Bijdrage Carola Schouten aan het algemeen overleg Deeltijdonderwijs

donderdag 19 april 2012 00:00

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten met de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in een algemeen overleg met staatssecretaris Zijlstra van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwerp:   Deeltijdonderwijs

Kamerstuk:   31 288

Datum:            19 april 2012

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Een "leven lang leren", "van werk naar werk": dit zijn allemaal termen die dit kabinet hoog in het vaandel heeft staan en terecht. Het is namelijk belangrijk dat wij onze scholing en kennis op peil houden en dat er dus veel mogelijkheden zijn om dat te doen. Nu is er wel een probleem. Het aandeel van het deeltijdonderwijs daalt. De staatssecretaris heeft een analyse losgelaten op de vraag waarom dit zo is en komt vervolgens tot de oplossing. Hij heeft ResearchNed een aantal zaken laten bekijken en die organisatie komt met een aantal conclusies, bijvoorbeeld dat de recente beleidsmaatregelen als de langstudeermaatregel en de bekostiging van de tweede studie een rem zetten op de deelname.

Mevrouw Lucas (VVD): Mevrouw Schouten zegt nu eigenlijk hetzelfde als de heer Van der Ham. Zij doen nu net alsof de langstudeerregeling heeft bijgedragen tot een afname van het aantal deeltijdstudenten, maar de afname is al lang geleden ingezet en de langstudeerregelnig moet nog in werking treden. Toch hebben wij de afgelopen tien jaar een halvering gezien van het aantal deeltijdstudenten aan bekostigde instellingen. Om dit aan de langstudeerregeling te wijten, vind ik dus een beetje een bijzondere gevolgtrekking.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik was nog maar net begonnen om een aantal conclusies uit het rapport van ResearchNed aan te halen. De staatssecretaris zelf zegt dat het interessant is om daarnaar te kijken. Mijn conclusie daarover heeft men nog niet gehoord. Dit is puur wat de onderzoeker heeft geconstateerd. Ik ga dus even door.

Verder is er een gestegen behoefte aan maatwerk en flexibiliteit, waardoor de lat voor opleidingen hoger is te komen liggen. Bovendien zet de economische crisis een rem op scholingsuitgaven. Vervolgens plakt de staatssecretaris daar zijn eigen conclusies aan vast. Hij zegt dat de voltijdstudent te veel als norm wordt gezien en dat het deeltijdaanbod te weinig aandacht krijgt binnen de bekostigde instellingen. Daarnaast verdwijnt het aanbod van kleine deeltijdopleidingen omdat deze niet rendabel zijn door de kleine aantallen deelnemers.

De staatssecretaris komt daarmee uit op een analyse van vier scenario's. Er is eigenlijk maar één scenario dat hij als de oplossing ziet. Het kader waarop de staatssecretaris dat baseert, is mij vrij onduidelijk. Ik wil daarom graag van de staatssecretaris horen hoe hij alles heeft afgewogen. Hij heeft wel plusjes en minnetjes vermeld, maar waar die op zijn gebaseerd is mij vrij onduidelijk.

De staatssecretaris schiet ook meteen het eerste scenario af, namelijk het verbeteren van het huidige wettige kader. Hij zegt immers dat daar niet genoeg prikkels in zitten om het flexibeler te maken. Juist het flexibeler maken van het wettelijk kader biedt volgens ResearchNed zelf al heel veel mogelijkheden om meer maatwerk te bieden aan deeltijdstudenten. Waarom wil de staatssecretaris die optie niet overwegen? Heeft hij die optie serieus besproken met de HBO-raad en de instellingen daar? Ik kan ook een heel concreet voorbeeld geven van de manier waarop het ministerie van de staatssecretaris op dit moment dit soort flexibiliteit blokkeert. Ik ken twee onderwijsinstellingen, Driestar en DORVO, die een speciaal programma met flexibiliteit en maatwerk hadden ontwikkeld om bepaalde vakken in het onderwijs aan te bieden. Dat programma is echter afgeschoten door het ministerie, omdat het niet paste in de wet- en regelgeving. Mijn stelling is dat er binnen de huidige wet- en regelgeving al behoorlijk wat opties zijn om de flexibiliteit te vergroten. Ik vraag mij af waarom de staatssecretaris daar niet serieus naar gekeken heeft.

