondgebonden) landbouw vervult in elke samenleving zulke grote publieke doelen dat ze als onmisbaar onderdeel hiervan moet worden aangemerkt.
Globalisering en liberalisering lossen de fundamentele problemen ook niet op. Het zal juist leiden tot een keiharde wereldwijde concurrentie van boeren, waarbij de zwakkeren, het milieu en de dieren de dupe worden. Globalisering en liberalisering worden immers ingegeven door dezelfde geldzucht en hebzucht die Vogelaar juist aan de kaak wil stellen. Ook uit onderzoek van de Wereldbank blijkt dat liberalisering van het landbouwbeleid van de rijke landen in die rijke landen leidt tot een welvaartgroei van 90 dollar per hoofd van de bevolking en in de arme landen slechts van 1,3 dollar. De welvaartsverschillen worden dus zelfs groter! Uit onderzoek van de Erasmusuniversiteit en het LEI blijkt dat liberalisering van andere sectoren dan de landbouw voor de arme landen meer zoden aan de dijk zet. Landbouwproducten zijn economisch minder aantrekkelijk dan diensten. Een specialisatie waarbij het westen de diensten levert is impliciet dus eigenlijk een pleidooi om het beste voor jezelf te houden…

De ingeslagen weg van liberalisering en dus prijsverlagingen, is naar onze mening funest voor een sociaal, landschappelijk en ecologisch verantwoorde landbouw in zowel de derde- als de westerse wereld. De boeren in de derde wereld en de westerse wereld behoéven ook niet tegen elkaar te worden uitgespeeld. Wat er moet gebeuren is dat de landbouwproductie meer regionaal, b.v. op het niveau van werelddelen, wordt georganiseerd, dat overschotten niet op andere markten worden gedumpt en dat boeren een fatsoenlijke prijs krijgen voor hun producten. Daarvoor is een systeem van productiebeheersing nodig, gekoppeld aan prijsbescherming via importheffingen. De EU-productie kan dan b.v. zover worden teruggebracht dat exportsubsidies kunnen worden afgeschaft.Voor melk betekent dat naar onze schatting een productievermindering met 5 tot 10%. De prijzen voor de boer zullen daardoor stijgen. Doordat de druk op de wereldmarkt vermindert, gaan daar de prijzen ook omhoog. Ontwikkelingslanden zullen van deze ontwikkelingen profiteren. Primair doordat ze hun eigen landbouwmarkten ongestoord kunnen ontwikkelen en in stand houden. Daarnaast kan binnen het kader van de beheerste productie aan ontwikkelingslanden ruimte worden geboden voor de afzet van producten naar de West-Europese markt zonder dat dit ten koste gaat van de boeren in de EU. De economieën van de derde wereldlanden zouden voorts een enorme impuls krijgen wanneer deze landen hun eigen producten als koffie, thee, specerijen etc, ook in eigen land tot halffabrikaat of eindproduct zouden kunnen verwerken en vervolgens exporteren. Het komt ons voor dat binnen een dergelijk systeem “de gedeelde wereld” op een evenwichtiger wijze “heling” kan worden geboden.

Dick Stellingwerf en Cees van Bruchem zijn respectievelijk kandidaat Tweede Kamerlid en Eerste Kamerlid voor de ChristenUnie.

« Terug

Nieuwsarchief > 2003

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari