Column Segers: Een tijd die nooit meer terugkomt (ND)

columnndvrijdag 21 oktober 2011 15:51

Het was na afloop van een zondagmiddagdienst met een catechismuspreek, ergens in het oosten van het land. De volle gereformeerde kerk liep langzaam leeg en een zesjarig meisje trippelde over het podium voor de preekstoel.

Ze had een rokje aan, een strik in haar haar en een tasje over haar schouder, met daarin vermoedelijk de resten van het halve rolletje King dat haar moeder haar had gegeven. Ik keek naar haar en zag een kind van een wereld die voorbij zou gaan. Vroeg of laat, onvermijdelijk. Ik zag mijn eigen jeugd van verstilde zondagen, van levendige jeugdverenigingsavonden, druk bezochte Bondsdagen en een helder overzicht van de kerkelijke kaart van Nederland. Het was heimwee, heimwee naar de oude ­berijming van psalm 56:

Ik roem in God; ik prijs ‘t onfeilbaar woord;

Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord.

‘k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord.

Mijn dochters groeien op in een andere wereld, een andere kerk, met andere muziek en hebben nu al meer van de wereld gezien dan ik op mijn twintigste. Zij hebben op zondag geen rolletje King, zullen nooit de opwinding van een Bondsdag begrijpen of meemaken en nooit iets voelen bij die wonderlijke woorden van psalm 56. Het kan me spijten, zonder dat ik spijt heb van de keuzes die hen in die andere wereld deden belanden. Het is melancholie die ik mezelf toesta, zonder dat ik hen dwing iets te voelen wat ik ooit ervoer. De wereld van mijn jeugd gaat voorbij ­zoals een seizoen van het jaar.

Het is eenzelfde soort treurig omkijken als van kerkgangers die de tweede kerkdienst op zondag leger zien worden. Die met pijn in hun oren moeten horen hoe het orgel overstemd wordt en die bij al die nieuwe liedjes geen idee hebben of de volgende noot nu omhoog of omlaag gaat. Die misschien wel de sluiting van hun kerk hebben meegemaakt. Het lijkt op de weemoed van psalm 42 als de dichter noodgedwongen ver weg van Jeruzalem is en zich herinnert hoe hij meeliep ‘in een dichte stoet en optrok naar het huis van God’. Zijn ziel werd er verdrietig van. Hoe herkenbaar voor al die mensen met heimwee naar volle kerken en vertrouwde liederen.

Deze heimwee en weemoed zijn eigenlijk wel mooie emoties. Het is een warme waardering voor wat onze ouders ons hebben overgedragen, voor de vormen die ons dichter bij God hebben gebracht. Maar het gaat mis als weemoed omslaat in bitterheid. Als we uit heimwee naar vroeger onze kinderen het leven zuur maken. Als we ons niet eens meer kunnen voorstellen dat God ook weleens andere vormen kan gebruiken.

Als we christenen van het ‘nog wel’ en ‘helaas niet meer’ worden, als alles wat nu gebeurt per definitie verlies is. Als we een kerkelijke gemeente gijzelen met ons heimwee naar vergane glorie en een bitterheid over al het nieuwe.

Christenen zijn geen mensen van gisteren en eergisteren. Het christelijke belijden gaat niet over wat we ‘nog’ geloven, een kerkdienst is geen verzameling van rituelen waar we ‘nog’ aan vasthouden. Christelijke politiek is geen restauratiepolitiek, die alleen maar tegenstribbelt terwijl de ontwikkelingen ons van alle kanten inhalen. Het grootste verlangen van de dichter van psalm 42 was dat naar God zelf. ‘Eens zal ik hem weer loven, mijn God die mij ziet en redt.’ Christenen zijn mensen van morgen. Als ze terugkijken, zien ze Gods trouw, ook in de eigenaardigheden van iedere tijd. Als ze vooruit kijken, zijn ze mensen van de hoop.

Ik ben ontzettend benieuwd naar de nieuwe woorden, nieuwe liederen, nieuwe gemeentestichtingen, nieuwe boeken met nieuwe gedachten die nog allemaal gaan komen. Ik ben ontzettend benieuwd waarover mijn dochters en hun tijdgenoten zich druk zullen gaan maken en hoe God hen gaat gebruiken. Bij alles waarbij je je hart vasthoudt in deze wereld, is het razend spannend om te zien hoe God nieuwe wegen bewandelt met landen als Brazilië, Korea, China. We horen de voetstappen van de Heer.

Een prachtige cantate van Bach zingt: ‘Wachet auf, ruft uns die Stimme’. Die stem is geen echo van een grijs verleden, maar muziek uit een nieuwe wereld die op ons wacht. Het beste moet nog komen. ‘Solche Freude’.

Deze column verscheen ook in het Nederlands Dagblad van 21 oktober.

« Terug

Nieuwsarchief > 2011

december

november

oktober

september

augustus

juli

juni

mei

april

maart

februari

januari