De heer Beertema (PVV): Ik vind het allemaal heel handig gevonden. Ik sluit mij echter aan bij een van de vorige sprekers die zich afvroeg waar mevrouw Schouten met al dit soort slimme voorstellen was toen al die tienduizenden deeltijdstudenten jarenlang aan hun lot werden overgelaten en al die private ondernemingen het op eigen houtje moesten doen. Waar was de solidariteit toen? Bestonden die mensen niet? Wat is dit toch voor onzin.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik persoonlijk zit hier nog maar een jaar. Wat er in de afgelopen tien jaar is gebeurd, kunt u mij persoonlijk niet aanrekenen. Ik heb niet het gevoel dat men die mensen in de kou heeft laten staan, zoals de heer Beertema suggereert. Heel veel mensen kiezen zelf voor ofwel het bekostigd onderwijs ofwel het private onderwijs. Men kiest voor het private onderwijs omdat daar bijvoorbeeld goede afspraken worden gemaakt met werkgevers over de opleiding die wordt gegeven. Dat is altijd zo geweest en dat kan nog steeds. Dat is prima. Wij doen nu net of er in het deeltijdonderwijs allemaal heel zielige figuren zaten, maar dat is helemaal niet zo.

De heer Beertema (PVV): Ik wil het toch graag omkeren. U doet net alsof de deeltijdstudenten die aangewezen zijn op het bekostigde onderwijs heel zieilge figuren zijn. What's the bloody difference? Ik begrijp dit met recht en reden niet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Mijn betoog zojuist was erop gericht om te vragen waarom het hele stelsels gewijzigd moet worden. Je kunt daarbinnen ook een aantal wettelijke kaders die wij hier stellen -- wij zijn er dus bij -- flexibeler maken. Ik vraag mij af of je dan nog een hele stelselwijziging nodig hebt. Ik betwist dat.

De heer Beertema (PVV): Afsluitend kan ik zeggen dat de ChristenUnie waarachtig heel erg onliberaal is en inderdaad kennelijk het kartel van het hogere onderwijs dat nu bestaat, een soort DDR-achtig systeem, in stand wil houden. Dat is mijn conclusie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): De stelling dat de ChristenUnie onliberaal is, is voor mij alleen een bevestiging dat ik hier een goed betoog aan het houden ben.

De heer Jasper van Dijk (SP): Eerlijk gezegd heb ik geen vraag. Overigens wordt dat DDR-systeem nu ingevoerd, met die voorkeurstudies van Zijlstra, maar dat even terzijde. Ik voel mij aangesproken door de heer Beertema -- mevrouw Lucas zei dat ook al -- door de vraag: waar was de oppositie toen de mensen particuliere deeltijdstudies volgden? Dat is echt een onzinredenering. Er zijn gewoon particuliere opleidingen. Daar kunnen mensen voor kiezen. Het gaat hier om het publieke aanbod dat wordt afgebroken. Er zijn ook privéscholen in het middelbaar onderwijs. In dat verband zegt men ook niet dat de publieke middelbare scholen maar moeten worden afgebroken, want dat is valse concurrentie.

De heer Beertema (PVV): Aan wie stelt de heer Van Dijk deze vraag?

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik zei al dat het een opmerking was.

Mevrouw Lucas (VVD): Dan wil ik ook graag even een opmerking maken.

De voorzitter: Dat is prima, maar het gaat af van uw interruptietijd bij anderen.

Mevrouw Lucas (VVD): Ik vraag mij af voor wie de heer Van Dijk hier zit. Zit hij hier voor het belang van de student of voor het belang van de bekostigde instelling? Zo ken ik de heer Van Dijk absoluut niet, maar zo spreekt hij vandaag wel. Wij proberen een kartel van de HBO-raad te doorbreken dat al jaren bestaat. Ik snap de pavlovreactie van die raad. Ik deel alleen hun oneigenlijke argumenten niet. Ik vraag de heer Van Dijk dus om op te komen voor de student en dan zal hij dus gaan voor dit systeem, waarbij de vraag van de student eindelijk centraal komt te staan.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is echt onzin.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter, mag ik mijn betoog vervolgen? Het moge duidelijk zijn dat de fractie van de ChristenUnie geen voorstander is van het voorstel van de staatssecretaris. Ik vraag mij ook af of de staatssecretaris niet te kort door de bocht gaat als hij het wo en het hbo op een hoop gooit. De aanbodproblemen worden vooral in het wo gesignaleerd. Hogescholen hebben een veel groter aandeel deeltijdstudenten ten opzichte van voltijdstudenten. Zij worden hiermee dus financieel veel harder getroffen. Wordt hiermee niet een groot deel van de financiële zekerheid van de hbo-instellingen weggeslagen? Wat betekent dit bovendien voor het hoofdlijnenakkoord dat de staatssecretaris heeft gesloten? Deze vraag heb ik al eerder gesteld. Daar zat namelijk een ontbindende voorwaarde met betrekking tot de financiën. Is hij van mening dat daar nog aan voldaan wordt of ziet hij de kans dat dit wordt opengebroken?

Ik heb ook heel veel vragen over de vouchers. Daarover is nog heel veel onduidelijk. Hoe wordt bijvoorbeeld het plafond bepaald? Wie bepaalt er welke opleidingen daarvoor in aanmerking komen? Wordt het een prestatiebeurs inclusief een afstudeertermijn of gaat het via een fiscale oplossing? Dit zijn te veel vragen om te stellen. Kan de staatssecretaris hier concreter op ingaan voordat wij hierover überhaupt spreken met elkaar?

Ik kom bij de overgangsmaatregel voor de langstudeerders. De staatssecretaris zegt dat lang studeren veelal het gevolg is van persoonlijke omstandigheden van deelnemers. Bovendien zijn relatief meer deeltijdstudenten dan voltijdstudenten langstudeerders, met name in het wo. De staatssecretaris stelt dat het comprimeren van opleidingen ten koste kan gaan van de gewenste flexibiliteit in het deeltijdonderwijs. Ik voorzie echter dat met deze maatregel juist heel wat studies gecomprimeerd zullen worden. Er is bijvoorbeeld een aantal studies met 90 studiepunten. Het wordt een probleem als deze studies straks ook onder de langstudeermaatregel vallen. Bij die studies wordt dus gecomprimeerd -- zullen wij het maar noemen -- om wel hieraan te voldoen. Dat wil de staatssecretaris echter niet. Hoe ziet hij deze discrepantie?

Via het profileringsbudget wil de staatssecretaris een groep deeltijdstudenten tegemoetkomen, namelijk met 10 mln. Kan de staatssecretaris een inschatting ervan maken hoeveel langstudeerders hier straks voor in aanmerking komen en hoeveel dit per student zal worden? Bovendien is het profileringsbudgetfonds al een fonds waar heel veel -- ik zeg het maar zo -- naartoe wordt gekieperd. Ik denk hierbij aan de hardheidsclausule van het amendement-Rouvoet, maar ook aan het aanstaande amendement van mevrouw Lucas en de heer Van der Ham. In al deze gevallen wordt naar het profileringsfonds verwezen. Misschien zijn daar goede redenen voor. Ik vraag mij echter wel af of universiteiten straks niet in de knel komen met alle keuzes die zij daarover gaan maken. Of wordt die 10 mln. echt een geoormerkt budget specifiek voor de langstudeerders? Graag krijg ik wat meer achtergrond daarover.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

december 2019

juni

september 2018

juni 2017

mei

april

februari

januari

december 2016

november